Transcript 1. NAN 2.0
Concept 11 februari 2014 NAN 2.0 Dit document is als concept gepubliceerd op de KNMP-website en staat tot 1 juni 2014 open voor commentaar van de leden van de KNMP. Commentaar kan per mail gestuurd worden naar [email protected] Inleiding De Nederlandse Apotheek Norm (NAN) en de daarbij behorende richtlijnen bevatten de beschrijving van de farmaceutische zorg van de apotheker en zijn praktijkvoering. De NAN 2.0 behoort tot de ‘professionele standaard’ van de beroepsgroep en definieert wat ‘goede zorg’ is. De NAN 2.0 is aanvullend op de Beroepscode van de KNMP (Koninklijke Nederlandse maatschappij ter bevordering der Pharmacie). Zowel de NAN 2.0 als de Beroepscode zijn gefundeerd in het Handvest van de apotheker. Het doel van de NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen is duidelijkheid verschaffen aan de patiënt en de maatschappij over wat de beroepsgroep van apothekers zelf als kwalitatief goede farmaceutische zorg definieert en wat in het kader daarvan van de apotheker mag worden verwacht. De uitwerkingen van de NAN 2.0 en de richtlijnen zijn gericht op verbetering van de farmaceutische zorg en vermindering van de praktijkvariatie De juridische status van de NAN en richtlijnen is beschreven in het document “Juridische betekenis van professionele standaarden voor farmaceutische zorg”. In de NAN 2.0 geeft de spanwijdte aan van de farmaceutische zorg van de apotheker. Deze spanwijdte is uitgewerkt in de generieke en categorale richtlijnen farmaceutische zorg waar telkens naar verwezen wordt. De aanbevelingen in deze richtlijnen zijn gebaseerd op de stand van de wetenschap en de praktijk en worden evidence based ontwikkeld. De apotheker kan de farmaceutische zorg alleen verlenen indien de praktijkvoering van goede kwaliteit is. Onlosmakelijk en in samenhang met de farmaceutische zorg zijn daarom in de NAN 2.0 ook richtlijnen voor de praktijkvoering opgenomen. De aanbevelingen in de richtlijnen hebben soms (deels) een implementatieproces nodig. Daarom gebruikt de beroepsgroep instrumenten om de implementatie te meten, te evalueren en te verbeteren. Deze kwaliteitsinstrumenten, alsmede het beleid waarmee de kwaliteit van de farmaceutische zorg transparant gemaakt wordt, zijn onlosmakelijk verbonden met de richtlijnen. Daarom zijn de instrumenten voor de kwaliteitsverbetering eveneens als professionele standaarden opgenomen in de NAN 2.0. 1 Concept 11 februari 2014 0. Definities Apotheek De plaats waar de apotheker zijn patiënten farmaceutische zorg verleent, is een samenhangend geheel van ruimten waarin geneesmiddelen worden bereid, ter hand gesteld en ten behoeve van terhandstelling worden opgeslagen, dan wel alleen ter hand worden gesteld en daartoe opgeslagen. In een openbare apotheek worden gewoonlijk geen geneesmiddelen ter hand gesteld ten behoeve van in een ziekenhuis opgenomen patiënten; dat gebeurt in een ziekenhuisapotheek. Voor de NAN geldt dat onderdelen van de farmaceutische zorg kunnen worden verleend op andere plaatsen dan de apotheek, zoals bij de patiënt thuis of in een verzorgingshuis. Apotheker Academisch opgeleide professional, deskundige op het gebied van geneesmiddelen en werkzaam binnen het kennisgebied van de farmacie. De basisapotheker is in het bezit van het apothekersdiploma en heeft de (academische) titel Master of Science of drs. Alleen de BIG-geregistreerde apotheker is bevoegd om het beroep van apotheker uit te oefenen in een apotheek. Farmaceutisch product Met farmaceutische producten wordt naast geneesmiddelen op producten in ruimere zin gedoeld zijnde alle producten waarvoor de patiënt of cliënt zich tot de apotheker wendt. Farmaceutische zorg De volledige zorg van de apotheker voor de patiënt rond het geneesmiddel: van ontwerp, beschikbaarheid, bereiding, terhandstelling en de begeleiding gericht op goed, effectief en veilig geneesmiddelgebruik. Gebruik strekt zich uit van kortdurend gebruik bij acute zorgvragen, chronisch gebruik bij een chronische aandoening tot en met de zorg voor de patiënt in het kader van zijn levenseinde. Geneesmiddel De Geneesmiddelenwet definieert een geneesmiddel als een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor: • het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens • het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of • het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen. In de NAN wordt met geneesmiddel ook gedoeld op farmaceutische producten. Ketenzorg Ketenzorg is een onderling op onderdelen afgestemd geheel van processen en activiteiten, elkaar opvolgend in de tijd, met omschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden van de betrokken disciplines bij een aandoening (CVRM, COPD) of zorgproces (palliatieve zorg), met als doel optimale zorg te leveren aan de patiënt. Kenmerkend voor ketenzorg is dat het een samenwerkingsverband van partijen betreft die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren, omdat ze samenhangende handelingen uitvoeren, gericht op een gemeenschappelijk doel dat de afzonderlijke actoren niet op eigen kracht en bevoegdheden kunnen bereiken. Openbaar apotheker Apotheker opgenomen in het beroepsregister van openbaar apotheker specialist. Patiënt Een persoon die medische, farmaceutische, paramedische en/of verpleegkundige zorg krijgt. De patiënt kan een ziekte, een aandoening of letsel hebben. 