Transcript dit nummer
VOOR EEN DUURZAME WERELD WAARDIG WERK: 3 JAAR NA RANA PLAZA Interview ILO-topman Guy Ryder Hoe fair is chocolade? SYRIËRS IN DE VERDRUKKING HET WONDER VAN PARIJS Nr 1/ 2016 • DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X Overzicht JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 4/5 > 34 / 35 > 38 / 39 > Waardig werk aan de winkel Een volk zonder uitweg Het ‘wonder’ van Parijs © Adam Cohn > DOSSIER WAARDIG WERK 6 Werken na de ramp 24-25 Huishoudwerkers in Peru treden uit de schaduw 7 Leven en laten leven 26-27 Slavernij in de 21ste eeuw 8-9 Iedereen koning 10-11 Kledingvakbonden in de bres voor waardig minimumloon in Cambodja! 12-15 De vele hordes naar waardig werk voor iedereen 16 De Internationale Arbeidsorganisatie in een notendop 17 Hoe steunt België vakbonden en ngo’s in hun strijd voor waardig werk? 18-19 Kinderarbeid blijft hardnekkig probleem 20-22 Chocolade, een genoegen voor iedereen? 23 Sociale bescherming voor iedereen 2 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I 28-29 Armoede werkt kinderhandel in de hand 30-31 Handtassen maken in België en Senegal 32 Scholing als springplank voor arbeidsmarkt 33 Cultuur als hefboom voor sociale verandering Gratis b t op: abonnement www.glo-be.be of per mail aan: [email protected] (ook voor opzegging) 36 De vluchtelingencrisis en de 4de pijler Wil je de laatste nieuwtjes over de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ontvangen? 37 ‘Ondanks mijn handicap ben ik professioneel volledig zelfstandig’ Volg ons op facebook (Diplomatie.Belgium) of op www.dg-d.be en Glo-be.be 40-41 Vogels zonder grenzen 42-43 Rondom de Glo.be BESCHIKBAAR IN TABLETVERSIE VOOR EEN DUURZAME WERELD Een hefboom voor welzijn © Dieter Telemans Driemaandelijks magazine van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Redactie : Ontwikkelingssamenwerking – DGD Karmelietenstraat 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail : [email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat : Chris Simoens, Stefanie Buyst, Benoit Dupont, Astrid De Vos, Louis Bersini, Mia Van Aken Layout en productie : www.mwp.be Met dank aan: Sonja Keppens, Eddy Nierynck De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Glo.be verschijnt 4 maal per jaar om de 3 maanden. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ijvert met haar partners voor een rechtvaardige, eerlijke en duurzame wereld waar iedereen in vrede, veiligheid en vrijheid kan leven, zonder armoede. Om dat te bereiken bepaalt ze het beleid en de activiteiten, gefinancierd door de federale overheid, die voornamelijk uitgevoerd worden door de Belgische Technische Coöperatie BTC en door non-gouvernementele en multilaterale actoren. rie jaar geleden, op 24 april 2013, stortte de textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh als een kaartenhuisje in elkaar. Balans: 1.138 doden en meer dan 2.000 gewonden. De ramp was een symptoom van een verziekte textielindustrie die haar voeten veegt aan het fundamenteel recht op waardig werk. Sindsdien zijn de kledingketens en de consumenten iets bewuster van het mensenleed dat schuil gaat achter een goedkope T-shirt. Jammer genoeg blijven economische wetten veel van onze gedragingen dicteren. Als het erop aan komt, primeert meestal de (zo laag mogelijke) prijs. Ondertussen bieden enkele bescheiden pioniers al ‘eerlijke kledij’ aan tegen schappelijke prijzen. D In dit nummer gaan we dieper in op de veranderingen die sinds Rana Plaza hebben plaatsgevonden. Het moge duidelijk zijn: de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) heeft nog vele hordes te nemen vooraleer ze haar grote doelstelling ‘waardig werk voor iedereen’ kan realiseren. ILO-topman Guy Ryder haalt er enkele aan: de toenemende werkloosheid, de 1,5 miljard kwetsbare werkenden, de hardnekkige discriminatie van vrouwen, het in vele landen moeizaam vakbondswerk… Om nog te zwijgen over de miljoenen semi-slaven die – zelfs in de 21ste eeuw – in onmenselijke omstandigheden moeten (over) leven. En over kinderarbeid en kinderhandel. Hoeveel kinderzweet kleeft aan ons heerlijk stukje chocolade? ILO is de oudste organisatie van de Verenigde Naties. In 2019 viert ze haar 100-jarig bestaan. Al bijna een eeuw lang timmert ze onverdroten aan de weg voor waardig werk, dikwijls in de schaduw van het hete nieuws. Ze doet dat met een unieke formule waarbij regeringen, werkgevers en vakbonden oor hebben voor elkaar. Tal van conventies en aanbevelingen sturen en stuwen de lidstaten om eindelijk werk te maken van waardig werk. ILO is dan ook een uiterst belangrijke partner van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Waardig werk vormt immers een stevige hefboom voor ontwikkeling en menselijk welzijn. Dat gaat veel verder dan louter ‘voldoende verdienen’, hoeveel dat ook mag betekenen voor de ontelbare armen. Waardig werk biedt ook een zinvolle, sociale bezigheid, een gezond zelfbeeld, structuur, zelfontplooiing… editoriaal Ook 3 jaar na de instorting van het textielbedrijf Rana Plaza blijft waardig werk in de textielindustrie veeleer de uitzondering. Zoals in dit ambachtelijk textielbedrijfje in Marokko dat behoorlijk waardige werkomstandigheden biedt. De uitdagingen zijn gigantisch. Toch blijft ILO-chef Guy Ryder optimistisch. Hij steunt zijn optimisme op een krachttoer van de internationale gemeenschap: de realisatie van een alomvattende agenda voor duurzame ontwikkeling waar iedereen achter staat, met ambitieuze, maar realistische doelstellingen. Die internationale gemeenschap kon alvast putten uit de jarenlange ervaring van ILO: de betrokken partijen focussen er niet op hun uiteenlopende belangen, maar op hun gedeelde waarden en doelstellingen. Hopelijk verliezen we die les nooit uit het oog. DE REDACTIE I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 3 WAARDIG WERK Drie jaar nadat in Bangladesh het fabriekscomplex Rana Plaza als een kaartenhuisje in elkaar zakte, is de textielsector veel veranderd – ten goede. Aan de initiatieven die de textielarbeiders beschermen, dient echter nog steeds gesleuteld te worden. Aan echt waardig werk in de textielsector is nog werk aan de winkel! SARAH VANDOORNE 1.138 Veiligheid De internationale actie ging echter veel verder dan de loutere compensatie van het leed van 1.138 dodelijke slachtoffers, hun nabestaanden en de meer dan 2.500 gewonden. Het probleem is immers structureel verankerd. Zo laten de veiligheidsnormen in de hele sector te wensen over. Om de brand- en gebouwveiligheid op te krikken, werd het Bangladesh Akkoord gesloten. Merken die dat akkoord ondertekenen – inmiddels 213 in totaal – moeten hun leveranciers bekendmaken, instemmen met inspecties en de middelen voorzien opdat eigenaars van onveilige fabrieken broodnodige renovaties kunnen doorvoeren. Voor het eerst treedt een bindend contractueel instrument in voege dat de kledingmerken effectief financiële verplichtingen oplegt. De sector heeft sinds de ramp betekenisvolle stappen ondernomen en partnerschappen afgesloten die op lange termijn verandering kunnen teweeg brengen. Volgens professor Mohammad Jahangir Alam (Bangladesh Agricultural University) is er nu al heel wat veranderd: ‘Internationale opkopers hebben de sector druk opgelegd. Samen met heel wat organisaties volgen ze de arbeidsomstandigheden in de textielindustrie op de voet.’ © 2012 Abir Abdullah for ADB doden onder het p u i n va n R a n a Plaza. Dat is de keerzijde van een lucratieve medaille van een textielsector met een ondermaatse sociale bescherming in lageloonlanden zoals Bangladesh. Samen met middenveldorganisaties greep de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) dit momentum aan om duidelijk te maken dat de sector in bedenkelijke papieren zit. Arbeiders kennen er hun rechten niet wat tot misbruik leidt. Zo worden ze gedwongen om onder korte termijncontracten te werken. De lonen liggen zeer laag en wie steun zoekt bij een vakbond verliest vrijwel zeker zijn job. Compensatiefonds Uit vrees voor dergelijke represailles, durfden de slachtoffers en de nabestaanden van de ramp niet reageren. Om die reden werd het Rana Plaza Compensatiefonds in het leven geroepen, kledingmerken werden aangespoord om te doneren. Na meer dan twee jaar wachten, werd in juni 2015 de vooropgestelde kaap van 30 miljoen dollar bereikt. Hoewel het minimum zeer traag opgehaald werd, voorspelt het proces veel goeds. Om de kaap te bereiken, moesten immers heel diverse spelers samenwerken en zich op één lijn scharen. De contacten tussen merken, middenveld, vakbonden, overheden en ILO zullen een blijvende impact hebben. De organisaties die verandering willen, hebben nu het juiste netwerk om te blijven lobbyen, zelfs wanneer het momentum wegebt. Ook de software die ervoor ontwikkeld is, schept unieke mogelijkheden. ‘In de toekomst moeten we nu niet meer steeds dezelfde discussie voeren, maar kunnen we in principe gewoon de methodiek kopiëren en plakken’, zegt Ben Vanpeperstraete (internationale vakbond IndustriALL). 4 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I WAARDIG WERK AAN DE WINKEL Uitsplitsing van de kosten van een T-shirt van 3 € 59% 3 12% 12% 4% 0,12€ TUSSENHANDELAAR 4% 0,12€ WINST FABRIEK IN BANGLADESH 8% 0,9% 0,6% arbeiders krijgen voor hun harde werk blijft minimaal. Onder het mom dat de bestelling naar een andere fabriek, een ander land of zelfs een ander continent 1 zou kunnen verplaatst worden, houden fabrieksbazen lonen laag. € 1,77€ KLEINHANDEL 0,36€ WINST KLEDINGMERK 0,36€ MATERIAALKOSTEN 0,24 € TRANSPORTKOSTEN 0,03€ OVERHEADKOSTEN 0,018 € Fair fashion LOON ARBEIDER Bron: MO* en www.cleanclothes.org Schone Kleren Een van de organisaties die druk blijft leggen, is de 'Schone Klerencampagne'. Eind januari 2016 betichtten zij H&M, dat zeer actief communiceert rond duurzaamheid, te weinig actie te ondernemen om de textielarbeiders te beschermen. Uit een analyse van de belangrijkste leveranciers van het Zweedse merk bleek namelijk dat zij ernstige achterstand oplopen bij dringende renovaties aan fabrieken. ‘Meer dan de helft van de fabrieken heeft nog altijd geen fatsoenlijke nooduitgangen, terwijl de inspecties al meer dan 16 maanden geleden gebeurden. H&M is in een zeer concurrentieel klimaat in staat om zijn winst te verhogen, maar blijkbaar niet om al zijn leveranciers eenvoudige dingen te laten uitvoeren zoals het wegnemen van een slot’, zegt Sara Ceustermans (Schone Klerencampagne). Dat dergelijke kritiek niet ongegrond is, werd overduidelijk toen Gazipur, een Bengalese fabriek die onder andere voor H&M produceert, begin februari 2016 vuur vatte. De vlammenzee ontstond om halfacht ’s ochtends, net voor de werkdag goed en wel op gang komt in de Bengalese hoofdstad Dhaka. De ‘gelukkige timing’ zorgde ervoor dat een drama vermeden kon worden waarbij maar liefst 6.000 werknemers het leven hadden kunnen laten. Toch raakten vijf werknemers gewond. De brand haalde amper de Europese media. Nochtans illustreert de ‘minder gelukkige timing’ van de brand, nog geen week na de kritiek van de Schone Klerencampagne, wel waar het schoentje nog steeds wringt. Mooie akkoorden en fondsen leiden vooral tot mooie woorden en nog mooier langetermijndenken. Het feit blijft dat, drie jaar na de ramp die de hele sector op zijn kop zette, er van waardig werk nog steeds amper sprake is. Er blijft werk aan de winkel. MEER WETEN ‘Het dodelijke prijskaartje van goedkope T-shirts’ (Dimensie 3 – 3/2013, p. 4) ‘The True Cost’, onthullende documentaire over de ware kost van kledij (trailer op Youtube) Rechten ‘Waardig werk’ houdt immers niet alleen veiligheid en compensatie in. Het moet ook betekenen dat arbeiders zich kunnen verdedigen en (laten) vertegenwoordigen in vakbonden. Maar daarvoor moeten ze eerst hun rechten kennen. Het Bangladesh Akkoord gaf arbeiders alvast een stem op vlak van brandveiligheid: het laat hen toe rechtstreeks te overleggen met de fabrieksbazen. Daardoor kunnen arbeiders afdwingen dat zij een fabriek niet meer moéten betreden wanneer het hen onveilig lijkt – een verplichting die Sohel Rana, eigenaar van Rana Plaza, zijn werknemers wel oplegde. De wedden zijn sinds 2013 wel gestegen, maar de vergoeding die 1 In Afrika komt de textielindustrie steeds meer op. Landen waar katoen geteeld wordt, zoals Ethiopië, draaien steeds meer mee in de globale textielketen. 2 People Tree, het Britse pioniersmerk dat Minney oprichtte, is onder meer te vinden in Today is a good day! (Gent en Antwerpen) en Mieke (Gent). Zie ook www.peopletree.co.uk. In fairtrade-ateliers, zoals het atelier van fair fashion pionier People Tree in India, worden arbeiders wel een eerlijk loon uitbetaald. ‘Door in te zetten op handarbeid, zoals weven en breien, creëren wij werkgelegenheid en opleidingen waar anders amper kansen zijn. Dat is onze manier om verandering teweeg te brengen’, zegt oprichtster Safia Minney 2. Fairtradekledij blijft niettemin een ingewikkeld verhaal, omdat het meer omvat dan enkel waardig werk in de confectiefase. Ook katoenboeren dienen immers beschermd te worden. Om beide kanten van het textielverhaal aan elkaar te linken, werkt Fair Trade International momenteel aan een ‘Textielstandaard’. Tien jaar na de lancering van hun ‘katoenstandaard’, waarin ze eerlijke arbeidsomstandigheden (en dito prijs) eisten voor de katoenboeren, willen ze dus een standaard introduceren die de volledige keten omvat. Geen evidente opdracht, net omdat de keten zo complex is. ‘Perfect zal de standaard inderdaad niet zijn. Mettertijd zal er nog veel aan veranderen. Maar daarvoor moet het eerst in gang schieten’, zegt Francesca Ballarin, textielconsulente voor Fair Trade International. Volgens Ballarin was Rana Plaza cruciaal voor de ontwikkeling van de standaard en voor andere veranderingen in de sector. ‘Het is doodjammer dat een Rana Plaza nodig was vooraleer het sociale aspect in de keten op de voorgrond kwam. Eigenlijk zouden we verandering moeten kunnen teweegbrengen zonder dat er zich eerst een ramp voordoet.’ ONLINE www.schonekleren.be I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 5 WAARDIG WERK WERKEN NA DE RAMP Na de instorting van Rana Plaza heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) hemel en aarde bewogen om de werkomstandigheden in Bangladesh te verbeteren. Met succes! Alleen moet nu ook in andere landen vooruitgang geboekt worden. Drie getuigenissen uit Bangladesh. STRIKTERE INSPECTIE ILO zorgde in Bangladesh onder meer voor een degelijker inspectie. Farzana werd eind 2013 als inspecteur aangeworven door het ministerie van Arbeid. ‘Na Rana Plaza wilde ik iets doen om de arbeiders te helpen. Bij ILO volgde ik een uitstekende opleiding. Als we een fabriek bezoeken, kammen we elke verdieping grondig uit. We onderzoeken de brandveiligheid, de toestand van de vloer en maken dat alles oké is. Als een generator of boiler niet op het gelijkvloers staat, vernieuw ik de licentie niet. Alles is veel strikter dan voor Rana Plaza. Alles is veel strikter dan voor Rana Plaza” Als vrouw zullen arbeidsters allicht gemakkelijker met me spreken. Als een mannelijke collega aan een arbeidster vraagt ‘Wanneer was je laatste verlof’, krijgt hij geen antwoord. Maar ik kader de vraag wat in: ‘Wat doet je echtgenoot? Wat doet je kind? Wanneer was je laatste verlof?’ Dan zal ze me antwoorden ‘Mijn laatste verlof was geen verlof, ik werkte tot ’s avonds laat.’ Als een arbeidster me belt en zegt ‘Farzana, ik heb mijn loon!’, dan maakt me dat zo gelukkig. Als ik ergens een tekortkoming vaststel en de directie zet het recht, dan weet ik dat ik ten minste een probleem heb opgelost.’ 6 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I © ILO © ILO © Shafiqul Alam Kiron CHRIS SIMOENS EEN VOORBEELDBEDRIJF MET ‘OVERLEVERS’ THUIS PAPIEREN TASSEN MAKEN Naseer liep bij de ramp in Rana Plaza een blijvend letsel op aan zijn hand. Vandaag is hij samen met een vriend de eigenaar van het textielbedrijfje New Life. Ze stellen zes vrouwen te werk, allemaal ‘overlevers’. Bij de instorting van Rana Plaza raakte Adori ernstig verwond en getraumatiseerd. Opnieuw werken in een traditionele fabriek kon ze niet meer aan. Vandaag maakt ze thuis, samen met haar echtgenoot, papieren tassen. Een ILO-vorming hielp haar op weg. ‘Na de instorting raakte ik heel negatief ingesteld. Met mijn beschadigde hand zou ik nooit meer een normaal productieritme aankunnen. De ILO-sessies hebben me er bovenop geholpen. Het is echt helend om te kunnen praten met mensen die de ramp ook hebben meegemaakt. Daarnaast gaven de sessies me het vertrouwen om zelf een zaak te beginnen. Ik startte met 2 tweedehandsmachines in een ruimte die ik huurde. Samen met een vriend werkte ik hard aan een allereerste bestelling van leggings. Een staal van 100 paar viel in de smaak, we mochten er 1.000 produceren. Veel overlevers liepen trauma’s op. Daarom wil ik nooit een bedrijf met een extra verdieping. Evenmin wil ik een strikt productiedoel opleggen. Mijn werknemers zijn allemaal vrouwelijke overlevers. Ik vind het belangrijk dat ze niet de hele dag gescheiden zijn van hun kinderen. Daarom ligt mijn bedrijfje dicht bij scholen en huizen en hebben we flexibele werkuren. Ik heb bereikt wat ik wilde: een bedrijf dat als voorbeeld kan dienen.’ ‘Na de ramp was ik futloos en depressief. Maar de ILO-vorming bracht mijn glimlach terug. Ik voelde me veel zelfzekerder om een eigen zaak op te starten. Vandaag heb ik 10 mensen in dienst die ik opgeleid heb tot productieve medewerkers. Onze naam en telefoonnummer staan op alle tassen. Gisteravond nog belde ons een potentieel nieuwe klant voor een afspraak. Hij had ons nummer op de tassen gezien. We hebben veel concurrenten, maar onze tassen zijn degelijk: veel sterker dan de meeste andere tassen omdat we kwaliteitspapier gebruiken en de naden sterker maken. Daardoor breken ze minder snel en kunnen onze klanten ze hergebruiken. Als ik iemand zie met een tas die wij gemaakt hebben, voel ik me zo goed!’ ONLINE www.ilo.org/dhaka Bron: ‘Rana Plaza – Two Years On’ (ILO) WAARDIG WERK LEVEN EN LATEN LEVEN © Bharat Shrestha EERLIJKE KLEDIJ MADE IN NEPAL Kledij die écht fair trade is – van plant tot klant – en bovendien ecologisch: je vindt het in Gent. ‘Omdat vriendschap en zorg voor de planeet veel meer levensvreugde bieden dan pure winst.’ CHRIS SIMOENS assen, truien, blouses, tassen en sjaals in warme aardekleuren, juwelen, notaboekjes uit handgeschept papier en gezang uit de Himalaya: in hartje Gent kan je zomaar Nepal binnenstappen. Met zijn winkel Yak&Yeti vond de Nepalees Bharat Shrestha zijn levenswerk. Alle kledij en geschenkartikelen worden met de grootste zorg en liefde gemaakt onder het motto: leven en laten leven. In Nepal ontmoette Bharat een verkoper van fairtradekledij. Zo kwam hij op het idee om in België eerlijke kledij te verkopen om zijn land te helpen. De winst investeerde hij er in een school voor straatkinderen. Toch had hij zijn draai nog niet gevonden. ‘Mijn klanten vroegen me in welke omstandigheden de makers J van mijn ‘eerlijke kleren’ werkten. Maar mijn Nepalese verkoper liet me nooit toe in zijn ateliers.’ Van plant tot klant Er restte Bharat maar één keuze: alles zoveel mogelijk zelf doen, tot het ontwerp toe. Hij begon met een 14-tal mensen die uit een atelier ontslagen werden. Vandaag heeft hij in Nepal 51 mensen in dienst. Niet alleen kleermakers, maar ook wevers, kleurders, breiers en administratief personeel. Het katoen koopt hij bij kleinschalige bioboeren in Zuid-Nepal en India. Verder gebruikt hij zijde en yakwol en –leer, allemaal ecologisch, naast gerecycleerde materialen zoals fleece. De kleurstoffen zijn zoveel mogelijk plantaardig. Bharat slaagt erin 50% van de stoffen zelf te weven en te breien, de rest koopt hij bij betrouwbare leveranciers. Mijn werknemers zijn gelukkig en mijn klanten zijn tevreden. Dat geeft me voldoening.” MEER WETEN OVER EERLIJKE MODE? Slow fashion. Aesthetics meets ethics (Safia Minney) Uitgeverij New Internationalist ‘Vrijheid vind ik essentieel. Ik wil mijn personeel dan ook geen strak dagr itme opleggen. Sommige werkneemsters zijn alleenstaand met kinderen of werden verminkt, wel die werken gewoon thuis. Ik heb ook mensen met een beperking in dienst, stuk voor stuk schitterende werknemers die de zin in hun leven teruggevonden hebben.’ En het loon? ‘Het gemiddeld loon in Nepal bedraagt 170-180 euro, ik betaal tussen 300 en 500 euro maandloon, naargelang de verantwoordelijkheid. Bovendien delen mijn werknemers in de winst bij een goede verkoop en/of grote productie. Ik zorg ook dat hun kinderen school kunnen lopen. In de afgelopen jaren zijn een aantal medewerkers zelf een zaak begonnen dankzij de degelijke opleiding en werkervaring die ze in mijn atelier konden opdoen. Dat is ook net de bedoeling van mijn project: mensen leren om zelfstandig te werken en hun toekomst in eigen handen te nemen. Dat geeft mij een goed gevoel.’ Het lijkt een succesformule, maar uitbreiden wil hij niet. Twee winkels in Gent volstaan. Wel levert hij kleren aan winkels in andere steden, op voorwaarde dat ze dezelfde bezorgdheid delen en niet louter winst nastreven. Bharat zelf heeft meer dan een voltijdse job. Hij ontwerpt alle kleren zelf en maakt zelfs modellen op vraag van de klanten, hij staat in de winkel, doet de paperassen en reist 2 à 3 keer per jaar naar Nepal. Toch valt het hem niet zwaar. ‘Ik ben juist heel tevreden omdat ik iets kan doen voor de mensen en het welzijn van onze planeet. Mijn werknemers zijn gelukkig en mijn klanten zijn tevreden. Dat geeft me voldoening.’ ONLINE www.yak-yeti.be I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 7 WAARDIG WERK IEDEREEN KONING Ethische luxemode STEFANIE BUYST Van generatie op generatie Veertig jaar geleden waren Benita en Sebastián López vrijwilligers bij een programma van Caritas dat voedsel voorzag voor de inwoners rond het Titicacameer. Tijdens hun vrijwilligerswerk besloten ze ook opleidingen te geven om een meerwaarde te creëren voor de traditionele weef-en breitechnieken uit de regio. Daarmee wilden ze de culturele identiteit van Peru bewaren en tegelijkertijd het handwerk een economische boost geven. In 1985 begonnen ze handgemaakte kledij van de lokale bevolking te verhandelen in Cusco. Met succes: de kwaliteitsproducten konden op veel belangstelling rekenen. Intussen gaat de tweede generatie verder: dochters Mariela en Gabriela en zoon Yury staan in voor de dagelijkse leiding. Mama Benita ontwerpt nog voor een groot deel zelf de collecties. Tot voor enkele maanden tekende ze alles uit op papier, maar nu maakt ze haar patronen met de computer. Het geeft haar voldoening dat ze haar kennis en expertise kan delen met de weefsters en naaisters. Toch heeft ze het moeilijk: haar man Sebastián is in 2015 gestorven. Het is lastig om zonder hem verder te gaan, maar het gezin wil zijn droom voortzetten, namelijk ervoor zorgen dat iedereen kan genieten van kwaliteitsvolle mode. Tijdens het Incatijdperk was kledij vervaardigd met wol van alpaca’s immers enkel bestemd voor de leden van de koninklijke familie. Fair trade Sinds 2004 is Royal Knit lid van de World Fair Trade Organization. Het organiseerde al meer dan 40 opleidingen in verschillende regio’s van het land en verhandelt zijn textielproducten wereldwijd. Samen met honderden weefsters werkt het familiebedrijf volgens 10 fairtradeprincipes. Zo doet het beroep op eco-vriendelijke leveranciers (organisch katoen en biodegradeerbare alpacavezel) en gebruikt het prijskaartjes van gerecycleerd papier volgens de FSC-standaard. Eens de weefsters een volledig trainingsprogramma doorlopen hebben, zijn ze in staat om kwaliteitsproducten af te leveren. En daar hoort ook een eerlijk loon bij, dat in onderling overleg bepaald wordt op basis van de specifieke noden. Ook waakt Royal Knit erover dat er geen kinderarbeid of gedwongen arbeid plaatsvindt. Het biedt flexibele uren zodat de vrouwen nog voor hun kinderen kunnen zorgen. Bovendien respecteert de organisatie de nationale wetten en krijgt ze twee keer per jaar de inspectie over de vloer om te kijken of de werkvloer legaal en veilig is en overeenstemt met de gezondheidsnormen. 8 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Via het Trade for Development Centre (TDC) steunt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Royal Knit sinds 2012. Een eerste project, goed voor 52.500 euro, focuste op een collectie die de voorouderlijke weef-en breitechnieken moest bewaren. De collectie werd voorgesteld op internationale beurzen in Duitsland. Het directe contact met kopers stelde het bedrijf in staat de voordelen van zijn producten aan te tonen. Het hield er talrijke klanten op na die overtuigd waren van Royal Knits missie. In 2014 ontving een tweede project rond ‘ethische luxemode’ eenzelfde bedrag. Doel: meer inspelen op de trend van luxekledij - volledig handgemaakt met respect voor de producent en de natuur. © DGD In het zuiden van Peru heerst een eeuwenoude traditie van handgemaakt textiel. Weef- en breitechnieken bloeiden volop ten tijde van de Inca’s. De inheemse bevolking houdt tot op de dag van vandaag die traditie in stand. In de zuidelijke provincies Lampa en Cusco helpt Royal Knit daarbij. Het Peruaans familiebedrijf zorgt ervoor dat de landbouwgemeenschappen een eerlijk inkomen genereren dankzij hun alpaca’s en lama’s. Om mensen uit de armoede te halen, geef je ze een opleiding. Daar is Royal Knit van overtuigd.” VAN PERU TOT IN BELGIË Ook het Belgische fairtrademodelabel LN Knits verkoopt een aantal handgemaakte stuks van Royal Knit in haar collectie. © DGD Ellen Kegels begon op haar 16de mutsen te haken. Dat had zoveel succes dat ze tijdens het winterseizoen 350 mutsen, ook wel ‘beanies’, ontwierp tegen de tijd dat ze haar universitaire studies afrondde. Na een carrière van anderhalf jaar in de reclamesector, besloot ze toch iets te doen met haar mutsen en sjaals. Al die jaren had ze het geld van haar verkoop opzij gezet. Ze zocht een designer, zette een website op en stelde een team van 10 oma’s samen die intussen de productie hadden overgenomen. Via vrienden kwam ze in contact met een Belgische organisatie die actief is in Peru. Samen besloten ze een project op te starten dat Peruaanse tienermoeders een eerlijk loon bood via haken en breien met wol van babyalpaca’s. In oktober 2011 werd Ellen officieel fulltime zelfstandige met twee collecties: LN Beanies (B2C) en LN Andes (B2B). Intussen werkt ze samen met 3 Peruaanse leveranciers, waaronder Royal Knit dat voornamelijk instaat voor de productie van vesten en jassen. © DGD Opleiding om aan armoede te ontsnappen Om mensen uit de armoede te halen, geef je ze een opleiding. Daar is Royal Knit van overtuigd. Daarom voorziet het cursussen (basis, gemiddeld en gevorderd) en workshops voor de inheemse bevolking. Een basiscursus duurt ongeveer drie maanden aan gemiddeld vier uur per dag. De meeste deelnemers zijn vrouwen. Hun man werkt dikwijls ver van huis in de mijnsector. De vrouwen moeten dus voor de kinderen zorgen waardoor ze maar vier uur per dag de tijd hebben om een cursus te volgen. Royal Knit voorziet het materiaal: machines, technische fiches, handboeken. De cursisten leren onder andere het aantal stiksels per rij berekenen, patronen maken, de stoffen afwerken met een onzichtbare zoom, gaten maken voor knopen… Ook dienen ze de wasmethodes voor de stoffen onder de knie te krijgen. Alpacawol vereist immers een speciale behandeling. Naarmate ze de verschillende niveaus doorlopen, werken alle deelnemers volgens dezelfde naai-en breitechnieken. Royal Knit zorgt voor empowerment van vrouwen: ze verdienen zelf de kost, wat hen financieel minder afhankelijk maakt van hun man. Bovendien kunnen ze hun huishouden combineren met hun job en ze zorgen er dikwijls voor dat hun kinderen naar school kunnen gaan. Kortom, een win-winsituatie: eeuwenoude tradities blijven bewaard alsook de cultuur van handwerk terwijl de levensstandaard van de lokale bevolking erop vooruit gaat. ONLINE http://rkperu.com/en/ I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 9 Kledingvakbonden in de bres voor waardig minimumloon in Cambodja Cambodja is in Europa vooral gekend voor het prachtige tempelcomplex Angkor Wat en voor zijn gruwelijke genocide tijdens de jaren ’70. Minder gekend is dat het land een belangrijke toeleverancier is voor grote westerse kledingketens. Wereldsolidariteit, de ngo van de christelijke arbeidersbeweging in België, ondersteunt haar syndicale partners CLC en C.CAWDU in hun moeizame strijd voor menswaardige werkomstandigheden en waardige lonen1. 10 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I C.CAWDU telt meer dan 80.000 leden in de kleding- en schoenindustrie en is daarmee de grootste politiek onafhankelijke werknemersorganisatie in het land. Vakbondswerk in de kledingsector in Cambodja blijft echter moeilijk en gevaarlijk. De meerderheid van de kledingarbeidsters wordt tewerkgesteld met een contract van bepaalde duur, waardoor ze zich slechts moeizaam syndicaal engageren.Velen vrezen immers dat ze geen verlenging van hun contract zullen krijgen als ze in het bedrijf actief vakbondsacties ondersteunen. Intimidatie van vakbondsactivisten door de werkgevers, onder meer bij stakingen en manifestaties, komt geregeld voor. Bestaande arbeids –en vakbondsrechten worden in de praktijk vaak met de voeten getreden. Daarbij komt ook nog de repressie door de politie en het overheidsapparaat. Het is hoog tijd dat de merken hun verantwoordelijkheid nemen en het probleem aanpakken” © H. Stilwell C ambodja is één van de Minst Ontwikkelde Landen in de wereld. Het land staat 136e op de ranglijst van de Index van Menselijke Ontwikkeling van de VN en behoort daarmee tot één van de armere landen uit de regio. In het midden van de jaren ‘90 gooide Cambodja haar economie open. Toen de Verenigde Staten en de Europese Unie voorkeurtarieven en quota voor textiel invoerden, kende de kledingproductie een enorme groei. Onder impuls van internationale kledingketens als H&M, C&A en Walmart -op zoek naar goedkope, laaggeschoolde arbeidskrachten stroomden de investeringen het land in. Zo ontwikkelde de kleding- en sportschoenenproductie zich tot een belangrijke sector die vandaag aan zo’n 700.000 Cambodjanen werk verschaft. De overgrote meerderheid van hen zijn vrouwen jonger dan 30 jaar. Cambodjaanse kledingarbeidsters leiden een weinig rooskleurig leven. Met een minimumloon van 140 dollar moeten ze maandelijks trachten de eindjes aan elkaar te knopen. Nochtans wijst een studie, nota bene uitgevoerd in opdracht van de Cambodjaanse overheid, uit dat een minimumloon van 177 dollar nodig is om aan de minimale levensbehoeften te kunnen voldoen. Alleen al aan voeding geeft een kledingarbeidster meer dan 60% van haar loon uit. De Internationale Arbeidsorganisatie toonde in 2014 aan dat 43% van de Cambodjaanse kledingarbeidsters aan bloedarmoede lijdt en dat 15% een te laag gewicht heeft. Door de lage minimumlonen zijn de arbeiders genoodzaakt overuren te presteren. In de fabrieken vallen werknemers geregeld flauw door een gebrek aan gezonde voeding, verluchting en verlichting, door uitputting en door gebruik van schadelijke chemische producten. Bovenop de maandelijkse voedingskosten moeten de arbeiders in de hoofdstad Phnom Penh dan nog eens overdreven hoge huurkosten betalen die huisjesmelkers aan de arbeiders vragen. De Cambodjaanse vakbond CLC en haar kledingfederatie C.CAWDU2 klagen al jaren moedig de erbarmelijke en onveilige werkomstandigheden in de kledingfabrieken aan. Beide vakbonden zijn partnerorganisaties van Wereldsolidariteit en worden, onder meer dankzij de subsidies van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, ondersteund in hun strijd voor eerlijke werkomstandigheden, voor een hoger minimumloon en voor een betere sociale bescherming. © Bas de Meijer JEROEN ROSKAMS WERELDSOLIDARITEIT WAARDIG WERK In 2014 vielen in Cambodja 5 doden bij een vreedzame staking van textielarbeid(st)ers. Toch zet de vakbond CLC haar strijd voor een waardig minimumloon van 177 dollar voort, zij het met symbolische acties. Internationale noord-zuidactie loont C.CAWDU heeft vooral ingezet op een substantiële verhoging van het nationale minimumloon in de kledingsector. Tijdens de laatste drie jaren kwamen vakbonden en werkgevers uit de kledingsector echter niet tot een akkoord. Telkens legde de regering daarop unilateraal het nieuwe minimumloon voor dat jaar vast. Dat loon kwam veelal wel tegemoet aan de voorstellen van de nationale werkgeversfederatie van de kledingindustrie, maar hield nauwelijks rekening met het consumptiepatroon van de kledingarbeiders en de verwachtingen van vakbondszijde voor een leefbaar loon. In januari 2014 leidde dat tot een nationale staking in de kledingsector, die massaal werd opgevolgd door tienduizenden arbeiders: Tachtig procent van de werknemers nam deel aan de actie en 127 fabrieken moesten hun productie stilleggen. De staking verliep vreedzaam, tot de ordediensten op vraag van een kledingfabriek de stakende arbeiders te lijf ging met ijzeren staven, metalen buizen, messen en machinegeweren. Vijf manifestanten kwamen daarbij om, 39 raakten gewond, 23 werden opgepakt en later ook mishandeld. Om verder geweld te vermijden en om te voorkomen dat hun leiders achter de tralies zouden verdwijnen, zijn C.CAWDU en CLC sindsdien overgeschakeld op symbolische acties waarbij het werk voor korte tijd werd stilgelegd. Dat kreeg bovendien internationale steun van vakbonden, het Internationaal Vakverbond (IVV), de Clean Clothes Campaign (CCC) en van Wereldsolidariteit. Zo vonden op 17 september 2014 in tientallen steden over de hele wereld acties plaats aan kledingwinkels en aan de Cambodjaanse ambassades met een duidelijke vraag: ’Is 177 dollar maandloon voor de Cambodjaanse kledingarbeidsters echt te veel gevraagd?’ De protestacties wierpen slechts gedeeltelijk hun vruchten af. Kong Athit, vice-president van C.CAWDU, stelt: ‘De laatste verhoging van het minimumloon met 12 dollar, van 128 naar 140 dollar, is slechts een peulschil. Verre van voldoende om van een leefbaar loon te spreken. Maar de werkgevers en de overheid houden ons steeds voor dat het minimumloon niet hoger mag zijn, omdat ze vrezen dat de kledingmerken anders hun afnemers zouden zoeken in Vietnam of Birma.’ Zijn voorzitter Ath Thorn voegt daaraan toe: ‘Internationale kledingmerken blijven de kleine winstmarges van de lokale kledingfabrieken onder druk zetten. Het is hoog tijd dat de merken hun verantwoordelijkheid nemen en het probleem aanpakken dat de oorzaak is van de vele protesten: het uitblijven van een leefbaar loon. Een loonsprong naar 177 dollar is een stap in die richting.’ Via haar campagne voor een hoger minimumloon blijft C.CAWDU de druk opvoeren op de lokale fabriekseigenaars, de Cambodjaanse overheid én de internationale kledingmerken. De campagne wordt in eerste instantie gevoerd via een nationaal samenwerkingsverband van 6 Cambodjaanse kledingvakbonden, waarvan C.CAWDU de aansturing doet. Maar ook het internationale samenwerkingsverband van vakbonden als het ACV, het IVV en internationale kledingvakbonden, CCC en Wereldsolidariteit vormt een cruciaal onderdeel van de strategie. De campagne richt zich tot acht kledingmerken (H&M,C&A, Inditex, Walmart, Puma, Adidas, Gap en Levi’s) om hen aan te sporen hun prijsbeleid en aankooppraktijken aan te passen om een leefbaar loon mogelijk te maken en ook te blijven investeren in Cambodja. Een mogelijke volgende stap vormt een nieuw soort internationaal akkoord tussen deze kledingmerken en de lokale en internationale vakbonden over leefbare lonen in de kledingindustrie in Cambodja. Een dergelijk akkoord is de beste manier om multinationale spelers tot de orde te roepen en enkele basisafspraken vast te leggen voor hun toeleveringsketen. Kong Athit vice-president van C.CAWDU ‘De laatste verhoging van het minimumloon met 12 dollar, van 128 naar 140 dollar, is slechts een peulschil” 1 Naast WSM is ook Oxfam actief in Cambodja, als partner van CLC. 2 CLC: Cambodian Labour Confederation; C.CAWDU: Coalition of Cambodian Apparel Workers Democratic Union I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 11 DE VELE HORDES NAAR © MARCEL CROZET WAARDIG WERK VOOR IEDEREEN Guy Ryder, directeur-generaal van ILO. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) streeft naar waardig werk voor iedereen. Jammer genoeg staan een reeks obstakels de realisatie van dat nobel doel in de weg. Toch blijft ILO-topman Guy Ryder optimistisch. Glo.be had een gesprek met hem. CHRIS SIMOENS Klopt het dat de missie van ILO overeenstemt met ‘streven naar waardig werk voor iedereen’? Historisch gezien - dus bij de oprichting in 1919 - bestaat het mandaat van ILO uit de promotie van sociale rechtvaardigheid. Maar de laatste 10-15 jaar groeide ‘waardig werk’ geleidelijk uit als een vertaling van die sociale rechtvaardigheid. Vandaag zit dat begrip diep geworteld in de internationale gemeenschap (definitie zie kader). De ‘2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling’ geldt als mooiste voorbeeld: SDG8 vermeldt namelijk expliciet ‘inclusieve groei’ en ‘waardig werk voor iedereen’. Jeugdwerkloosheid vormt een enorme bedreiging voor de wereld, zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden. Denken we alleen maar aan Brussel, waar het radicalisering kan voeden. Hoe pakt ILO dat probleem aan? Als ik aan ministers van Werk vraag wat hun grootste probleem is, antwoordt 9 op de 10: werkloosheid, meer bepaald jeugdwerkloosheid. De jeugd verdient inderdaad prioriteit om twee redenen. (1) Ze is het voornaamste slachtoffer van werkloosheid: jongeren van minder dan 25 jaar oud hebben drie keer meer kans om werkloos te zijn; (2) Jongeren zonder productief werk vormen een gevaar voor zichzelf en voor de samenleving. 12 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I WERKENDE ARMEN 327 MILJOEN werkenden zijn extreem arm (minder dan 1,9 dollar/dag) 967 MILJOEN werkenden zijn arm tot matig arm (tussen 1,9 en 5 dollar/dag) De maatregelen dienen zowel algemeen te zijn (arbeidsmarkt activeren…) als specifiek gericht naar jongeren. Zo zette de EU een ‘Youth Employment Guarantee’ op. Daarmee krijgen jongeren van onder de 25 jaar oud die 4 maanden werkloos zijn de kans om werkervaring op te doen of een training te volgen. Vooral in opkomende en ontwikkelingslanden probeert men jongeren te stimuleren om hun eigen zaak te starten. Zowat overal worden programma’s georganiseerd om jongeren broodnodige vaardigheden bij te brengen. Er bestaat immers een enorme mis-match tussen wat jongeren leren tijdens hun opleiding en wat de arbeidsmarkt nodig heeft. Let wel: dit is de best opgeleide generatie jongeren ooit, overal ter wereld. Maar hoger onderwijs biedt helaas geen garantie op werk. Zo heb je in Noord-Afrika meer kans om werkloos te zijn naarmate je meer gestudeerd hebt! ILO neemt hier de lead. Onlangs stelde ik in New York het ‘Global Initiative on Decent Jobs for Youth’ WAARDIG WERK KWETSBARE TEWERKSTELLING (2016) In percentage van de totale tewerkstelling per land BRON: ILO Geen gegevens < 14% 14 - 31% 31 - 60% > 60% AANTAL WERKLOZEN WERELDWIJD 197,1 MILJOEN 170 200,5 199,4 MILJOEN MILJOEN MILJOEN 2008 voor, een unieke formule waarbij alle VN-instellingen zich samen inzetten om jongeren werk te geven. Digitalisering wordt vaak gepromoot, onder meer door minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo, als een excellente tool om de ontwikkelingssamenwerking een duw in de rug te geven. Terzelfdertijd staan er jobs door op het spel. Wat is uw visie? Historisch gezien creëren innovaties meer jobs dan ze vernietigen. Innovatie is dus een goede zaak, ook al stelt de overgang problemen. Bovendien voegt digitalisering er een nieuwe dimensie aan toe die onze manier van werken kan transformeren. Zo stellen we bij de discussies over Uber, de gig- en de platformeconomie vast dat we productie op een heel andere manier kunnen organiseren. Wat ontwikkelingssamenwerking betreft, heb ik al mooie voorbeelden gezien waar digitale technologie 2015 2016 2017 Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. Iedereen, zonder enige discriminatie, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid. Iedereen die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige verloning, die hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, en die, indien nodig, met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld. Iedereen heeft recht om vakbonden op te richten en zich daarbij aan te sluiten ten einde zijn/haar belangen te beschermen. ART. 23 VAN DE UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS (1948) een grote hulp biedt. Denk aan mobiel bankieren, onder meer in Kenia, dat de productieve activiteiten van de mensen ‘monetariseert’ en zo nieuwe mogelijkheden schept. Digitale technologie laat ook toe om sociale bescherming veel efficiënter te laten verlopen: het geld kan rechtstreeks gestort worden via gepersonaliseerde identiteitskaarten. Het ziet ernaar uit dat digitalisering 40 MILJOEN Elk jaar komen 40 miljoen jongeren op de arbeidsmarkt ontwikkelingslanden een serieuze sprong vooruit zal brengen. Toch valt een negatieve zijde niet te ontkennen. Wie zal er met de voordelen gaan lopen? Het risico op een grotere digitale kloof is heel reëel. De ontwikkelingssamenwerking heeft hier een mooie opportuniteit, maar ook een verantwoordelijkheid. ILO heeft aangekondigd dat de werkloosheid de komende jaren zal toenemen. Wat is de oorzaak? Hoe kunnen er voldoende jobs gecreëerd worden? Op dat vlak staan we er inderdaad niet goed voor. Er zijn maar liefst 197 miljoen werklozen - 27 miljoen meer dan voor de crisis in 2008. En het zal er niet beter op worden: dit jaar komen er 2,3 miljoen bij, in 2017 1,1 miljoen. Sedert 2008 staat de groei op een laag pitje. Bijna maandelijks moeten OESO en IMF hun groeiprognose herzien, recent tot 3,2%. Dat is te weinig om aan iedereen een job te geven. Elk jaar komen 40 miljoen jongeren I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 13 WAT IS WAARDIG WERK? © DGD/C. Simoens Waardig werk omvat wat mensen van hun werk verwachten. Namelijk een werk dat productief is en een eerlijk inkomen verschaft, en dat veiligheid op de werkplaats garandeert naast sociale bescherming voor het hele gezin. Het betekent tevens werk dat betere perspectieven biedt op persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie, dat mensen de vrijheid geeft om hun zorgen te uiten, om zich te organiseren en te participeren in de beslissingen die impact hebben op hun eigen levens, en dat gelijke kansen en gelijke behandeling voor vrouwen en mannen garandeert. Dat stemt overeen met de 4 hoofddoelstellingen van de Internationale Arbeidsorganisatie: • Respect voor arbeidsnormen en fundamentele rechten • Creatie van werkgelegenheid • Verlenen van sociale bescherming • Respect voor sociale dialoog Bron: www.ilo.org degelijk over belangrijke internationale platformen om onze agenda rond tewerkstelling te realiseren. We beleven een goed momentum en er zijn goede dingen gebeurd. op de arbeidsmarkt. We moeten dus 40 miljoen jobs creëren, alleen al voor een status-quo. Daarom heeft de G20 een prioriteit gemaakt van meer groei en kwaliteitsvolle waardige jobs. Het hangt dus eigenlijk af van zaken waar ILO niets aan kan doen? We maken wel degelijk deel uit van de internationale inspanningen. De G20 heeft mede dankzij ons hun initiatief ‘Faster growth for more jobs’ gelanceerd. ILO werkt nauw samen met de G20. Dit jaar met voorzitter China om de impact van de G20 rond tewerkstelling te verhogen. Daarnaast omvat de Agenda 2030 een aparte doelstelling voor ‘volledige tewerkstelling’ en ‘waardig werk voor iedereen’. Overigens ben ik België heel dankbaar voor de sleutelrol die het daarbij gespeeld heeft, als co-voorzitter van de ‘Friends of Decent Work’ (zie p. 16). ILO ondersteunt haar lidstaten om de doelwitten rond waardig werk te halen. We beschikken dus wel Alle partijen bij ILO werkgevers, vakbonden en regeringen staan open voor de visie van de ander” 14 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Maar zelfs zij die werken, zijn vaak extreem arm. Hoe probeert ILO daaraan te verhelpen? Eén op tien werkenden leeft inderdaad in armoede. Daarom wil ILO niet zomaar ‘werk’ creëren, maar ‘waardig werk’. Dat betekent onder meer: vrij van armoede. Het gaat om een van de moeilijkst te bereiken sectoren van de arbeidsmarkt. Vorig jaar bracht ILO een aanbeveling uit rond de ‘formalisering van de informele economie’. Recent kwamen onze drie partijen - werkgevers, regeringen en vakbonden – overeen dat het dé manier is om ontwikkeling te benaderen. De voornaamste groep werkende armen zit immers geconcentreerd in de informele economie. Het betreft kwetsbare tewerkstelling: zij die voor eigen rekening werken en zij die onbetaald meehelpen met een familielid, bijvoorbeeld in de landbouw. Op basis van de aanbeveling staan we onze lidstaten bij om hun informele economie te formaliseren. Hoe doet u dat in de praktijk? Enerzijds zijn er bedrijven die liever informeel blijven. Ze vermijden belastingen, voorzien geen sociale bescherming, betalen te lage lonen… Daar is het antwoord: versterk de arbeidsinspectie. Daarnaast bestaan er bedrijven die wel formeel willen worden. Die moet je aanmoedigen: door administratieve procedures en sociale bescherming te vereenvoudigen, met een aangepast belastingbeleid, vlottere toegang tot kredieten en zo meer. Sociale bescherming is hier essentieel. Zo hebben we een aanbeveling rond ‘social protection floors’, een soort minimale basis voor sociale bescherming aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de individuele landen (zie p. 23). En precies die ‘floors’ kunnen helpen om werkenden uit de ergste armoede te halen. Hoe staat het met discriminatie en vrouwenrechten? 60 jaar geleden al bracht ILO zijn sleutelconventies uit rond ‘gelijk loon voor gelijkwaardig werk’ en anti-discriminatie. Ze vormen een stevige wettelijke basis om dat onrecht aan te pakken. Hoewel vandaag de meeste lidstaten die conventies bekrachtigd hebben, blijft ongelijkheid een realiteit. Gemiddeld verdient een vrouw voor hetzelfde werk 77 cent, een man 1 dollar. Een vrouw werkt op vrijdag dus voor niets. Jammer genoeg is er geen verbetering in zicht. Bovendien werken vrouwen nog steeds veel minder dan mannen. Ofwel hebben ze geen © ILO Ferry Latief WAARDIG WERK Kwetsbare tewerkstelling omvat zij die voor eigen rekening werken en zij die onbetaald meehelpen met een familielid. toegang tot werk ofwel hebben ze toegang, maar alleen tot onderbetaald en ondergewaardeerd werk. Waar moeten we onze aanpak bijsturen als er na decennialange inspanningen nog altijd zoveel ongelijkheid bestaat? Om die vraag te verkennen heeft ILO initiatieven genomen zoals ‘Future Work’ en ‘Women at Work’. Daarin maken we de balans op van ‘vrouwen aan het werk’. We doen ook een opiniepeiling. Het is immers een absolute prioriteit voor ILO om de situatie beter te doorgronden. Alleen zo kunnen we nieuwe benaderingen vinden om de blijvende structurele obstakels voor gelijkheid aan te pakken. We hebben nu al een aantal ideeën: kinderverzorging, betere verdeling van verantwoordelijkheid in het gezin, bescherming van moeder- en vaderschap, de zorgeconomie, innovatieve manieren om onbetaald werk te evalueren… Dat betekent niet dat we in 60 jaar geen vooruitgang geboekt hebben, alleen moeten we onze koers wijzigen. Hoe zit het met vakbonden? In sommige landen is vakbondswerk een stuk lastiger dan in Europa. ILO verdedigt een basispakket van 4 fundamentele rechten rond werk: recht op organisatie en collectieve onderhandelingen, recht op bescherming tegen discriminatie en gedwongen arbeid en de eliminatie van kinderarbeid. De conventies 87 (organisatie) en 98 (collectieve onderhandelingen) omschrijven het recht op vakbondswerk. De meeste landen hebben ze bekrachtigd, maar we zouden ze liever universeel zien. Het klopt dat in veel landen vakbondswerk aan beperkingen onderhevig is of zelfs totaal onmogelijk. ILO waakt er dan ook over dat deze rechten worden gerespecteerd. Een van onze meest doeltreffende mechanismen is de commissie ‘Freedom of Association’. Sinds haar oprichting in 1951 heeft ze al meer dan 3000 klachten onderzocht. SDG8 is aan waardig werk gewijd. Hoe optimistisch bent u dat het doel tegen 2030 gehaald wordt? Ik ben zeker optimistisch. De internationale gemeenschap is erin geslaagd om over een coherente agenda te onderhandelen die veel ambitieuzer is dan de Millenniumdoelen. Dat waren 8 doelen die op zichzelf stonden, de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) daarentegen vormen een alomvattende, meer gesofisticeerde agenda. De open en oprechte manier van onderhandelen biedt ook een sterke legitimiteit, het eigenaarschap van de lidstaten is groot. We zullen natuurlijk hard moeten werken om de agenda te realiseren, maar het politieke momentum is heel belangrijk. Bovendien gaat het verder dan alleen SDG8. Vrijwel elk SDG omvat een ILO-onderwerp: sociale bescherming in SDG1, gender, migratie, vorming… Het is de juiste agenda: realistisch, niet utopisch. ILO zal er alles aan doen om haar verantwoordelijkheid te nemen om de SDG’s te halen, we spelen hier een hoofdrol. SDG8 Bevorder aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen. Eigen aan ILO is het ‘tripartiete’ aspect: regeringen, werkgevers en vakbonden werken samen. Maar hoe slagen jullie erin de ongetwijfeld soms sterk uiteenlopende visies te verzoenen? Bij ILO vertrekken we niet van gelijke belangen, maar wel van gedeelde waarden en doelstellingen.Vooreerst gaat iedereen ervan uit dat waardig werk essentieel is om een samenleving goed te laten draaien en voor vrede en stabiliteit te zorgen. Daarnaast zijn alle partijen bereid om een oplossing, en dus een compromis, te zoeken. Ze proberen naar elkaar te luisteren en staan open voor de visie van de ander. We hebben bijna 100 jaar ervaring, we maken gewoon dat het werkt. Ik sta nu al 3,5 jaar aan het hoofd van ILO en ik merk dat het werkt, al verloopt het in cycli van goede en minder goede momenten. MEER INFO OP DE TABLETVERSIE I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 15 WAARDIG WERK © JP Pouteau DE INTERNATIONALE IN EEN ARBEIDSORGANISATIE NOTENDOP De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) werd in 1919 opgericht als onderdeel van het Verdrag van Versailles dat een einde stelde aan WOI. Daarmee is ILO de oudste VN-organisatie. Opdracht: de sociale toestand van de werkenden verbeteren. De toenmalige wereldleiders gingen er immers vanuit dat zonder sociale gerechtigheid er geen duurzame en universele vrede kon bestaan. SONJA KEPPENS • Vandaag staat ILO in voor de realisatie van ‘Agenda Waardig Werk’. Zij: - stelt de internationale arbeidsnormen op om de rechten van de werknemers te garanderen, en promoot deze. ILO controleert ook de toepassing van deze normen door de lidstaten. - d ra a g t b i j t o t c re a t i e va n werkgelegenheid. - promoot en ondersteunt de uitbreiding van de sociale bescherming voor iedereen. - versterkt en promoot de sociale dialoog. • ILO, met hoofdzetel in Genève, telt momenteel 186 lidstaten. De huidige Directeur-Generaal is Guy Ryder (VK). • ILO is op een tripartiete wijze samengesteld, uniek voor VN-organisaties. In de bestuursorganen zetelen zowel vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties als van de regeringen. Ze hebben bovendien een evenwaardig stemrecht. • De internationale arbeidsnormen die ILO uitwerkt, bestrijken een waaier aan thema’s: sociale zekerheid, lonen, minimumleeftijd, arbeidsveiligheid, vrijheid ILO is een essentiële partner voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking” Wat doet België bij ILO? • België is al sinds de oprichting lid van ILO. Ons land schreef overigens samen met 9 andere landen mee aan de ILO-Constitutie. • België zetelt in de Raad van Bestuur (2014-2017). Ook onze werknemers- en werkgeversorganisaties zijn er actief. Zo is Luc Cortebeeck (ACV) lid voor de werknemersgroep (2014-17) (Dimensie 3, 2/2012, p.22). • ILO is een essentiële partner voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Waardig werk staat immers in de Wet op ontwikkelingssamenwerking (maart 2013) ingeschreven als prioriteit. In 2014 en 2015 kende België per jaar 4,5 miljoen euro toe voor technische bijstand in ontwikkelingslanden. Daarnaast financierde ons land in DR Congo een ILO-project rond jeugdwerkloosheid en beroepsonderwijs voor 4 miljoen euro. • Ook de gewesten financieren ILO. De laatste jaren schommelen de totale Belgische bijdragen tussen de 8 en 12 miljoen euro per jaar. • België heeft samen met Angola het voorzitterschap waargenomen van de Vriendengroep voor Waardig werk en Duurzame Ontwikkeling, een ILO-initiatief. Bedoeling: waardig werk als een apart Duurzaam Ontwikkelingsdoel opnemen in de Agenda 2030, wat uiteindelijk gebeurde (SDG8). De Vriendengroep volgt ook de effectieve realisatie van deze doelstelling op. 16 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I van vakbond, gedwongen arbeid, arbeidsuren, arbeidscontrole en zo meer. Naargelang hun bindend karakter spreekt men van verklaringen, verdragen, conventies of aanbevelingen. Een van de acht Fundamentele verklaringen is de bindende Verklaring inzake de Fundamentele Rechten en Principes op het Werk (1998). Zij legt vier onvervreemdbare arbeidsrechten vast: vrijheid van vereniging en recht op collectieve onderhandelingen, verbod op dwangarbeid, verbod op kinderarbeid en verbod op elke vorm van discriminatie op de werkvloer. Tot de 198 conventies hoort onder meer conventie nr. 182 die de ergste vormen van kinderarbeid wil elimineren (1999). Deze is bindend voor de staten die haar bekrachtigd hebben. Daarnaast werkt ILO ook protocollen en aanbevelingen uit. Zo heeft de niet-bindende aanbeveling nr. 202 inzake sociale beschermingsvloeren (2012) er toe geleid dat sindsdien heel wat ontwikkelingslanden een beleid inzake sociale bescherming uitwerkten. • ILO heeft ook een luik ontwikkelingssamenwerking opdat ook in armere landen iedereen toegang zou hebben tot waardig werk. ONLINE www.ilo.org WAARDIG WERK Hoe steunt België vakbonden en ngo’s in hun strijd voor waardig werk? De Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (FOD Buitenlandse Zaken) verleent subsidies aan de vakbonden en enkele gespecialiseerde ngo’s om de strijd voor waardig werk in het Zuiden te ondersteunen. Een overzicht. Vakbonden Ngo’s Instituut voor Internationale Arbeidsvorming (IIAV) van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV/CSC). Wat? De vakbonden in het Zuiden ondersteunen zodat ze opkomen voor waardig werk in al zijn facetten en voor alle werknemers in hun land Budget? 3,15 miljoen euro (20152016), waarvan 2,68 miljoen euro subsidies Waar? Zuid-Afrika, DR Congo, Niger, Cambodia, India, Indonesia, Brazilië, Colombia Wereldsolidariteit – Solidarité mondiale (WSM), ngo van de Belgische Christelijke Werknemersbeweging. Wat? Het respect voor politieke, sociale, economische en culturele rechten in het Zuiden bevorderen. WSM verdedigt daarbij een inclusief model dat onder andere recht op werk en sociale bescherming inhoudt (zie p. 10 en 24) Budget? Het meerjarenprogramma 2014-2016 heeft een budget van 17,26 miljoen euro, waarvan 14,5 miljoen euro subsidies Waar? Benin, Burkina Faso, Guinee-Bissau, Mali, DR Congo, Rwanda, Burundi, Peru, Bolivia, Brazilië, de Dominicaanse Republiek, Guatemala, Cuba, India, Nepal, Bangladesh, Indonesië Internationaal Syndicaal Vormingsinstituut (IFSI-ISVI) van het socialistisch Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV/FGTB). Wat? De vakbonden in het Zuiden versterken om de Agenda Waardig Werk en haar 4 samenstellende pilaren te realiseren Budget? 3,17 miljoen euro (20152016), waarvan 2,72 miljoen euro subsidies Waar? Zuid-Afrika, DR Congo, Benin, Ivoorkust, Kameroen, Burkina Faso, Kenia, Rwanda, Senegal, Zambia, Zimbabwe, Colombia, Cuba, Peru, Palestina Beweging voor Internationale Solidariteit (MSI/BIS) van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB/CGSLB). Wat? Zonder sociale democratie – en sociale dialoog – valt duurzame ontwikkeling moeilijk te realiseren. Ook waardig werk is een sleutelelement. Budget? 1,58 miljoen euro (20152016), waarvan 1,35 miljoen euro subsidies Waar? Zuid-Afrika, Burundi, Burkina Faso, Senegal Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking-Socialistische Solidariteit (FOS), ngo van de socialistische beweging in Vlaanderen. Wat? Sociale bescherming van bevolkingsgroepen die in precaire omstandigheden leven in het Zuiden. Focus op recht op waardig werk en op gezondheid. Budget? 14,37 miljoen euro (20142016), waarvan 11,6 miljoen euro subsidies. Waar? Sub-Sahara-Afrika, Cuba, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru, India, Nepal, Bangladesh, Indonesia, Palestina Solidarité Socialiste (SolSoc), ngo van de socialistische gemeenschappelijke actie in Wallonië en Brussel. Wat? Door versterking van collectieve actiecapaciteiten sociale verandering nastreven in het Zuiden. Focus © FOS EDDY NIERYNCK In Peru verdedigt FOS de rechten van huishoudwerkers. op gelijke rechten en op vakbonden en mutualiteiten. Budget? 13,58 miljoen euro (20142016), waarvan 11 miljoen euro subsidies Waar? Burkina Faso, Burundi, DR Congo, Guinee-Bissau, Marokko, Senegal, Bolivia, Colombia, India, Nepal, Bangladesh, Indonesia, Palestina Hoewel het zwaartepunt in het Zuiden ligt, organiseren zowel vakbonden als ngo’s ook activiteiten in België. De toekomst Recent werden in overleg met alle betrokken spelers ‘Gemeenschappelijke Context Analayses’ (GCA’s) opgemaakt. Zo hoopt de overheid alle partijen aan te zetten om in de toekomst beter samen te werken. Ook voor waardig werk werd per regio een aparte GCA uitgewerkt. 6,75 MILJOEN EURO SUBSIDIES VAKBONDEN 2015-2016 39,86 MILJOEN EURO SUBSIDIES NGO’S 2014-2016 I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 17 WAARDIG WERK KINDERARBEID BLIJFT HARDNEKKIG PROBLEEM Kinderen die kasseien kappen in India of kobalt ontginnen in het zuiden van Congo. Wraakroepende omstandigheden die publieke verontwaardiging oproepen en aandacht krijgen in de media. Toch vormen de spectaculaire verhalen die ons bereiken jammer genoeg slechts het topje van de ijsberg. 98 MILJOEN kinderen werken in de landbouw 54 MILJOEN werken in de dienstensector 12 MILJOEN kinderen werken in de industrie Kinderen worden vaak ingeschakeld om het gezinsinkomen op te krikken” V olgens de Internationale Arbeidso rg a n i s a t i e (ILO) werken er wereldwijd 168 miljoen kinderen. Een daling met een derde sinds 2000. Maar nog steeds veel te veel. Meer dan de helft van hen, 85 miljoen, doet gevaarlijk werk. De meeste kinderen werken in Azië en de regio van de Stille Zuidzee: bijna 78 miljoen of 9,3% van de kinderen. In Sub-Sahara-Afrika echter is het percentage kinderen dat moet werken beduidend groter: meer dan 21% of 59 miljoen. De landbouw blijft de belangrijkste sector (98 miljoen of 59% van de werkende kinderen), maar ook in de dienstensector (54 miljoen) en de industrie (12 miljoen) werken nog steeds te veel kinderen. Meestal in de informele economie. Kinderarbeid blijft dus een hardnekkig probleem dat enkel met een coherente en structurele aanpak op te lossen is. De bestaande internationale conventies (zoals van ILO) en de nationale wetgeving die kinderarbeid, of minstens zwaar en gevaarlijk werk voor kinderen, verbieden, volstaan in veel landen duidelijk niet. Al blijft wetgeving een belangrijke basis om de strijd tegen kinderarbeid aan te gaan. Arme ouders Eén oorzaak, nog al te vaak veronachtzaamd, is dat ouders onvoldoende middelen en bestaanszekerheid hebben. Arbeiders in de 18 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I sturen als ze er nauwelijks iets leren, of als het te duur is of de afstand te groot om er te geraken? Om echt iets te veranderen moeten al deze oorzaken aangepakt worden en moeten alle betrokken actoren daaraan meewerken. Naar aanleiding van de commotie in de media over de Indiase kasseistenen (gebruikt voor de nieuw aangelegde Korenmarkt in Gent in 2015) brachten 11.11.11 en de federatie van de Belgische Natuursteenhandel een aantal betrokkenen samen 1. De federatie neemt alvast het voortouw met haar initiatief ‘eerlijk natuursteen’. Daaruit blijkt alvast dat audits (meestal gebaseerd op korte bezoeken ter plekke) die tot een label kunnen leiden, nooit kunnen volstaan om echt impact te hebben. Men moet de hele productieketen bekijken en elke speler moet daarin zijn eigen verantwoordelijkheid opnemen. Stevige controlemechanismen zijn dus zeker essentieel. Maar zonder betere arbeidsvoorwaarden, hogere inkomens voor de ouders, volwaardige sociale bescherming en degelijk en toegankelijk onderwijs, zal geen enkel controlemechanisme volstaan. © ILO KOEN DETAVERNIER BELEIDSMEDEWERKER 11.11.11 www.ilo.org kassei-industrie in India verdienen 2 roepie per steen (3 eurocent). Dat betekent een daginkomen van 3 euro voor 100 gekapte stenen. Veel te weinig om kinderen op te voeden en om een waardig leven te kunnen leiden. Vandaar dat ze vaak mee ingeschakeld worden om het gezinsinkomen op te krikken. Ook als het inkomen wegvalt door ziekte of andere omstandigheden, zijn de kinderen letterlijk levensnoodzakelijk. Dan hebben ze geen andere keuze dan hun ouders te vervangen als kostwinner. Een betere sociale bescherming en betere inkomens voor iedereen vormen dan ook terecht belangrijke doelwitten in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Ook degelijk en toegankelijk onderwijs is cruciaal. Waarom zouden ouders hun kinderen naar school MEER INFO OP DE TABLETVERSIE 1 Ook de Belgische overheid strijdt tegen kinderarbeid via steun aan ngo’s, waaronder 11.11.11, en UNICEF. © ILO/Phan Hien © ILO MILJOEN KINDEREN Met kinderarbeid wordt niet het werk bedoeld dat kinderen occasioneel, na schooltijd, doen om hun ouders thuis of op het veld te helpen of om wat zakgeld te verdienen. Problematisch is wel elk werk dat kinderen moeten doen dat hen hun kindertijd ontzegt, hun scholing in het gedrang brengt, dat zwaar of gevaarlijk is en hun ontwikkeling en waardigheid aantast. © ILO/Trong Thang werken wereldwijd © ILO/Zoltán Balogh 168 WAT IS KINDERARBEID? I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 19 CHOCOLADE, een genoegen voor IEDEREEN? LOUIS BERSINI © Oxfam Italia Cacao is bijzonder in trek. Elke Belg consumeert gemiddeld 8 kilo chocolade per jaar en het zou voor ons dan ook ondenkbaar zijn het zonder te moeten stellen. En toch dreigt een tekort aan cacao en aan producenten. De werkomstandigheden op de cacaoplantages zijn vaak barslecht en sommige producenten deinzen er niet voor terug kindslaven in te zetten. Hoe kan een tekort worden voorkomen zonder te raken aan de menselijke waardigheid? 20 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I © Fotolia 90 % van de wereldwijde productie van cacao is a f k o m s t i g va n 5,5 miljoen kleinschalige familiale bedrijven. Voor het onderhoud van de plantages en de manuele oogst zijn veel werkkrachten nodig. De meeste plantages liggen in WestAfrika, waar binnen kleine gebieden een ideaal klimaat heerst. Zo nemen Ghana en Ivoorkust alleen al meer dan de helft van de wereldproductie van cacao voor hun rekening. In Ivoorkust is de cacaosector goed voor 22% van het BNP en deze sector biedt werk en een inkomen aan meer dan twee derde van de bevolking. Driekwart van de totale cacaoproductie wordt in Europa en Noord-Amerika geconsumeerd in de vorm van chocolade. Verwacht wordt dat het verbruik van chocolade wereldwijd met 25% stijgt in de komende 10 jaren, wat betekent dat de productie met meer dan een miljoen ton zou moeten toenemen. In verschillende kranten stond trouwens te lezen dat er misschien een tekort aan cacao aankomt. Dat zou pas een ramp zijn voor ons land dat zo prat gaat op zijn chocolade! Maar hoe zit de vork echt aan de steel? Cacao is het poeder dat wordt verkregen door de gefermenteerde bonen van de cacaoboom te roosteren en te vermalen. Bij deze verwerking wordt ook het vet gewonnen dat als cacaoboter bekend staat. INKOMENSVERDELING BIJ DE PRODUCTIE VAN CHOCOLADE Bron: cacaobarometer2015 6,6 % 35,2 % 44,2 % Chocolatiers Kleinhandel Producenten 4,7 % Belastingen en intern transport (Zuiden) 1,6 % Belastingen en intern transport (Noorden) 7,6 % Verwerkers van cacao WAARDIG WERK Cacaoschaarste? Geen kindslaven! Doordat de jongere generaties vertrekken, worden opnieuw kinderen uit de buurlanden ingeschakeld. Volgens het International Cocoa Initiative (ICI) zouden tussen 300.000 en 1 miljoen kinderen in de cacaooogst werken. Sommige kinderen zouden door de boeren als slaven worden gehouden. Al tien jaar lang wordt deze trieste realiteit beschreven in rapporten en onderzoeken van internationale organisaties. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) omschrijft kinderarbeid als ‘mentaal, fysiek, sociaal of moreel schadelijk of gevaarlijk voor kinderen en/of wanneer kinderen als gevolg van het werk niet naar school kunnen, vroegtijdig het onderwijs moeten verlaten en/of als kinderen onderwijs moeten combineren met buitensporig lang of zwaar werk’ (zie p. 18). Een voorbeeld: eind juni 2015 werden vijftig kinderen tussen de 5 en 16 jaar gered door de politie op een cacaoplantage in Ivoorkust. ‘VOOR CACAO MOET EEN EERLIJKE PRIJS WORDEN BETAALD’ Interview met Pierre Marcolini - chocolatier omstandigheden zouden laten werken. En ik wil mij hiervan ook vergewissen, ofwel door persoonlijk onaangekondigd naar de plantage te gaan ofwel door iemand anders te vragen geregeld de plantage te controleren. © https://about.me/pierremarcolini). Neen, niet echt. Wat wel kan gebeuren is dat de cacaoplantages niet meer genoeg arbeiders vinden. Nu bestaan de plantages voor het merendeel uit familiale bedrijven die de kennis van generatie op generatie doorgeven. Alleen wil de jonge generatie het familiebedrijf niet meer overnemen. En terecht! De producenten leven hoe langer hoe meer in extreme armoede en ook de socio-economische problemen worden groter. Volgens de cacaobarometer 2015 moet bijvoorbeeld het daginkomen van een cacaoboer in Ivoorkust verviervoudigen om boven de armoedegrens van 2 dollar per dag uit te komen. Hoewel je zou denken dat de cacaoboeren die aan het begin van de productieketen van chocolade staan, over hun inkomen kunnen onderhandelen, blijkt dat in de praktijk niet het geval. Slechts 6,6% van het inkomen dat met chocolade, de verwerkte cacao, wordt verdiend, komt terecht bij de cacaoproducenten (zie infografiek). Dat de jonge generaties de cacaosector de rug toekeren, valt dan ook makkelijk te begrijpen. Welke oplossingen dienen zich aan? Kunt u de firma Marcolini voorstellen? Marcolini is een chocolatier en ik leg de nadruk op dit woord omdat we een van de weinige Europese fabrikanten zijn (er zijn er een vijftiental) die werken met het basisproduct van de chocoladeketen, de cacaoboon. We maken er een erezaak van om met bonen te werken die we zelf hebben geselecteerd. We houden de hele productie in eigen handen, dus ook de integrale verwerking van boon tot chocolade. Onze medewerkers hebben zo een besef van de meerwaarde die zij toevoegen aan het chocoladeproject. Waar komt uw cacao vandaan? We kopen de cacao bij 17 verschillende plantages. De cacao groeit in gebieden langs de evenaar. De aankopen doen we vooral in Brazilië, Mexico en Vietnam. We weigeren categorisch om cacaobonen uit Ivoorkust of Guinee aan te kopen. Eerst en vooral uit principe om niet het systeem van kindslaven in stand te houden, maar ook vanwege de smaak. Hecht u belang aan de werkomstandigheden van de arbeiders op de plantages waarvan u cacaobonen afneemt? We hechten veel belang aan dit aspect en we zetten meteen een punt achter onze samenwerking met producenten die hun arbeiders in onwaardige Wat vindt u van het voornemen van het ICI om tegen 2020 enkel nog duurzame cacao op de markt te brengen? Ik denk niet dat deze doelstellingen in de huidige omstandigheden haalbaar zijn. De chocolade-industrie heeft te maken met de speculatie van grote bedrijven op een markt met weinig spelers waar enkel het winstbejag telt en zeker niet de cacaoboer of het milieu. Volgens mij moet er een eerlijke prijs worden betaald voor cacao, rechtstreeks aan de producent zonder tussenpersoon. Een ton cacao heeft momenteel een marktprijs van 2.500 dollar, waarvan slechts 1.500 dollar naar de producent gaat. Voor mijn cacao let ik op de kwaliteit en het geleverde werk, en dan betaal ik vaak meer dan 5000 dollar per ton. Daarbij verzeker ik mij ervan dat het geld rechtstreeks naar de cacaoproducent gaat. U zegt dat u veel belang hecht aan de smaak… Absoluut! Vandaag is er een genetisch gemanipuleerde cacaoboon op de markt, onder de naam CCN51. Het rendement is veel hoger en de teelt veel gemakkelijker. Deze soort groeit ook in de volle zon en heeft geen schaduwrijke plek nodig zoals de gewone cacaobomen. Toch verschilt de smaak en die voldoet niet aan wat ik van een lekkere cacaoboon verwacht. Hoe zit u de toekomst van de cacao, en meer algemeen van de chocolade, in België, bij een dreigend tekort aan producenten? Ik denk dat de Belgische burger even stil moet staan bij zijn consumptie. Volgens mij is chocolade een product om van te genieten en geen gewoon consumptieproduct. Ik weet dat het niet voor iedereen weggelegd is om zich elke dag Marcolini-chocolade te permitteren, want de prijs ligt veel hoger dan die van een industriële chocoladereep. Maar ik hoop wel dat wie chocolade van Marcolini koopt, beseft dat het een kwaliteitsproduct is dat aan hoge ambachtelijke eisen voldoet en dat vervaardigd is met eerbied voor de cacaoproducent, die een eerlijke prijs ontvangt. I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 21 © DGD/T. Hiergens WAARDIG WERK 8 Kilo ELKE BELG CONSUMEERT MEER DAN 8 KILO CHOCOLADE PER JAAR. MEER INFO OP DE TABLETVERSIE Interpol verklaarde dat deze kinderen werk verrichtten in zeer zware omstandigheden die bijzonder gevaarlijk waren voor hun gezondheid. De meeste kinderen waren afkomstig uit Burkina Faso, Guinee of Mali, ze werden niet betaald en kregen geen onderwijs. Het ICI, voorvechter van de strijd tegen kinderarbeid Het ICI stelt zich tot doel de cacao-producerende gemeenschappen die de rechten van de kinderen beschermen en die kinderarbeid bannen, te promoten. Het is dan ook van belang erop te wijzen dat het ICI niet fundamenteel gekant is tegen elke vorm van kinderarbeid. Zijn standpunt is dat ‘het aanvaardbaar is dat kinderen op de familiale grond tijdens een beperkte periode en onder het toezicht van een volwassene lichte en ongevaarlijke taken verrichten, zonder dat hierbij hun onderwijs in het gedrang komt. In plattelandsgemeenschappen in West-Afrika is dit soort werk vaak nodig om het gezin een waardig bestaan te geven. Bovendien draagt dit werk bij tot de ontwikkeling van de kinderen die zo 22 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I ervaring en vaardigheden leren die hen op een toekomst als producent voorbereiden.’ Van het duurzaamheidsfront geen nieuws? Wel integendeel. Alle actoren van de productieketen van chocolade beseffen goed welke nefaste gevolgen schommelingen in de oogst kunnen hebben voor de producenten. Een reactie bleef dan ook niet uit, en die is tweeledig: enerzijds de bestrijding van kinderarbeid, waarvoor zich vooral het ICI inzet, en de strijd voor een volledig “duurzame” cacaoproductie tegen 2020. Duurzame cacao als internationale norm? Het merendeel van de grote mondiale chocoladebedrijven gaan de uitdaging aan om tegen 2020 enkel nog chocolade te produceren met ‘duurzame’ cacao. Een moeilijke kwestie is hierbij wat onder ‘duurzame’ cacao moet worden verstaan en wat dan de internationale norm moet zijn. Volgens de drie bestaande normsystemen (Fairtade International, Rainforest Alliance en UTZ Certified) is het aandeel van chocolade met een duurzaamheidskeurmerk gestegen van 2% in 2009 naar 15% vandaag. Om duurzame cacao algemeen ingang te doen vinden en onder impuls van de industrie heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) samen met de International Organization for Standardization (ISO) in 2011 een normeringsprocedure voor duurzame cacao opgestart. Deze norm zal betrekking hebben op drie aparte domeinen: de Mensen (verbetering van de werkomstandigheden, bestrijding van kinderarbeid…), de Planeet (milieu-effecten) en de Winst (voor de boeren en inzake productiviteit). Deze norm zou in 2016 worden ingevoerd. Er gaan echter ook kritische stemmen op die het reële effect van een ISO/CEN-norm op de cacaosector relativeren. Sommige gaan ervan uit dat deze norm wellicht maar een ‘vodje papier’ zal zijn waarin elk essentieel aspect van eerlijke handel, zoals de rol van de boerencoöperatieven, ontbreekt. ONLINE www.cocoainitiative.org/en/ WAARDIG WERK SOCIALE BESCHERMING VOOR IEDEREEN D e kans dat je het in je leven zonder sociale bescherming moet stellen, hangt van veel factoren af: je land, stad of platteland, rijke of arme ouders, jongen of meisje, formele of informele job. Dat is fundamenteel onrechtvaardig. 49% van de ouderen wereldwijd ontvangt geen pensioen. Maar ook de pensioenen zelf zitten meestal ver onder de armoedegrens. 