2 Concept 11 februari 2014 Praktijkvoering De inrichting van de randvoorwaardelijke praktijkaspecten zodat de farmaceutische zorg als goede zorg kan plaatsvinden. Richtlijn Een richtlijn is een document met aanbevelingen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van zorg. Deze aanbevelingen berusten op systematische samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek en afwegingen van voor- en nadelen van verschillende zorgopties, aangevuld met expertise en ervaringen van zorgprofessionals en zorggebruikers. 1. Farmaceutische zorg In hoofdstuk 1 staat de farmaceutische zorg die de apotheker aan de patiënt verleent. 1.1 Patiëntendossier De apotheker legt voor het verlenen van goede farmaceutische zorg voor de patiënt een patiëntendossier aan. De apotheker legt daarbij de zorgvragen van de patiënt en de daaruit voortgekomen behandelingen vast in diens patiëntendossier. Indien noodzakelijk voor de behandeling legt de apotheker gegevens van andere zorgverleners vast in het dossier of verstrekt hij patiëntengegevens uit het dossier aan andere zorgverleners. De apotheker gaat uit van de aanbevelingen van de Richtlijn Patiëntendossier bij de aanleg, toepassing, vorming en beheer van het patiëntendossier en bij de uitwisseling van patiëntengegevens uit dit dossier. 1.2 Behandeling met geneesmiddelen en andere farmaceutische producten 1.2.1 Ter hand stellen (algemeen) De apotheker stelt aan de patiënt UR- UA- UAD- en AV-geneesmiddelen en andere farmaceutische producten ter hand. Het ter hand stellen voert de apotheker uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Ter hand stellen. 1.2.2 Medicatiebewaking Als integraal onderdeel van het ter hand stellen van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten voert de apotheker medicatiebewaking uit ter voorkoming van geïndiceerde farmacotherapiegerelateerde problemen. De apotheker voert de medicatiebewaking uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Medicatiebewaking. 1.2.3 Farmaceutisch consult Als integraal onderdeel van het ter hand stellen van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten begeleidt de apotheker de patiënt zodat deze in staat is de uitgegeven geneesmiddelen en producten goed te gebruiken. De apotheker begeleidt de patiënt volgens de aanbevelingen van de richtlijn Farmaceutisch consult. 1.2.4 Zelfzorg Indien de zorgvraag van de patiënt een zelfzorgvraag is, begeleidt de apotheker de patiënt om te komen tot een verantwoord advies. De apotheker voert de advisering van zelfzorgvragen uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Zelfzorg. 1.2.5 Geïndividualiseerde distributievormen Bij behandeling met geneesmiddelen kan voor de patiënt terhandstelling in een geïndividualiseerde distributievorm noodzakelijk zijn. De apotheker voert deze terhandstelling uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Zorg voor patiënten met geneesmiddelen in geïndividualiseerde distributievormen. 3 Concept 11 februari 2014 1.2.6 Apotheekbereiding Na beoordeling van de zorgvraag van de patiënt door de apotheker kan terhandstelling van een apotheekbereiding noodzakelijk zijn. De apotheker draagt in dat geval zorg voor de beschikbaarheid van deze apotheekbereiding. De apotheker maakt deze apotheekbereiding zelf of besteedt deze uit bij een andere apotheker. De apotheker die de apotheekbereiding maakt, gaat te werk volgens de aanbevelingen van de richtlijn Bereiden uit grondstoffen en aanpassen handelspreparaten. 1.2.7 Medicatiebeoordeling Tijdens de behandeling is voor bepaalde categorieën patiënten een periodieke medicatiebeoordeling noodzakelijk ter voorkoming van farmacotherapiegerelateerde problemen. De apotheker voert voor deze patiënten de medicatiebeoordeling uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Medicatiebeoordeling. 1.2.8 Ontslag uit zorginstelling Voor bepaalde categorieën patiënten is na ontslag uit een zorginstelling begeleiding bij ontslag noodzakelijk ter voorkoming van farmacotherapiegerelateerde problemen. De apotheker voert voor de patiënten deze begeleiding uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Farmaceutische zorg bij ontslag uit een zorginstelling. 