39% van de wereldbevolking krijgt géén tussenkomst in de gezondheidszorg. In de lage inkomenslanden zelfs meer dan 90%. Hoge gezondheidskosten duwen jaarlijks 100 miljoen mensen in armoede. De meeste landen, ook lage-inkomenslanden, hebben nochtans programma’s van sociale bescherming. Maar die zijn meestal uitsluitend bestemd voor overheidsambtenaren en werknemers in de (kleine) formele economie. Terwijl veruit de meeste mensen in de landbouw of in de informele economie werken. Daarom voeren de ngo-koepels 11.11.11 en CNCD-11.11.11, samen met vakbonden, mutualiteiten en ngo’s, 2 jaar campagne onder het motto ‘sociale bescherming voor iedereen’. moet worden voor een volwaardige sociale bescherming. Een universele definitie van sociale bescherming bestaat niet. Landen moeten, in dialoog met de sociale organisaties, beslissen welke prioriteiten ze stellen en hoe ze die willen bereiken. Voor de campagne omvat sociale bescherming ‘een coherent en op solidariteit gebaseerd geheel van structurele initiatieven en maatregelen die voor alle mensen inkomensgarantie en toegang tot basisvoorzieningen moeten verzekeren gedurende hun gehele leven.’ Beide, inkomensgarantie én toegang tot basisdiensten, zijn immers onmisbaar voor een menswaardig leven. Hefboom voor ontwikkeling Sociale bescherming biedt ook een krachtige hefboom voor ontwikkeling. Volwaardige sociale bescherming, in alle levensfasen, kan een samenleving fundamenteel transformeren. Omdat ze rijkdom herverdeelt, de ongelijkheid tussen man en vrouw vermindert en economische ontwikkeling op gang trekt. Omdat ze de koopkracht op peil houdt als het economisch moeilijk gaat en voorkomt dat mensen in armoede terecht komen bij de minste tegenslag. Recht voor iedereen Haalbaar én betaalbaar Sociale bescherming is een mensenrecht dat al sinds 1948 opgenomen is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. ILO werkte dit recht in 1952 concreet uit in Conventie 102 (‘minimum normen voor sociale zekerheid’). Maar omdat deze te vaak dode letter bleven volgde in 2012 een aanbeveling over de ‘Social Protection Floors’ of basisgaranties van sociale bescherming. Deze vormen een sokkel waarop verder gebouwd Volgens een studie van 11.11.11, HIVA en Oxford Policy Management is een elementaire sokkel van sociale bescherming overal haalbaar én betaalbaar, zelfs in de armste landen. Zo volstaat in het straatarme Burundi 12,7% van het BBP voor een minimale sociale bescherming. Ook in middeninkomenslanden Indonesië en Peru blijkt sociale bescherming betaalbaar. Voorwaarden zijn voldoende politieke wil en de juiste beleidskeuzes. De nationale © FAO Giulio Napolitana KOEN DETAVERNIER BELEIDSMEDEWEKER 11.11.11 © FAO Simon Maina Ziek worden en je behandeling niet kunnen betalen. Je job verliezen of je oogst vernield zien en geen vervangingsinkomen hebben. Een leven lang werken en op je oude dag geen pensioen krijgen. Voor 73% van de mensen is dat jammer genoeg geen fictie. overheden dragen dus een grote verantwoordelijkheid. Zo moeten ze hun inkomen zien te verhogen door een degelijk fiscaal beleid en door internationale belastingfraude en -ontwijking aan te pakken. Toch blijft in de armste landen internationale solidariteit broodnodig. Dat kan door steun van rijke landen, direct of via onder meer het ILO Flag Ship Program voor de Social Protection Floor. Maar ook middeninkomenslanden hebben nood aan internationale samenwerking om hun sociale bescherming te versterken. Daar gaat het vooral om uitwisseling van ervaring, capaciteitsversterking en peer to peer-samenwerking van gespecialiseerde dienstens. België kan en moet zijn unieke expertise daarvoor inzetten. 39% VAN DE WERELDBEVOLKING KRIJGT GÉÉN TUSSENKOMST IN DE GEZONDHEIDSZORG ONLINE socialebescherming.be I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 23 HUISHOUDWERKERS IN PERU Wereldwijd zijn er 67 miljoen huishoudwerkers. Ze krijgen vaak niet het respect dat ze verdienen en hun job wordt serieus ondergewaardeerd. Ook in Peru blijft het onrecht torenhoog. De ngo’s Wereldsolidariteit en FOS ondersteunen er plaatselijke organisaties die het voor hen opnemen en strijden voor sociale bescherming. STEFANIE BUYST I n Peru werkt zo’n 70% van de bevolking in de informele economie. Velen zetten zelf een handeltje op of verdienen wat geld als straatventer. Vooral vrouwen zijn tewerkgesteld in de informele sector, meestal als huishoudwerkster. In Peru is bijna 96% van alle huishoudwerkers een vrouw. Het gaat veelal om jonge meisjes afkomstig van het platteland. Ze worden een degelijk loon beloofd alsook de mogelijkheid om naar school te gaan. De realiteit draait vaak anders uit: ze werken 7 dagen op 7 voor een hongerloon en kunnen helemaal geen school lopen. Bovendien worden ze dikwijls mishandeld door hun werkgever, zowel mentaal als fysiek. De overheid registreert of coördineert informele jobs niet. Soms werken mensen wel in loondienst, maar zonder contract. Veelal gaat het hier om de armere of achtergestelde lagen van de bevolking die zo goed en zo kwaad mogelijk hun gezin proberen te onderhouden. Daardoor mislopen ze echter elke vorm van bescherming: ze hebben slechts half zoveel rechten als iemand die wel geregistreerd werk uitvoert en verdienen minder dan het gemiddeld maandloon van een huishoudwerker. Betaalde vakantie is een utopie en ze krijgen geen of amper vrije tijd. Conventie 189 In Peru steunt de Belgische ngo Wereldsolidariteit drie partners: de jongerenorganisatie JOC, een nationaal netwerk dat de sociale en solidaire economie promoot (GRESP), en een vakbond die opkomt voor de rechten van arbeiders in de informele economie (CSP). Alle drie de partners vullen elkaar heel goed aan. Samen staan ze immers sterker: ze wisselen ervaringen uit en ondernemen gezamenlijke politieke acties. Ze strijden onder andere voor de bekrachtiging van Conventie 189 van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in Peru. De conventie omschrijft de waardige werkomstandigheden voor huishoudpersoneel, zoals het recht op een minimumloon, vastgelegde werkuren, sociale zekerheid (ook bij zwangerschap) en aansluiting bij een vakbond. IPROFOTH – een initiatief van JOC – biedt al meer dan 40 jaar steun aan huishoudwerksters. Het is de enige organisatie in Peru van én voor huishoudwerksters. Ze staat onder andere in voor de verdediging van hun rechten, opvang, overleg met vakbonden en onderwijs en vorming. Ze verzorgt ook bijeenkomsten waar de vrouwen elkaar beter kunnen leren kennen. In geval van ontslag of mishandeling helpt ze hen ander werk vinden. Getuigenis van huishoudster Toen ze 12 jaar oud was, ging Maria de los Ángeles aan de slag als huishoudwerkster in Lima, samen met haar zus. Nu zit ze in het team van IPROFOTH. Ze vertelt: ‘Ik had het geluk dat ik naar school mocht gaan. Maar terzelfdertijd werd ik gediscrimineerd, geslagen en seksueel misbruikt. Toch kon ik erover praten met een psycholoog. En dat kunnen 24 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I PERU TELT MINSTENS 406.000 HUISHOUDWERKERS 200.000 zijn minderjarig 2,6% ZE VERTEGENWOORDIGEN vele lotgenoten niet. Ik wil niet dat iemand lijdt zoals ik geleden heb, dus daarom engageer ik mij elke dag opnieuw. Voor dit werk worden we niet betaald, het is een vorm van sociaal werk. We willen dat huishoudwerksters hun rechten kennen, dat ze erkend worden, dat ze meer verdienen dan het minimumloon en dat ze kunnen studeren. Huishoudwerksters vo l g e n m e e s t a l avondschool. Overdag kunnen ze immers niet naar school gaan omdat ze moeten werken. Met de steun van JOC trekt IPROFOTH naar de avondschool om hen bewust te maken van hun rechten. We leren hen dat ze kunnen opkomen voor hun rechten en dat hun job respect verdient. Sommige meisjes kunnen niet koken, wassen of strijken. Ze denken dat ze niets waard zijn en hebben een laag zelfbeeld. Daarom organiseren we ook workshops rond eigenwaarde zodat ze zichzelf leren appreciëren. VAN DE TOTALE TEWERKSTELLING ‘Ik wil niet dat at iemand lijdt zoals b’ ik geleden heb’ WAARDIG WERK TREDEN UIT DE SCHADUW MAANDLOON In Lima verdient een huishoudwerk(st)er gemiddeld 457 sol* (*118 euro) (PER MAAND) 85% verdient minder dan 750 sol (193 euro) 15 % verdient 750 sol (193 euro) In de provincies schommelt het gemiddeld loon tussen 100 (26 euro) en 250 sol (64 euro) GESLACHT 95,6 % 4,4 % VROUWEN MANNEN © IDWF Slechts 2 op de 10 heeft een officieel contract WAT IS SOCIALE BESCHERMING? We voeren ook campagnes in het park om duidelijk te maken dat ze er niet alleen voor staan. Zo delen we sleutelhangers uit met daarop de contactgegevens van IPROFOTH. Als een huishoudwerkster aan de deur wordt gezet omdat ze opkomt voor haar rechten, kan ze zo gemakkelijk contact opnemen met onze organisatie. We stellen een soort ‘opvangruimte’ ter beschikking waar ze tijdelijk terechtkan en helpen haar ook zoeken naar ander werk, bij een werkgever die wel de rechten respecteert. Huishoudwerksters voelen zich dikwijls eenzaam en denken dat de familie waar ze voor zorgen de enige familie is die ze hebben. Ze hebben amper vrije tijd, maar als ze dan al Sociale bescherming verwijst naar elke vorm van beleid dat risico’s, kwetsbaarheid, ongelijkheid en armoede aanpakt via systemen van transferten aan de bevolking, in geld of in natura/diensten. Het heeft dus als doel mensen te beschermen tegen de risico’s die hen in de armoede kunnen drijven of houden, en dat door hen in staat te stellen te genieten van basisbescherming, -zorgen en -diensten en de sociale en economische barrières op te heffen die de toegang tot deze bescherming verhinderen. Sociale bescherming omvat: medische zorgen, pensioenen, allerlei uitkeringen (voor moederschap, invaliditeit, gezin, nabestaanden en werkloosheid; in geval van ziekte, arbeidsongevallen en beroepsziekten…) (zie ook p. 23). eens op stap gaan, is de kans groot dat ze een man ontmoeten die hen van alles belooft. Helaas blijven ze vaak alleen achter, als alleenstaande moeder. Daarom verzorgen we ook een ‘mechita’, een kinderopvang. Terwijl de vrouwen overdag gaan werken, zorgen wij voor hun kinderen, tegen een redelijke prijs. IPROFOTH probeert zichzelf te financieren (onder andere via de kinderopvang), maar dat volstaat lang niet om aan de noden te voldoen. We doen wat we kunnen om zoveel mogelijk persoonlijke begeleiding en steun te bieden.’ ONLINE www.wereldsolidariteit.be www.fos-socsol.be MEER INFO OP DE TABLETVERSIE I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 25 SLAVERNIJ ste IN DE 21 EEUW Wie dacht dat slavernij al sinds de 19de eeuw de wereld uit is, heeft het mis. Miljoenen mensen werken vandaag onder erbarmelijke omstandigheden in semi-slavernij. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) probeert paal en perk te stellen. ASTRID DE VOS V olgens ILO zijn huishoudhulp, landbouw, de bouwsector en de ontspanningsindustrie de sectoren waar dwangarbeid (of semi-slavernij) het meest voorkomt. 56% van de ‘moderne slaven’ bevindt zich in Azië en de Stille Oceaan, 26% is minderjarig. Vooral migranten blijken extra kwetsbaar. Doordat zij vaak niet over de juiste documenten beschikken of de lokale taal niet spreken, lopen ze een hoger risico om in een situatie van dwangarbeid terecht te komen. We bespreken drie schrijnende gevallen. Uitbuiting in Qatar 21 MILJOEN MENSEN LEVEN VANDAAG IN EEN VORM VAN SLAVERNIJ. Schepenkerkhoven in Bangladesh In de 18e eeuw stond Bangladesh gekend om zijn scheepswerven. Zelfs de sultan van het Ottomaanse rijk liet hier zijn vloot bouwen. Vandaag staat Bangladesh niet langer gekend om zijn scheepsbouw, maar om scheepsafbraak. Elk jaar vinden honderden afgeschreven schepen hun laatste rustplaats aan de kust van Bangladesh. Het ontmantelen van deze stalen mastodonten behoort tot een van de gevaarlijkste jobs ter wereld. De schepen die hier aanmeren bevatten vaak grote hoeveelheden asbest, lood, PCB’s en andere gifstoffen. Omdat de afbraak op het strand gebeurt, dringen deze © Getty - typhoonski 7.000 arbeiders zullen het leven laten tijdens de bouwwoede in Qatar in de aanloop naar de Wereldbeker voetbal in 2022, zo meldde de International Trade Union Confederation, ’s werelds grootste vereniging van vakbonden. Dat betekent dat er elke week 12 slachtoffers vallen tenzij er actie ondernomen wordt. Ter vergelijking: de afgelopen Wereldbeker in Brazilië maakte in totaal 10 slachtoffers. Qatar telt momenteel 1,4 miljoen buitenlandse arbeidskrachten. Het merendeel daarvan komt uit India en Nepal. Nog voor hun aankomst worden deze arbeiders dikwijls misleid door rekruteringsagentschappen. Ze maken valse beloften over de aard van hun werk of het salaris. De exorbitante rekruteringen reiskosten storten de arbeiders diep in de schulden. Eenmaal aangekomen moeten deze arbeiders in erbarmelijke omstandigheden werken. Paspoorten worden afgepakt om te verhinderen dat ze vertrekken. Overdag zwoegen ze lange dagen op gevaarlijke bouwwerven onder een zinderende hitte van 50°C. Ook de huisvesting is schrijnend. Een typische kamer herbergt zo’n 8 tot 10 mannen, samengepropt in stapelbedden. Achterstallige salarissen worden vaak niet uitbetaald, arbeiders hebben geen recht op ziekteverlof of vakantiedagen en discriminatie op de werkvloer is schering en inslag. Deze wantoestanden kunnen welig tieren door het zogeheten Kafala-systeem dat in gebruik is in de Golfstaten. De arbeidsmigrant heeft in dit systeem een lokale sponsor of ‘kafeel’ nodig om Qatar binnen te raken. Deze kafeel bezit het recht om zijn werknemer al dan niet toestemming te geven om het land te verlaten. Wanneer hij zich als sponsor terugtrekt, vervallen alle wettelijke rechten van de arbeidsmigrant. Bij onenigheid over loon, huisvesting, arbeidsomstandigheden en andere werkgerelateerde zaken, kan de kafeel dat als drukkingsmiddel gebruiken. De macht die het systeem overdraagt aan de kafeel is dermate groot dat het als een vorm van moderne slavernij beschouwd wordt. Naar aanloop van de Wereldbeker in 2022 zal Qatar zo’n 140 miljard dollar spenderen aan nieuwe infrastructuur. De menselijke kost is nog groter: naar schatting 7.000 arbeiders zullen het leven laten door onveilige werkomstandigheden en uitbuiting. 26 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I WAARDIG WERK De Britse krant The Guardian heeft onderzoek verricht naar de levensomstandigheden op deze boten. De krant maakte gewag van arbeiders die shiften van 20 uur werkten, regelmatig geslagen werden door hun opzichters en doorgaans slechts een bord rijst per dag te eten kregen. De mate van geweld dat gehanteerd wordt op deze boten is gruwelijk. Arbeiders getuigen dat zieken over boord werden gegooid en ongehoorzaamheid bestraft werd met dagenlange opsluiting onder het dek. Uit een enquête van de VN uit 2009 bleek zelfs dat 59% van de migranten werkzaam op deze boten al getuige waren van de moord op een collega. Ondanks beloften van de Thaise overheid om de wantoestanden in de visserij aan te pakken, gebeurt het nog te vaak dat de regering deze praktijken oogluikend toelaat. Vaak Zonder vakbonden, veiligheidsuitrusting of training riskeren de arbeiders op de scheepswerven in Bangladesh elke dag hun leven voor een hongerloon. Visserij in Thailand Thailand produceert jaarlijks 4,2 miljoen ton zeevruchten, waarvan 90% bestemd is voor de export. Daardoor is er een grote vraag naar arbeidskrachten. Elk jaar maken zo’n half miljoen arbeidsmigranten uit het naburige Cambodja en Myanmar de oversteek, aangetrokken door de hogere lonen. Maar zonder de juiste documenten zijn ze makkelijke doelwitten voor seksuele exploitatie, dwangarbeid en moderne slavernij. ILO lanceert de campagne '50 For Freedom' om minstens 50 landen aan te moedigen het protocol te bekrachtigen” © Adam Cohn stoffen meteen de zandbodem in of spoelen ze in de zee. Bovendien hebben de meeste scheepsslopers geen toegang tot passende beschermingsuitrusting, hetgeen ernstige gezondheidsimplicaties tot gevolg heeft. De frequente gasexplosies en neerstortende ijzeren platen op de werven vormen een bijkomend dodelijk risico. Maar deze sector is niet alleen gevaarlijk en vervuilend, ze is ook zeer lucratief. Deze industrie heeft een geschatte omzet van 1,5 miljard dollar per jaar en stelt zo’n 22.000 arbeiders te werk in Bangladesh. Zij delen echter niet in de winst. Hun lonen behoren tot de laagste ter wereld.Vaak werken deze arbeiders shiften van 12 uur en dat voor een schamele 2 euro per dag. Overuren worden niet uitbetaald, ziekteverlof bestaat niet. zijn daar immers lokale politieagenten bij betrokken, tot zelfs hooggeplaatste politici. Daardoor kunnen de slachtoffers nergens terecht. ILO De praktijken in Qatar, Bangladesh en Thailand bewijzen dat slavernij de wereld nog niet uit is. Naar schatting leven vandaag 21 miljoen mannen, vrouwen en kinderen in een bepaalde vorm van slavernij. Deze praktijk levert elk jaar zo’n 150 miljard dollar per jaar op. MEER INFO OP DE TABLETVERSIE Als mensen met geweld of intimidatie gedwongen worden om te werken spreekt men van dwangarbeid. Het kan ook subtieler: identiteitspapieren achterhouden, een schuld aansmeren of dreigen met aangifte bij de immigratiediensten. ILO wil hier komaf mee maken. Daarvoor is er nood aan strenge wetgeving die strikt wordt toegepast en samenwerking tussen de regering en de sociale partners. Ook moet er een opvangnet zijn voor de slachtoffers. Afgelopen november stuurde ILO een speciale missie naar Qatar om er de arbeidsomstandigheden te onderzoeken. Na eerdere pogingen van Qatar om een onderzoeksmissie te verhinderen, besloot ILO om een formele stemming te houden. Een hoogst ongebruikelijke procedure, aangezien men meestal via onderhandelingen naar een compromis streeft. Uiteindelijk stemden 35 landen voor, 13 tegen en 7 onthielden zich. De missie gaf een duidelijk signaal naar Qatar toe. In maart komt het dossier opnieuw op de agenda. Dan zal er beslist worden of ILO een volwaardige onderzoekscommissie opricht. Deze commissie zou de druk op Qatar aanzienlijk verhogen. Daarnaast stelde de VN ook een speciale rapporteur voor moderne vormen van slavernij aan. Deze heeft als taak te onderzoeken welke maatregelen landen nemen om dwangarbeid aan te pakken en de slachtoffers ervan te beschermen. Als er slavernij plaatsvindt, moet de rapporteur actie ondernemen. Verder heeft ILO een internationaal protocol opgesteld dat moderne vormen van dwangarbeid bestrijdt. De Conventie 29 tegen dwangarbeid uit 1930 bevatte immers een lange lijst van uitzonderingen. Meer dan 84 jaar later wil het nieuwe wettelijk bindend protocol de mazen in het net dichten. Dat verloopt echter niet van een leien dakje. Tot nu hebben enkel Noorwegen en Niger het protocol ondertekend. Daarom lanceert ILO de mondiale campagne ‘50 For Freedom’. Daarmee wil de organisatie minstens 50 landen aanmoedigen om het protocol te bekrachtigen tegen 2018. ONLINE U kan de actie ’50 For Freedom’ steunen op http://50forfreedom.org/. I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 27 ARMOEDE WERKT KINDERHANDEL IN DE HAND Foto’s : Titus Simoens FRÉDÉRIC JANSSENS PLAN BELGIË Elk jaar vallen meer dan een miljoen kinderen ten prooi aan mensenhandel. Dat betekent dat ze gerekruteerd worden om ver van huis te werken. In Benin strijdt Plan België tegen dit fenomeen dat tienduizenden kinderen treft. Sensibilisering in dorpen, economische steun voor huishoudens, geboorteregistraties, hulp bij scholing: het probleem is complex en moet vanuit alle hoeken bestreden worden. Jongens die slachtoffer van kinderhandel zijn, in Benin of in het buitenland, werken vaak op boerderijen, koffie-, cacao- en katoenplantages of op werven. Voor Plan België is het een prioriteit hun vertrek te voorkomen en de slachtoffers te identificeren door de autoriteiten en de dorpshoofden op te leiden. 28 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Meisjes vertegenwoordigen 2/3 van de slachtoffers van kinderhandel in Benin. Ze werken voornamelijk op markten en als huishoudhulp in Cotonou en in de grote steden. WAARDIG WERK Plan ondersteunt de oprichting van kinderdagverblijven. Daardoor kunnen oudere broers en zussen naar school gaan in plaats van de kleine kinderen te moeten oppassen. Zo biedt scholing een doeltreffende bescherming tegen mensenhandel. Voormalig kinderhandelaar Mathias stuurde vijftien kinderen naar Nigeria in de jaren ‘90, met inbegrip van zijn eigen dochter. Vol berouw heeft hij haar opnieuw naar school gestuurd. Hij werkt ook samen met Plan om de dorpelingen te sensibiliseren over de impact van mensenhandel en de noodzaak om zich te verzetten, hoe arm men ook is. ‘Nog liever aarde eten dan je kinderen verhandelen’, herhaalt hij onvermoeibaar Armoede is een sleutelfactor bij kinderhandel. Om het probleem bij de wortel aan te pakken, helpt Plan België moeders om hun inkomen te verhogen via financiële steun aan spaar- en kredietverenigingen in de dorpen: kleine handelszaken opzetten, grondstoffen verwerken, enz. Ondertussen zijn in Benin meer dan 3.000 spaar- en kredietverenigingen opgericht. I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 29 HANDTASSEN MAKEN SIEN VAN GOMPEL I Met Atelier Louie wil ik niet louter produceren en verkopen, maar wel mezelf uitdagen en steeds nieuwe creaties leveren van de hoogste kwaliteit en duurzaamheid” k werk al jaren als ambtenaar en combineerde dat met creatieve activiteiten thuis. Zes jaar geleden besloot ik om Atelier Louie op te richten om mijn hobby een meer professioneel kader te geven. Om mijn verschillende rollen als bediende, ambachtsvrouw en ondernemer vlotter te vervullen, doe ik een beroep op smartbe.be. Deze organisatie wil de werkomstandigheden van kunstenaars en creatievelingen verbeteren. Zij doet dat door administratieve steun en het nodige advies te verschaffen. Dankzij Smart kan ik me met Atelier Louie beter focussen op mijn creaties zonder al te veel administratieve rompslomp. Uiteraard is deze dienstverlening niet gratis, waardoor het niet evident is om lage prijzen aan te houden. Vooral ook door het dure materiaal en de vele werkuren per stuk. Omdat alles met de hand gebeurt, doe ik er gemakkelijk 40 uren over om een tas te maken. Met Atelier Louie wil ik niet louter produceren en verkopen, maar wel mezelf uitdagen en steeds nieuwe creaties leveren van de hoogste kwaliteit en duurzaamheid. Daarom werk ik ook steeds met het beste materiaal. Zo voer ik het merendeel van mijn leder in uit Italië. Kwaliteit primeert in elk geval boven kwantiteit. Om klanten wegwijs te maken in het aanbod heb ik me vorig jaar een tijdje volledig op Atelier Louie toegelegd om een collectie te ontwerpen. Deze collectie dient als leidraad voor klanten want elk stuk kan volledig gepersonaliseerd worden naar de wensen van de klant. Ik vind het heel belangrijk om iets terug te geven en ben steeds geïnteresseerd om ideeën uit te wisselen. Die uitwisseling van ideeën bracht mij in het netwerk van De Makers, een initiatief van Unizo. De Makers hebben recent een samenwerking met de ngo Exchange opgestart 30 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I HANDGEMAAKTE TASSEN: KWALITEIT PRIMEERT © Nino Aveni De ngo Exchange stuurt professionelen naar ontwikkelingslanden om er hun expertise te delen met hun collega’s. Een blik achter de schermen bij een handtassenmaker in België en Senegal. en zo ben ik uiteindelijk in Senegal beland als vrijwilliger-expert. Exchange had een aanvraag binnengekregen van de ‘Chambre de Métiers’ in Dakar die een expert zocht om de lokale ambachtslui nieuwe lederbewerkingstechnieken bij te brengen. Exchange wil het ondernemerschap en KMO’s promoten door expertises aan te bieden die een bedrijf of andere beroepsorganisatie in het Zuiden de mogelijkheid bieden efficiënter te worden, verder te groeien, betere kwaliteit te leveren en meer werkgelegenheid te creëren. Bij mijn aankomst in Dakar trok ik vrijwel meteen naar de werkplaats van de lokale ambachtslui. Het viel me op dat, ondanks de goede technische kennis die vaak generaties lang was overgeleverd, creativiteit vrijwel volledig ontbrak. De meeste modellen waren eigenlijk replica’s van bekende merken. Eén van mijn aandachtspunten was dan ook om de creativiteit in hun werken te stimuleren. De plaatselijke vaklui hadden ook nood aan structuur: het meeste werk deden ze uit het hoofd zonder patronen te gebruiken. Ik heb hen daar zo goed mogelijk over trachten te informeren. Tevens gaf ik hen enkele tips over goedkoop en duurzaam materiaal dat hen kon helpen om de kwaliteit van hun creaties te verbeteren. Ten slotte heb ik hen de basis bijgebracht van het naaien met één draad en twee naalden, wat op veel bijval kon rekenen. Al bij al vond ik het een zeer leuke ervaring en ben ik blij dat ik mijn expertise heb kunnen delen met de lokale ambachtslui. Ik hoop dat deze ‘exchange’ een duurzame impact heeft gehad op hun werk zodat ze betere kwaliteit kunnen leveren en verder kunnen groeien. WAARDIG WERK IN BELGIË EN SENEGAL © Mohamed Sorgho SERIGNE MBACKE MBOW COÖPERATIE JONGE LEERBEWERKERS I n Senegal werken we over het algemeen met vrij rudimentair en lokaal bewerkte koehuiden, hoewel we soms ook ingevoerde huiden gebruiken. De steun van de overheid voor onze sector manifesteert zich voornamelijk via organisaties zoals de Kamer van Koophandel. Een atelier voor lederbewerking is meestal een familiale aangelegenheid, de meeste mensen die er werken maken deel uit van dezelfde familie of kaste. De kennis wordt er overgedragen van vader op zoon en dat al generaties lang. Een groot obstakel voor de groei van onze bedrijven en het formeel maken ervan zijn de moordende belastingen op onze activiteiten. Een ‘formeel’ bedrijf moet immers aan veel strengere belastings- en boekhoudkundige regels voldoen. Daarom kiezen veel ambachtslui ervoor om te blijven werken in hun kleine informele structuren om zo die belastingen te omzeilen. Voor informele bedrijven volstaat een simpele jaarlijkse betaling op basis van de grootste contracten (‘contribution globale unique’), een gedetailleerde boekhouding hoeft niet. Het besef groeit wel dat globalisering niet alleen risico’s maar ook veel opportuniteiten met zich meebrengt. De va klui proberen zich dan ook geleidelijk beter te organiseren om zo op termijn ook buitenlandse markten te kunnen aanboren. De sector van lederbewerking is een belangrijke werkgever in Senegal. De laatste jaren begint zij duidelijk © Mohamed Sorgho te groeien door de stijgende lokale vraag naar producten. Er worden dan ook steeds meer jobs gecreëerd door lokale ambachtslui. De over het algemeen informele organisatie blijft echter de grootste rem voor een verdere exponentiele ontwikkeling van de sector. We hebben een beroep gedaan op expertise van Exchange om voornamelijk de kwaliteit van ons aanbod te kunnen verbeteren. Door de hogere kwaliteit kunnen CREATIVITEIT LOKT KLANTEN we ook de concurrentie aangaan met gelijkaardige producten die goedkoop ingevoerd worden uit China. Dat betekent meteen het tweede grote obstakel voor de ontwikkeling van onze sector. De toevloed aan goedkoop materiaal maakt het niet evident voor een lokale vakman om daarmee te concurreren. Wij hebben dus de keuze gemaakt om met kwaliteitsvolle producten de mensen te overtuigen ‘made in Senegal’ te kopen. Ongeveer 85% van ons cliënteel zijn toeristen. Dus door originele ontwerpen van goede kwaliteit te leveren hopen we ook daar ons marktaandeel op te krikken. Op dat vlak bleek de Exchange-experte zeer nuttig daar ze ons leerde originele ontwerpen te maken door een gebruik van patronen, om zo onze kennis en creativiteit te kunnen loslaten op onze producten. Door de hogere kwaliteit kunnen we ook de concurrentie aangaan met gelijkaardige producten die goedkoop ingevoerd worden uit China” I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 31 WAARDIG WERK SCHOLING als springplank voor arbeidsmarkt Collibri Foundation van Colruyt Wat is Collibri Foundation? Jongeren in moeilijke omstandigheden stimuleren om hun talenten te ontplooien, dat is de missie van Collibri Foundation. Al 13 jaar lang steunt deze organisatie vormingsprojecten in het Zuiden onder het motto: “educate – develop – empower”. ASTRID DE VOS I n 2002 vaardigde Colruyt Group een charter uit over kinderarbeid en werkomstandigheden. Daarmee ijvert de groep voor degelijke en veilige werkomstandigheden en een verbod op kinderarbeid. Met dat verbod ging ook het besef gepaard dat zo heel wat gezinnen in ontwikkelingslanden zonder inkomen dreigden te vallen. Daarom besloot Colruyt Group volop te investeren in onderwijs. Een jaar later begon Collibri Foundation haar eerste project in Semarang, Indonesië. Collibri Foundation vertrekt vanuit het standpunt dat een mooie toekomst begint bij kwaliteitsvol onderwijs. Daarom richtte ze een partnerschap op met een aantal onderwijsinstellingen in Semarang. Zo worden in het lager onderwijs praktische leerboeken ontworpen en worden er studiedagen georganiseerd voor de leerkrachten. Collibri Foundation is ook actief in het middelbaar onderwijs, waar ze jaarlijks 185 studiebeurzen uitreikt. Vijftien onder hen kunnen doorstromen naar het hoger onderwijs. Het gaat steeds om jongeren die zelf niet over de nodige middelen beschikken, maar 32 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Collibri Foundation, een initiatief van Colruyt Group, verleent al sinds 2003 financiële steun aan vormingsprojecten in het Zuiden. De stichting ondersteunt ervaringsgericht onderwijs en biedt studiebeurzen aan in het middelbaar onderwijs. In het hoger onderwijs kunnen geselecteerde jongeren een studie naar keuze volgen met achteraf een stage bij Colruyt Group in België. De financiering verloopt via Boniselection, het thuismerk van Colruyt Group. 5% van de omzet van deze producten gaat naar Collibri Foundation. Daarnaast kunnen consumenten en bedrijven ook een vrije bijdrage storten. wel sterk gemotiveerd zijn en blijk geven van groot potentieel. Nadat de jongeren hun universitaire opleiding met succes hebben afgerond kunnen ze stage lopen bij Colruyt Group in België. Zo liep Iva Fitria Ekawati uit Demak (Midden-Java) drie weken stage bij de distributiegroep in Halle. Tijdens haar verblijf in België werden Iva en de andere jongeren volop klaargestoomd voor de arbeidsmarkt. Ze leveren ook een eindwerk af. ‘Dat kan gaan van een businessplan opstellen voor een bedrijf tot werken rond afvalbeheer. We willen hen echt uitdagen om hier een bedrijfservaring op te doen,’ zegt Mieke Vercaeren, adviseur Public Affairs van Colruyt Group. Alle stagiaires krijgen een persoonlijk trainingscertificaat van Colruyt Group. In elke regio waar een scholingsproject van Collibri Foundation loopt, zet Colruyt Group een project op rond een ‘duurzame keten’. In Burundi bijvoorbeeld gaat de scholing hand in hand met een duurzame koffieketen. Colruyt Group koopt er een groot deel van haar koffiebonen bij lokale coöperatieven en verleent er advies over marketing en prijsvorming. Met de hulp van Iva wil Colruyt Group nu een gelijkaardig initiatief in Indonesië opstarten. In de buurt van Iva’s oude school staan kokosbomen. De schillen van deze kokosnoten kunnen gebruikt worden als briketten voor de barbecue. Voor haar eindwerk voerde Iva een screening uit van de keten van kokosbriketten in Indonesië en onderzocht ze hoe je deze keten duurzamer kan maken. Collibri Foundation werkt samen met lokale organisaties die de jongeren daar de nodige begeleiding bieden. In Indonesië is dat de Indonesian Child Welfare Foundation. De resultaten zijn alvast zeer positief. De meeste jongeren studeren verder of vinden bij hun terugkeer thuis snel een baan. OP STAP MET CULTUUR als hefboom voor sociale verandering Bijeenkomst over migratie op ‘het Plein der mogelijkheden’ op het festival Esperanzah in 2015 e zijn ook partn e rs c h a p p e n aangegaan met muziekfestivals in het Zuiden. In 2013 trok een team van vijftien van onze vrijwilligers naar het festival Fesdig in Burkina Faso. Ze zetten er een lokale radio op in de rand van het event. Een deel van dat team is momenteel in Goma om een handje toe te steken bij de coördinatie van het festival Amani. Individuele en collectieve emancipatie heeft volgens ons evengoed te maken met de waardering van regionale artiesten als met het instandhouden van de zaaddiversiteit, want uiteindelijk draait alles om cultuur. Het achterliggende idee is dat culturele rijkdom evenzeer moet worden verdedigd als een sociale en solidaire economie (in tegenstelling tot de neoliberale antithese die cultuur wil standaardiseren). van onze wereld. De toekomst van het Noorden is verweven met die van het Zuiden, het lokale met het globale, de natuur met de mens en omgekeerd. We doen er alles aan om instrumenten aan te reiken voor een beter begrip van de wereld en om concrete positieve alternatieven voor te stellen, daar waar iets niet goed werkt. Ik kies systematisch een campagnethema met een boeiend verhaal. Ik geloof er namelijk in dat het gesproken woord en emoties voor de nodige empathie zorgen om een jong publiek warm te maken voor een thema waarmee het in het dagelijkse leven eigenlijk niet in aanraking komt. Daarom heb ik de taak projecten met een zeer breed cultureel palet uit te werken en alle betrokken spelers rond te tafel te verzamelen: zangers, animatoren van ngo’s, radiopresentatoren, videoploegen, expats… Interconnectiviteit Plein der mogelijkheden W Met deze schat aan ervaringen werken we in België elk jaar een campagne uit in samenwerking met CNCD-11.11.11. We willen mensen meer en meer bewust maken van de algemene interconnectiviteit Verleden jaar organiseerden wij met de jongeren van een wijkhuis in Schaarbeek een bezoek aan het ‘Museum van het kapitalisme’ en een ontmoeting met rapper ‘Kaer’ van de groep Starflam. Het project werd afgerond met een workshop ‘een rap schrijven’ over het thema… landroof! Niet vanzelfsprekend! Maar op het einde van het project richtten enkele jongeren samen met actoren van het terrein ‘Het plein der mogelijkheden’ 1 op. Daar ontmoetten ze de directeur van het festival Amani (Congo) en hun lievelingsacteurs die belangstelling voor de projecten hadden. Dit jaar gaan jongeren uit de regio Namen op onderzoek uit. Gedurende enkele dagen trekken ze rond met een woonwagen die uitgerust is voor live radio-uitzendingen op verschillende kanalen van het verenigingsleven. Hun opdracht is te begrijpen hoe lokale alternatieve initiatieven werken om op basis daarvan een ander globaal voedselsysteem te bedenken. Ook bij dit project zijn artiesten betrokken en komt er veel verbeeldingskracht bij kijken! Wie? Jérôme Van Ruychevelt, verantwoordelijke verenigingsleven bij vzw Z! Wat? Jaarlijkse campagne voor de sensibilisering van jonge festivalbezoekers over de sociaaleconomische uitdagingen van vandaag. Waarom? Vraag van het publiek naar instrumenten om de wereld te leren begrijpen, maar ook naar alternatieve mogelijkheden in een optimistisch en creatief ingestelde wereld. © Dragan Markovic De vzw Z! organiseert muziekfestivals. Mijn taak is bruggen te bouwen tussen de ‘jonge’ generatie onder het publiek en het verenigingsleven en de spelers op het terrein. Esperanzah!, ons grootste festival, vervult daarbij een belangrijke schakelrol. Bedoeling is dat mensen in een sfeer van artistieke creativiteit samenkomen en in debat gaan. 1 Plaats op het Festival Esperanzah! waar meer dan 300 betrokken actoren animaties organiseren rond concrete lokale alternatieve mogelijkheden in België. I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 33 EEN VOLK ZONDER UITWEG © Dominic Chavez/World Bank Het conflict in Syrië gaat zijn vijfde jaar in. Grootste slachtoffer is en blijft de burgerbevolking. Miljoenen Syriërs zijn ontheemd of gevlucht, een humanitaire crisis zonder voorgaande. Syrië bloedt leeg. Steden zijn volledig verwoest. De nood aan voedsel en sanitaire voorzieningen, aan financiële en logistieke middelen, is enorm. De dringendste behoeften lenigen en overleven, dat is nu het enige wat telt. Is de internationale gemeenschap zich wel bewust van het menselijke drama dat zich hier afspeelt? Vluchtelingenkamp van Zaatari in Jordanië waar 80.000 Syrische vluchtelingen leven. 23 juni 2015. BENOIT DUPONT De hel van Madaya Het is donker en koud en het regent. De eerste 50 vrachtwagens van een humanitair konvooi beginnen de lang verwachte goederen te lossen: voedsel, geneesmiddelen, dekens. We schrijven 12 januari 2016. Dit is Madaya, een Syrische stad van zowat 40.000 inwoners, die al zes maanden lang wordt belegerd en sinds half oktober van alle bevoorrading is afgesneden. Mannen, vrouwen en kinderen die met moeite overleven, wachten wanhopig en al veel te lang op deze hulp. ‘Een menigte uitgehongerde kinderen’, stelt Sajjad Malik, vertegenwoordiger van het VN-vluchtelingencommissariaat (UNHCR) in Syrië, bedroefd vast. Ze hadden alleen nog bladeren, gras en huisdieren te eten. Sinds begin december stierven 28 mensen, van honger en kou en door gebrek aan zorgen. De burgerbevolking zit in een val, omringd door strijdkrachten van het Syrische regime. De Verenigde Naties, het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) en de Syrische Halve Maan leiden het konvooi. Voor de hulpverleners ontrolt zich een dramatische situatie. ‘400 personen moeten onmiddellijk worden geëvacueerd, ze zijn in levensgevaar’, verklaarde Stephen O’Brien, hoofd van de humanitaire operaties van de VN. Ze zijn ziek, ondervoed. Die dag bereiken konvooien ook de steden Foua en Kafraya. De hel van Madaya is helaas geen alleenstaand feit, andere steden zijn er even erg aan toe. In totaal (over)leven om en bij de 400.000 Syriërs in steden waar het hen aan alles ontbreekt, omsingeld door het Syrische leger of de rebellen. Miljoenen ontheemden Het conflict in Syrië is een ingewikkeld kluwen omdat er zoveel partijen bij betrokken zijn: het Syrische regime en zijn bondgenoten, de intern verdeelde oppositie tegen Bachar el-Assad, de islamisten (IS/Islamitische Staat, het Al-Nusra Front) die een islamitische staat willen en de Koerden die een eigen staat proberen op te richten. Daar bovenop komen de luchtaanvallen van buitenlandse strijdkrachten tegen hun gemeenschappelijke vijand IS, hoewel de belangen en doelwitten van de betrokken partijen verschillen. Deze complexe situatie 34 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I HUMANITAIRE HULP DIE BELGIË SINDS HET BEGIN VAN DE CRISIS IN SYRIË HEEFT UITGETROKKEN: 83,8 MILJOEN EURO maakt dat het geweld zich over heel Syrië uitbreidt. De burgers krijgen geen millimeter respijt en staan voor zware keuzes met vergaande gevolgen voor het eigen leven en dat van hun gezinnen: ter plaatse blijven als het nog enigszins kan, of vertrekken als het al niet te laat is… Leven in een belegerde, gebombardeerde stad, het risico lopen gedood te worden of in slavernij te moeten leven. Of op de vlucht slaan, als je er de middelen voor hebt, en het weinig benijdenswaardige lot van vluchteling ondergaan. Te allen koste: trachten zich te beschermen, op de vlucht slaan voor het geweld en de barbarij waar je niet om hebt gevraagd. Deze catastrofale situatie houdt in dat de overgrote meerderheid van de Syriërs aangewezen is op humanitaire hulp. De nood wordt met de dag groter in deze nooit geziene humanitaire crisis. Volgens ramingen van begin 2016 hebben 13,5 miljoen Syriërs humanitaire hulp nodig en leven 4,5 miljoen burgers in een belegerd of moeilijk toegankelijk gebied. Er zijn 6,5 miljoen ontheemden geteld en 4,5 miljoen vluchtelingen. Niet te vergeten de meer dan 250.000 slachtoffers! Wie voor de gevechten op de vlucht slaat, zoekt in eerste instantie veiliger gebieden in Syrië zelf op. Dat zijn de ontheemden of de Internally Displaced Persons (IDPs). Anderen vluchten naar de buurlanden Turkije, Libanon, Jordanië, Irak en Egypte. Ten slotte zijn er diegenen die onze contreien proberen te bereiken om er asiel aan te vragen. Al deze mensen leven in een zeer kwetsbare situatie. In de opvangkampen krijgen ze eerst en vooral drinkwater, eten, zorg en sanitatie, en ze vinden bescherming. Buiten de opvangkampen is er alleen hulp in de vorm van schuilplaatsen en voedselbonnen. Enkele projecten richten zich op onderwijs voor Syrische kinderen. HUMANITAIRE HULP SYRIË - INTERNE ONTHEEMDEN EN VLUCHTELINGEN IN DE BUURLANDEN 4.598.594 Totaal Syrische vlucbtelingen 6,5 MILJOEN Totaal interne ontheemden in Syrië 13,5 MILJOEN mensen binnen Syrië hebben nood aan humanitaire hulp 03/02/2016 TURKIJE TURKIJ TUR KIJE JE IRAN AL HASAKAH 2.503.549 ALEPPO Syrische vluchtelingen in Turkije AR RAQQAH IDLIB LATTAKIA Nicosie HAMAH LIBANON MIDDELLANDSE ZEE 26.772 1.069.111 Beyrouth Syrische vluchtelingen in Libanon Syrische vluchtelingen in Noord-Afrika 117.658 DEIR EZ ZUR SYRISCHE INTERNE ONTHEEMDEN PER DISTRICT (2016 - Humanitair overzicht) 1.000.000 - 1.300.000 700.000 - 1.000.000 500.000 - 700.000 200.000 - 500.000 =Syrische 50.000 vluchtelingen 100.000 - 200.000 < 100,000 Landen/gebieden met Syrische vluchtelingen V Vluchtelingenkamp HOMS Damas QNEITRA DARAA RURAL DAMASCUS AS SUWAYDA PALESTINA Jérusalem Syrische vluchtelingen in Egypte SYRIË TARTUS 245.022 IRAK Syrische vluchtelingen in Irak JORDANIË Amman ISRAËL EGYPTE België trekt 75 miljoen euro uit Op de Conferentie van Londen Supporting Syria & the Region van 3 en 4 februari 2016 kwamen de internationale gemeenschap en de donoren bijeen om een ambitieus hulpplan voor Syrië uit te werken. De benodigde middelen werden geraamd op 9 miljard dollar. België zegde voor de periode 2016-2017 een bedrag van 75 miljoen euro toe voor humanitaire interventies in Syrië en buurlanden Jordanië, Libanon en Turkije. Bedoeling is ervoor te zorgen dat de vluchtelingen die in de regio gebleven zijn, in waardige omstandigheden kunnen leven. De steun gaat dan ook naar gezondheidszorg en onderwijs en zal ingezet worden om te voorzien in goede hygiënische omstandigheden en een betere toegang tot werk. ‘De steun en het engagement van de internationale gemeenschap kunnen het verschil maken’, aldus onze Eerste Minister Charles Michel. Sinds het begin van het conflict kende België al 83,8 miljoen euro toe voor rechtstreekse humanitaire hulp in Syrië en de buurlanden, hetzij via de Emergency Response Funds hetzij via acties die worden uitgevoerd door humanitaire ngo’s, de VN of het ICRC (Glo.be 4/2015, p. 26). Samen met de hulp voor Irak maakt dat een totaal van 90,2 miljoen euro. België levert ook een bijdrage aan 636.482 Syrische vluchtelingen in Jordanië SAOEDIARABIË de werkingsmiddelen van een aantal internationale organisaties die op het terrein werkzaam zijn, en aan globale humanitaire fondsen. Het gaat dan om onrechtstreekse financieringen waarbij het niet mogelijk is de Belgische bijdrage voor een bepaalde crisis precies te berekenen. Civiele samenleving luidt alarmbel Eén ding is duidelijk: de strijdende partijen blijven maar de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en het internationaal humanitair recht schenden. Civiele voorzieningen zoals scholen, ziekenhuizen en woningen liggen in het visier. Grote gebieden zijn belegerd en de inwoners blijven er verstoken van het levensnoodzakelijke. De levensomstandigheden van het Syrische volk verslechteren naarmate het conflict langer duurt en heviger wordt. De humanitaire actoren eisen niet enkel voldoende financiële middelen – succesvol resultaat van de Conferentie van Londen - maar ook een politiek engagement van de hele internationale gemeenschap om de schendingen van het internationaal humanitair recht te veroordelen, permanente en ongehinderde humanitaire toegang te verkrijgen en de rechten van vluchtelingen te waarborgen. Deze dringende eisen werden in een gezamenlijke verklaring in de vorm De cijfers omvatten de 2,1 miljoen Syriërs, door UNHCR geregistreerd in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte en Noord-Afrika, evenals de 2,5 miljoen Syriërs, geregistreerd door de Turkse regering. Bronnen: UNHCR, UNOCHA. © Ivor Prickett CYPRUS HUMANITAIRE HULP DIE BELGIË VOOR SYRIË UITTREKT VOOR 2016-2017: 75 MILJOEN EURO van ‘An appeal to end the suffering in Syria’ voorgelegd aan de politieke leiders. Tijdens zijn bezoek aan Damascus op 21 januari verklaarde Filippo Grandi, Hoog-Commissaris voor Vluchtelingen van de VN: ‘De mensen hebben onze hulp nodig. Nu nog een kind van honger zien sterven, zou verschrikkelijk zijn. De crisis in Syrië is de belangrijkste crisis die UNHCR moet aanpakken.’ De enige oplossing ligt in een vredesproces waarbij de partijen die Syrië een vreedzame toekomst willen geven aan de onderhandelingstafel gaan zitten. De VN-diplomatie zet zich daarvoor in en nodigt de belangrijkste partijen uit voor onderhandelingen in Genève. Het drama in Syrië speelt zich af voor de poorten van Europa, iets meer dan 4.000 kilometer scheiden Damascus van Brussel. In een geglobaliseerde wereld gaat het om onze buren. I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 35 4de PIJLER DE VLUCHTELINGENCRISIS EN DE 4de PIJLER Burgers organiseren een waardige opvang van de vluchtelingen De laatste jaren is Europa in de greep van een ernstige vluchtelingencrisis waarvan het einde niet in zicht is en die een rechtstreeks gevolg is van de oorlogen in Syrië en Irak. Duizenden mensen zijn uit die landen gevlucht en zijn in vaak erbarmelijke omstandigheden naar Europese landen getrokken. LOUIS BERSINI O Een van de initiatieven die het meest in het oog sprongen, was een vluchtelingenkamp in het Maximiliaanpark in het centrum van Brussel, opgericht en beheerd door het ‘Burgerplatform voor steun aan de vluchtelingen in Brussel’. Elke dag wisselden honderden vrijwilligers elkaar af bij de opvang van nieuwkomers vluchtelingen die voor het eerst in België toekwamen - in afwachting van hun inschrijving bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De opvang in gezinnen getuigde ook van grote solidariteit vanuit de samenleving. Honderden gezinnen meldden zich bij het call center van studenten van de Université Libre de Bruxelles (ULB) om vluchtelingengezinnen onderdak te bieden. Daarnaast organiseerden de studenten ook de opvang van vluchtelingen in het vrijzinnige Centre d’Action Laïque op de universiteitscampus La Plaine. Ook na de sluiting van het kamp in het Maximiliaanpark zet het Burgerplatform de activiteiten voort. Zo werd een ‘Maximiliaanhall’ geopend waar met de medewerking van DE 4 PIJLERS VAN DE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 1ste PIJLER ➔ Bilaterale (gouvernementele) samenwerking 2de PIJLER ➔ Niet-gouvernementele samenwerking (ngo’s, universiteiten, vakbonden …) 3de PIJLER ➔ Multilaterale samenwerking (internationale organisaties: VN, EU, Wereldbank …) 4de PIJLER ➔ ‘Samenwerking door burgers’ (particuliere initiatieven) www.4depijler.be teams van de ULB lessen werden ingericht en sociale, administratieve en juridische steun werd geboden. Bovendien werd hulp geboden bij het zoeken van een woning, de inschrijving in een gemeente en het OCMW, of voor een cursus Frans. Al deze lovenswaardige initiatieven, zowel in het noorden als het zuiden van het land, tonen eens te meer aan dat de 4de pijler een actieve bijdrage levert aan de nationale en internationale solidariteit. Burgers nemen effectief een engagement op en zijn betrokken bij maatschappelijke processen. ONLINE www.casiw.be © EdA - Jacques Duchateau p deze crisis reageerde een deel van de bevolking in eerste instantie met angst. De vluchtelingen zouden een gevaar betekenen voor onze samenleving, de werkloosheid zou toenemen en daarmee zouden ook de overheidsuitgaven stijgen, er zouden problemen ontstaan op gebied van veiligheid en er was angst voor religieuze radicalisering. In contrast daarmee stond de uitzonderlijke solidariteit en de gulheid van vele Belgen ten aanzien van de vluchtelingen. De aandacht van de media voor deze steun van de 4de pijler was evenwel gering. Tot de ‘4de pijler’ behoren initiatieven van burgers en niet-officieel erkende verenigingen (zie kader). In het kader van de vluchtelingencrisis zetten burgers tal van activiteiten op met het oog op een waardige opvang van de vluchtelingen. Vrijwilligers werken om beurt, gezinnen bieden een onderdak aan 36 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I UNIVERSITEITEN © Arteveldehogeschool Gent ‘Ondanks mijn handicap ben ik professioneel volledig zelfstandig’ Pedro Celestino Alvarez Vera, een psycholoog uit Ecuador met zware beperkingen, volgde een korte opleiding kinderpedagogie aan de Arteveldehogeschool in Gent. En dat dankzij de steun van VLIR-UOS, de koepel van de Vlaamse Universiteiten. Hij maakte er een plan voor zijn werk met kinderen met een beperking in zijn thuisstad Quito. heeft gekregen. Ook over de aanpak van de cursus toont hij zich zeer enthousiast. ‘De begeleiding is erg geduldig waardoor iedereen goed kan volgen. Nu kan ik de kinderen in Quito nog beter helpen.’ Link met België CHRISTOPHE VAN ENDE P edro kende al veel tegenslag in zijn leven. Op zijn vijfde verloor Pedro beide ouders en door een ongeval op zijn zeventiende raakte hij verlamd aan de benen en de rug. Hierdoor kan hij ook moeilijk zijn armen bewegen en heeft hij weinig tot geen controle over zijn vingers. Gekluisterd in een rolstoel is de hulp van een persoonlijk assistent onmisbaar. Toch haalde Pedro zijn diploma psychologie en begon hij een academische carrière. Nu heeft Pedro ambitieuze plannen voor een groot onderzoek. ‘Ik wil kinderen in Quito een beter leven geven.’ Gelijke kansen In België volgde hij de opleiding ‘From minus 6 months to 6 years of age: fostering child development.’ Gedurende twee weken maakten de deelnemers kennis met verschillende aspecten van de opvoeding van kinderen. De deelnemers moesten ook een idee uitwerken dat aansloot bij de context van hun eigen land en werk. Pedro koos ervoor Zonder de financiële hulp van de universitaire ontwikkelingssamenwerking had Pedro de opleiding in België niet kunnen volgen” om te werken rond gehechtheid. Maar hoe kan je dat bevorderen? Pedro vond zijn antwoord bij de ouders van de kinderen. Na zijn terugkeer in Ecuador wil hij groepen ouders verzamelen om samen met hen het concept gehechtheid te bespreken. ‘Als ik vijf weken met drie verschillende groepen werk, kan ik veel veranderen.’ Pedro hecht een enorm belang aan taal in relaties. ‘Taal heeft een invloed op alles binnen een relatie, het creëert namelijk affiniteit en vertrouwen.’ Hij hoopt snel een onderzoek uit te schrijven rond zijn nieuwe aanpak en zou de resultaten hiervan graag gepubliceerd zien. Het plan dat hij hierrond heeft opgesteld kan volgens hem veel goeds doen. Zonder de extra financiële hulp van VLIR-UOS had Pedro de opleiding in België echter niet kunnen volgen. Pedro heeft immers voltijdse assistentie nodig van zijn persoonlijke verzorger. Dankzij de steun van VLIR-UOS kon deze gelukkig meereizen naar ons land. Zo brengt deze organisatie haar streefdoel van ‘gelijke kansen’ meteen in de praktijk. Zelf is Pedro zeer dankbaar voor de kans die hij Overigens is er nog een link met België. Tapori, de organisatie waarvoor Pedro in Ecuador werkt, werd opgericht door de Belgische Inge Debrouwere. Tapori werkt met kinderen met een beperking en engageert zich voor de armen in Quito. Zijn eigen ervaringen brachten Pedro als jonge psycholoog bij de organisatie. ‘Mijn ouders zijn gestorven toen ik vijf was. Ik had helemaal niets meer en moest naar een weeshuis. Daar heb ik veel problemen gezien waar ik iets aan wou doen,’ vertelt Pedro. Maar door zijn verlamming verloor hij veel van zijn vrijheid en motorische mogelijkheden. ‘Het ongeval maakte ook mijn studie voor ingenieur onmogelijk, in mijn voorlaatste jaar moesten we tekenen en dat gaat niet meer met mijn handen.’ Daarna koos Pedro er dus voor om psycholoog te worden. ‘Dat was een carrière waarin ik volledig zelfstandig als professioneel kan werken, ondanks mijn beperkingen.’ En viel België wat in de smaak? ‘Het is wel wat koud, maar ik vind het fijn dat alles voor mij toegankelijk is als rolstoelgebruiker. Verder zijn de mensen vriendelijk en alles is vlak, handig toch?’ I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 37 HET ‘WONDER’ Op 12 december 2015 schaarden alle 195 lidstaten van de VN zich in Parijs achter een ambitieus klimaatakkoord. Maar wat staat er precies in? En kunnen we nu echt de opwarming van de aarde tegengaan? Het zogenaamde Paris agreement is het allereerste universele, wettelijk bindende klimaatakkoord. Anders dan bij het Kyoto Protocol voorziet het klimaatdoelstellingen voor alle landen. CHRIS SIMOENS SLEUTELELEMENTEN Drievoudige doelstelling • De opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2°C in vergelijking met het pre-industriële niveau. Als het enigszins kan zelfs tot 1,5°C. • De capaciteit van de landen verhogen om zich aan te passen aan de impact van de klimaatverandering. Streven naar klimaatweerbare landen met een lage uitstoot van broeikasgassen. • Investeringen nastreven om deze doelstellingen te verwezenlijken. Uitstoot beperken • Om de 2°C/1,5°C-doelstelling te halen dient de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen ‘zo snel mogelijk’ zijn piek te bereiken. Ontwikkelingslanden krijgen wat meer respijt. • Na de piek moet de uitstoot snel dalen, in overeenstemming met de wetenschappelijke inzichten voor de 2°C/1,5°C-doelstelling. Streefdoel: een koolstofneutrale wereld in de tweede helft van deze eeuw, dus evenveel koolstof uitstoten als opslaan. • De landen moeten hun nationale bijdragen om de uitstoot te beperken herzien in 2020, dus nieuwe doelstellingen formuleren of bestaande doelstellingen actualiseren. Wettelijk bindend • Het akkoord van Parijs is een bindend akkoord. Na bekrachtiging (‘ratificatie’) wordt het nationale wetgeving voor landen die het akkoord onderschrijven. • Elke lidstaat heeft de verplichting om nationale bijdragen te bepalen en aan te houden om de uitstoot te beperken. Transparantie en 5-jarige herzieningen • Lidstaten komen om de 5 jaar bijeen om hun doelstellingen scherper te stellen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten. • Lidstaten informeren elkaar en het publiek over de vooruitgang van hun klimaatacties. • Een robuust systeem voor transparantie en aanrekenbaarheid volgt de vooruitgang van de 2°C/1,5°C-doelstelling op de voet. • Er komt een orgaan dat toeziet op de naleving en toepassing van het akkoord. Aanpassing • Internationale samenwerking versterkt samenlevingen om de impact van klimaatverandering op te vangen. Deze moeten hun beleidsplannen op dat vlak meedelen. • Ontwikkelingslanden krijgen toenemende steun (onder meer via overdracht van technologie) om hun kwetsbaarheid te verminderen en hun weerbaarheid te verhogen. Verlies en schade • Verlies en schade door klimaatverandering moet beperkt en aangepakt worden. Er worden samen regionale verzekeringsmechanismen ontwikkeld waarmee de risico’s en kosten gedeeld worden van de schade die het gevolg is van klimaatverandering. • Via internationale samenwerking worden systemen uitgewerkt om klimaatgevoelige gebieden bij te staan: early warning, voorbereiding op rampen… 38 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Financiering • Ontwikkelde landen houden vast aan de afgesproken 100 miljard dollar steun per jaar aan ontwikkelingslanden om hun weerbaarheid te versterken en de uitstoot te beperken. Om de twee jaar geven ze uitleg over deze financiering. Het bedrag wordt in 2025 herzien. • Andere landen – waaronder de groeilanden – worden aangemoedigd om op vrijwillige basis financiering te voorzien. 2C ° DOELSTELLING De opwarming van de aarde beperken tot minder dan 2°C ten opzichte van het pre-industriële niveau. VOLGENDE STAPPEN • De lidstaten moeten nu elk het akkoord intern goedkeuren. Het akkoord treedt in werking van zodra 55 landen die minstens 55% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen vertegenwoordigen, hun bekrachtiging officieel hebben neergelegd bij de VN. Indien dat lukt begint het akkoord te lopen vanaf 1 januari 2020. • In 2018 staat een dialoog gepland om de vooruitgang van de nationale bijdragen onder de loep te houden. In hetzelfde jaar verschijnt een rapport van het Internationaal Klimaatpanel over de impact van een opwarming met 1,5°C en het pad daarnaartoe. • Voor vele onderdelen (transparantie, aanrekenbaarheid, samenwerking voor klimaatschade, capaciteitsopbouw…) vermeldt het akkoord enkel de principes. De komende jaren volgen nog veel onderhandelingen om een volledig uitgewerkt (‘operationeel’) akkoord te bekomen. ZWAKKE PUNTEN • Er werd geen duidelijk pad uitgetekend om de noodzakelijke daling van de uitstoot te realiseren. Het ‘piekjaar’ werd niet bepaald 100 MILJARD DOLLAR/JAAR Wat de ontwikkelde landen in de ontwikkelingslanden investeren om hun weerbaarheid te verhogen en hun uitstoot te beperken. KLIMAAT © UN Photo / Marc Garten VAN PARIJS Vreugde na het bereikte akkoord! Van links naar rechts: hoofd van de VN-klimaatconventie UNFCCC Cristiana Figueres, VN-secretaris-generaal Ban-Ki Moon, voorzitter klimaattop Laurent Fabius en de Franse president François Hollande. (‘zo snel mogelijk’) noch een concreet jaartal waarop de klimaatneutraliteit moet bereikt zijn (‘in de tweede helft van deze eeuw’). In feite komt dat neer op ‘kort na 2050’ voor 1,5°C en ‘in de laatste decennia van deze eeuw’ voor 2°C. Het huidige EU-beleid (‘uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 verminderen met 80-95%’) stemt overeen met de 2°C-doelstelling. • Bovendien werkt men met een bottom-up-systeem: de landen zelf bepalen welke bijdrage ze kunnen leveren om de uitstoot te beperken. De toegezegde nationale bijdragen op het moment van de klimaattop begrenzen de opwarming slechts tot ongeveer 3°C. Ze moeten dus naar boven toe herzien worden. Het zal van de ambitie van de individuele landen afhangen of de 2°C/1,5°C-doelstelling gehaald kan worden. • Landen kunnen niet bestraft worden als ze hun klimaatdoelen niet nakomen. Ze kunnen alleen publiek te kijk gezet worden. Binnen de EU is wel bestraffing mogelijk. • De beloften voor financiering blijven beperkt, vooral omdat groeilanden enkel aangemoedigd worden om ontwikkelingslanden te helpen. • De lucht- en scheepvaart worden nergens vermeld. Deze sectoren stoten nochtans enorm veel broeikasgassen uit en dat neemt met de dag toe. Als ze niets doen aan hun uitstoot kunnen ze in 2050 verantwoordelijk zijn voor 40% van alle uitstoot. KANSEN Het akkoord kan een serieuze impact hebben. Zo kan het een mentaliteitswijziging teweeg brengen, niet alleen bij overheden maar ook bij bedrijven en burgers. Hoewel het akkoord geen ban legt op gebruik van fossiele brandstoffen, zal het akkoord toch tot een versnelde doorbraak van hernieuwbare energie leiden. Op basis van de huidige nationale bijdragen zal het aandeel van hernieuwbare energie op zijn minst verdubbelen en mogelijk verdrievoudigen tegen 2030. Ook zal duurzaamheid en milieuvriendelijkheid steeds centraler komen te staan bij productie en consumptie. Zelfs landen als China, de grootste vervuiler ter wereld, verbranden al minder steenkool en zetten in op groene energie. BESLUIT Het momentum van Parijs mag niet verloren gaan. Een blijvende aandacht voor de klimaat- en milieuproblematiek is noodzakelijk en daarbij kan de civiele samenleving zeker een rol spelen. Zelfs bij een opwarming met 1,5°C zullen we kampen met overstromingen en grote droogtes. Maar de gevolgen van een opwarming met meer dan 2°C gaan veel verder: zo zullen de ijskappen volledig smelten en dat zorgt voor een enorme stijging van de zeespiegel op termijn. Vandaag al leven we met een opwarming van 1°C. Voor ontwikkelingslanden komt het erop aan klimaatacties te ondernemen die terzelfdertijd de levensomstandigheden verbeteren. Zo zorgen een gezonde bodem en het herstel van gedegradeerd land zowel voor koolstofopslag als voor verhoogde voedselproductie. Net zoals voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen is het alle hens aan dek. MEER INFO: Glo.be, 3/2015 I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 39 VOGELS ZONDER GRENZEN Wat heeft ontwikkelingssamenwerking te maken met vogels van bij ons? Heel veel blijkbaar. Zo ondersteunt natuurbeheer in Burkina Faso onze gekraagde roodstaart die daar overwintert. Maar ook de plaatselijke bevolking vaart wel bij de genomen maatregelen en het uitgevoerde beheer. CHRIS SIMOENS GERALD DRIESSENS & JORIS GANSEMANS NATUURPUNT I s Afrika een ver-van-onsbed-show? Vandaag zeker niet meer. Alleen al de bootvluchtelingen die elke dag hun leven riskeren om Europa te bereiken, tonen dat duidelijk aan. Maar ook tijdens een rustige wandeling door een stukje authentieke Belgische natuur kunnen we Afrika ontmoeten, althans in de zomer. Veel van ‘onze’ vogels brengen immers hun kroost groot tijdens ons warme seizoen, maar tijdens de winter verkiezen ze Afrika. In indrukwekkende, perfect gecoördineerde groepen vliegen deze trekvogels elk najaar duizenden kilometers ver om voedsel te vinden. Zo’n 2 miljard vogels trekken jaarlijks van Europa naar Afrika en terug. Wandelende zandduinen Ook de gekraagde roodstaart, de grauwe vliegenvanger en de zomertortel doen dat. Ze hebben zelfs een geliefd adres: de acaciabossen langs het wetland Oursi in het noorden van Burkina Faso (West-Afrika), recent opnieuw een partnerland van België. Het wetland vormt een pleisterplaats voor duizenden moeras- en watervogels waaronder purperreigers, grutto’s, bruine kiekendieven en zomertalingen. Samen met de Afrikaanse vogels zoeken ze er voedsel. Vertrouwend op hun ‘biologische klok’ vliegen ze in de lente terug naar het noorden. Maar vinden die vogels er nog wel voldoende voedsel? Burkina Faso behoort tot de Sahelregio die geteisterd wordt door woestijnvorming (Dimensie 3, 5/2012). Ook het wetland Oursi staat onder druk door overbevissing en houtkap. De plaatselijke bevolking haalt immers vis uit het Oursimeer en de bomen leveren onmisbaar brandhout, naast honing en kariténoten, een belangrijk exportproduct. Bovendien beschadigt het vee de oevervegetatie in het droge seizoen. Want dan leiden de boeren hun dieren naar het meer om er hun dorst te lessen. Door de verdroging van het land ontstonden wandelende zandduinen die het meer dreigden in te stuiven. Zaaien met zaï Samen met de overheid en de plaatselijke bevolking besloot Naturama, de Burkinese partner van Birdlife, het probleem aan te pakken. Birdlife zet zich wereldwijd in voor vogels en mensen. In België heeft de organisatie Natuurpunt (Vlaanderen) en Natagora (Wallonië) als partners. Herstel van het natuurlijke landschap bleek cruciaal. Daartoe maakte Naturama gebruik van de traditionele zaï-methode (Glo.be, 3/2015, p. 18). De uitgedroogde grond werd omgeploegd in de vorm van halve manen waarin vervolgens plaatselijk zaad werd ingezaaid. De zaden ontkiemden uitstekend. Op een paar jaar tijd keerde de oorspronkelijke struiksavanne stilaan terug. Er werden ook waterputten geslagen met schoon drinkwater voor mens en vee. Plaatselijke boeren produceren voortaan organische mest en hooi om het vee te voeden tijdens het droge seizoen zodat het dan minder moet grazen. Takken kappen als veevoer wordt dus overbodig. Bovendien kunnen de boeren een deel van het hooi verkopen wat hen extra inkomsten oplevert. REIZEN NAAR NATUURPRACHT IN HET ZUIDEN Natuurpunt organiseert regelmatig reizen naar natuurgebieden in het Zuiden. In 2016 staan Marokko en Gambia/Senegal op het programma. Een deel van de opbrengst gaat naar de bescherming van kwetsbare natuur in het buitenland. www.natuurpunt.be/ reizen © VictorTyakht / Mike Lane / Mike Culley Mensen en vogels Gekraagde roodstaart Grauwe vliegenvanger 40 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Zomertortel Dankzij het project zien de mensen hun levenskwaliteit stijgen. Maar ook de vogels voelen zich beter in hun sas. Zomertortels - bij ons nu ernstig bedreigd - scharrelen tussen de opgroeiende grassen naar zaden. En gekraagde roodstaarten jagen op insecten in nieuw aangelegde acaciabossen. ‘Mensen en vogels hebben dezelfde natuurlijke hulpbronnen nodig: bomen, water en een gezonde MILIEU niet noodzakelijk met getrokken degens tegenover elkaar hoeven te staan. Het duurzame ontwikkelingsdoel SDG15 - bescherm het leven aan land - kan dus gerust samengaan met de verbetering van de levenskwaliteit van de mensen. Ten slotte kan ontwikkelingssamenwerking helpen om onze Belgische natuur te beschermen. Vogelbescherming Nederland is initiatiefnemer van ‘Living on the Edge’, een project dat duurzaam landgebruik wil stimuleren in Burkina Faso, Senegal, Mauritanië en Nigeria. Living on the Edge doet ook ecologisch onderzoek (hoe kunnen vogels het best geholpen worden?) en het probeert te wegen op het internationaal beleid. Zo geeft het advies aan overheden en internationale organisaties zoals de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) over hoe zij natuur kunnen meewegen bij economische ontwikkelingen. Het Burkinese Naturama is al meer dan 10 jaar partner van Living on the Edge. De vrijwilligersvereniging heeft het project in Oursi mee uitgedacht en uitgevoerd. Dankzij het Birdlife-netwerk kan geput worden uit de expertise van honderden organisaties en duizenden medewerkers en vrijwilligers. Ook Natuurpunt steunt het project van Naturama. Het Belgische Ondernemers zonder Grenzen verzet eveneens heel wat werk (Glo.be, 3/2015, p. 23). De ervaringen uit het project zullen ook benut worden in andere regio’s van Burkina Faso én in Senegal, Mauritanië en Nigeria. © Barend van Gemerden bodem’, zegt Bernd de Bruyn van Vogelbescherming Nederland (zie kader). ‘Als die hersteld worden komt dat zowel de bevolking als de vogels ten goede. Omdat de plattelandsbewoner het beter krijgt, kan natuurbeheer zelfs helpen om de plattelandsvlucht af te remmen.’ Het project toont duidelijk aan dat natuurbescherming en landbouw duurzaam landgebruik in de Sahel voor vogels en mensen © Barend van Gemerden em merden © Natuurpunt LIVING ON THE EDGE: I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 41 RUBRIQUE Rondom de Tijdens humanitaire acties in crisissituaties worden de gezondheidsnoden van vrouwen en adolescenten al te vaak verwaarloosd. Dat stelt het rapport 2015 van het VN-Bevolkingsfonds UNFPA ‘Shelter from the Storm’. andaag hebben ruim 100 miljoen mensen behoefte aan humanitaire hulp, meer dan ooit sinds WOII. Daartoe behoren 26 miljoen meisjes en vrouwen tussen 15 en 49 jaar. Met het grote aantal conflicten en natuurrampen waarmee de wereld geconfronteerd wordt, zal het aantal eerder groeien dan dalen. Vrouwen en meisjes zijn extra kwetsbaar in crisissituaties. Ze worden immers sneller slachtoffer van geweld, misbruik, seksuele uitbuiting, gedwongen huwelijk en ziektes die verband houden met reproductieve gezondheid. UNFPA ijvert voor meer aandacht voor vrouwen in crisissituaties. Maar het fonds ontvangt onvoldoende middelen om aan de vele noden te beantwoorden. Daarom wil UNFPA voortaan de nadruk leggen op ‘preventie, voorbereidheid en de opbouw van veerkracht in gemeenschappen’. Met andere woorden, via inclusieve, gelijke rechten wil het bouwen aan een stabielere wereld die de stormen beter kan doorstaan. UNFPA wenst uitdrukkelijk dat de allereerste Humanitaire Top in Istanbul op 23 en 24 mei 2016 met deze boodschap rekening houdt. België schonk zowel in 2014 als 2015 7 miljoen euro aan UNFPA. Bovendien ging ruim een half miljoen euro naar een opleidingsprogramma dat UNFPA-personeel alerter maakt voor de specifieke problemen van vrouwen in crisissituaties. EEN BOON VOOR PEULVRUCHTEN © FAO/Hernán Mormontoy BESCHUTTING VOOR DE STORM: VROUWEN IN CRISISSITUATIES V CS ONLINE www.unfpa.org www.worldhumanitariansummit.org 42 JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 I Na een Jaar van de Bodem in 2015 plaatst de VN-Organisatie voor Voedsel en Landbouw (FAO) in 2016 peulvruchten in de kijker. A ls gedroogde zaden vormen bonen, erwten, linzen, kikkererwten, enz. een rijke bron aan eiwitten, vezels en vitaminen. Ze zouden dan ook deel moeten uitmaken van een gezond dieet om obesitas te voorkomen alsook chronische ziekten zoals kanker en diabetes. Bovendien zijn peulvruchten uitstekende vleesvervangers, zeker nuttig in tijden van klimaatverandering waarin het vleesverbruik zou moeten dalen. Peulvruchten hebben ook landbouwkundige troeven. Zo brengen ze stikstof in de bodem wat de vruchtbaarheid verhoogt. De ecologische voetafdruk is gering en voor de teelt volstaat de helft minder water in vergelijking met andere gewassen. Dat maakt hen bijzonder geschikt voor droge gebieden. Ook de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de productie en consumptie van peulvruchten. Zo stelde ons land via CGIAR (Consultative Group on International Agricultural Research) de mengteelt van bonen met maïs, aardappelen en cassava in Centraal-Afrika op punt. In Tanzania voert BTC een programma uit dat de volledige waardeketen van bonen wil verbeteren. MEER INFO OVER HET JAAR VAN DE PEULVRUCHTEN OP www.fao.org/pulses-2016/en/ Vergeet het platteland niet! Als we de armoede uit de wereld willen – wat de ambitie is van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) - mogen we het platteland niet uit het oog verliezen. Dat stelt de VN-Conferentie voor Handel en Ontwikkeling UNCTAD in haar rapport ‘Transforming Rural Economies’ over de Minst Ontwikkelde Landen. V anzelfsprekend blijven steden aangroeien waardoor ze meer op de voorgrond treden. Er werd dan ook terecht een apart SDG aan gewijd: SDG11. Maar dat belet niet dat 76% van de extreem armen op het platteland woont. Net deze plattelandsarmen migreren naar de steden (en naar het buitenland) wat stilaan onhoudbaar wordt. Daarom biedt het UNCTAD-rapport een routekaart voor de aanpak van armoede op het platteland in de 48 Minst Ontwikkelde Landen, samen goed voor 932 miljoen mensen. Er moet onder andere meer aandacht gaan naar niet-agrarische activiteiten in plaats van uitsluitend in te zetten op een hogere landbouwproductiviteit. Ook moet de productie van landbouwproducten met toegevoegde waarde verhogen. Plattelandsvrouwen verdienen veel meer ondersteuning. CS Vooral water en reproductieve gezondheid zijn de sectoren die aandacht krijgen in de kersverse samenwerking met Guinee en Burkina Faso. ONLINE www.unctad.org © florenciasotonino KONINGIN MATHILDE PROMOOT SDG’S VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft in januari 2016 koningin Mathilde benoemd tot pleitbezorger van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Via de SDG’s hebben alle VN-lidstaten zich geëngageerd om tegen 2030 de armoede uit te roeien, de ongelijkheid te bestrijden en de klimaatverandering aan te pakken, waarbij niemand uit de boot mag vallen (Glo.be, 4/2015). O SAMENWERKING GUINEE EN BURKINA FASO UIT DE STARTBLOKKEN nze koningin bevindt zich in een zeer divers gezelschap met onder meer Muhammad Yunus (stichter Grameen Bank), Paul Polman (ceo van Unilever), Leo Messi (voetballer), Jeffrey Sachs (expert ontwikkelingssamenwerking), kroonprinses Victoria van Zweden en Shakira (zangeres). De in totaal 17 pleitbezorgers zullen zich inzetten om de SGD’s bekender te maken. Ze zullen daarbij partners ontmoeten van de civiele samenleving, de universiteiten, de parlementen en de private sector om samen op zoek te gaan naar vernieuwende manieren om de SDG’s in de praktijk te brengen. Koningin Mathilde zal zich vooral toeleggen op onderwijs en gezondheid. CS inister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo heeft vorig jaar beslist dat er twee nieuwe partnerlanden komen: Guinee en Burkina Faso. Ondertussen werd het eerste ‘opstartsamenwerkingsakkoord’ met Guinee ondertekend. Het zal lopen in 2016 en 2017 met een budget van 15 miljoen euro. In de zones Kindia/Mamou zal BTC werken aan een hogere voedselzekerheid (rijst- en groententeelt) en degelijke drinkwatervoorziening. Beide regio’s kennen een hoge jeugdwerkloosheid en plattelandsvlucht ondanks het hoge potentieel op vlak van landbouw. Er worden ook beurzen voorzien specifiek gericht op de medische en economische sector. Samen met het VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP zal België ebola-overlevers psychosociale ondersteuning bieden en hen helpen zich opnieuw economisch te integreren in hun gemeenschap. Een bijzonder aandachtspunt ten slotte zijn de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen (vrouwenbesnijdenis) samen met het VN-Bevolkingsfonds UNFPA. Ondertussen wordt het eigenlijke samenwerkingsakkoord voorbereid dat zal lopen van 2017 tot 2020. Een gelijkaardig opstartsamenwerkingsakkoord werd ook met Burkina Faso ondertekend. Ook hier bedraagt het budget 15 miljoen euro voor 2016 en 2017. In een eerste luik (10 miljoen euro) zal BTC de watervoorziening verbeteren in de stad Fada N’Gourma. Een tweede luik (5 miljoen euro) wijdt zich aan de reproductieve gezondheid van jonge vrouwen om ze zo socio-economisch zelfstandiger te maken. Het VN-Bevolkingsfonds UNFPA zal dit luik uitvoeren in de regio’s Est, Centre-Est en Sahel. Het project zal gebruik maken van sociale media (en de wijdverbreide smartphones) om de vrouwen in te lichten over gezinsplanning. CS M I JANUARI-FEBRUARI-MAART-APRIL 2016 43 gaat digitaal Zo begon het magazine van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in 1975, onder de naam Dimensie 3. In 2014 werd Dimensie 3 omgedoopt tot Glo.be met een nieuwe website en tabletversie. Binnenkort breekt een nieuwe fase aan. Gedaan met het papier. In najaar 2016 gaat Glo.be volledig digitaal. Op een digitaal platform zal u dan de gebruikelijke diepgravende artikels van Glo.be terugvinden. In plaats van het papieren magazine ontvangt u een digitale nieuwsbrief waarvoor we uw e-mailadres nodig hebben. Stuur een mailtje met onderwerp ‘Glo.be digitaal’, samen met naam en postadresgevens, naar [email protected] MEER INFO IN HET VOLGENDE (PAPIEREN) ZOMERNUMMER. DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN HUMANITAIRE HULP Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 E-mail : [email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be