1.2.9 Categorale zorg De farmaceutische zorg voor de patiënt kan een geïntegreerd onderdeel zijn van een met andere disciplines afgestemd of afgesproken en georganiseerd aandoeningspecifiek zorgprogramma (ketenzorg). De apotheker voert in dat geval deze geïntegreerde aandoeningspecifieke zorg uit volgens de aanbevelingen van de categorale richtlijnen. 1.2.10 Palliatieve zorg De farmaceutische zorg voor de patiënt kan een geïntegreerd onderdeel zijn van een met andere disciplines afgestemd of afgesproken traject voor palliatieve zorg (ketenzorg). De apotheker voert in dat geval deze palliatieve zorg uit volgens de aanbevelingen van de richtlijn Palliatieve farmaceutische zorg.. 1.2.11 Euthanasie en hulp bij zelfdoding De apotheker voert een beleid rondom euthanasie en hulp bij zelfdoding. De apotheker past hierbij de aanbevelingen van de richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding toe alsmede de Zorgvuldigheidscriteria voor apothekers behorende bij deze richtlijn. 2. Praktijkvoering In hoofdstuk 2 staat de praktijkvoering beschreven. De apotheker organiseert de praktijkvoering in de apotheek of in daarvoor geëigende locaties zodanig dat kwalitatief goede zorg verleend kan worden. 2.1 Apotheker en apotheekteam De apotheker verleent de farmaceutische zorg. Hij wordt daarbij ondersteund door een apotheekteam. Voor het functioneren van de apotheker en het apotheekteam werkt de apotheker volgens de aanbevelingen van de richtlijn Apotheekteam. 2.2 Beleid, organisatie en ontwikkeling De apotheker voert een beleid voor de farmaceutische zorg. Vanuit dit beleid richt hij de organisatie van de apotheek in en past deze organisatie aan op ontwikkelingen uit de praktijk en wetenschap. De apotheker gebruikt daarbij een kwaliteitmanagementsysteem. Voor de inrichting en uitvoering van beleid, organisatie en ontwikkeling volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Beleid, organisatie en ontwikkeling 4 Concept 11 februari 2014 2.3 Apotheekinrichting 2.3.1 Ruimten en faciliteiten De apotheker verleent farmaceutische zorg in een apotheek of in daarvoor geëigende locaties met ruimten en voorzieningen die dusdanig zijn ingericht dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg adequaat geborgd is. Voor deze praktijkinrichting volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Ruimten en faciliteiten. 2.3.2 Goederen en diensten van derden De apotheker betrekt goederen en diensten van leveranciers (derden). De kwaliteit van deze leveranciers, en daarmee van de betrokken goederen en diensten, is medebepalend voor de kwaliteit van de farmaceutische zorg. Voor deze leveranciers volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Goederen en diensten van derden. 2.3.3 Privacy De apotheker verleent de farmaceutische zorg met inachtneming van de privacywetgeving. Voor het borgen van de privacy van de patiënt volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Privacy. 2.3.4 Informatiebeveiliging De apotheker beveiligt de informatie in zijn apotheek volgens eisen van de NEN 7510. Hiervoor volgt de apotheker de aanbevelingen van de richtlijn Informatiebeveiliging. Deze zijn een vertaling van de NEN 7510. 2.3.5 Internet De apotheker kan een aantal onderdelen van de farmaceutische zorg verlenen met gebruikmaking van het internet. De apotheker volgt voor farmaceutische zorg via het internet de aanbevelingen van richtlijn Online farmaceutische zorg en dienstverlening 3. Kwaliteitsverbetering In hoofdstuk 3 staan de instrumenten beschreven die de beroepsgroep gebruikt om de kwaliteit van de farmaceutische zorg en van de praktijkvoering te meten, te evalueren, zo nodig te verbeteren en transparant te maken. 3.1 Specialistenregister De apotheker toont aan dat hij voldoet aan de eisen van de beroepscompetenties voor de openbaar apotheker door (her)registratie in het register van openbaar apotheker specialist. 3.2 Certificatieschema De apotheker toont de implementatie van het kwaliteitssysteem aan door een certificaat dat voldoet aan een door de beroepsgroep gedragen certificatieschema. 3.3 Meetinstrumenten De apotheker verbetert de farmaceutische zorg door het meten en evalueren van de kwaliteit daarvan met instrumenten die aansluiten op de aanbevelingen in de richtlijnen farmaceutische zorg, zoals kwaliteitsindicatoren en patiëntervaringsvragen. De apotheker past daarvoor door de beroepsgroep gedragen meetinstrumenten toe. 3.4 Transparantie De apotheker maakt de uitkomsten van de gemeten farmaceutische zorg transparant richting patiënt en andere partijen. De apotheker doet dit op basis van een door de beroepsgroep gedragen transparantiestandaard. 5 Concept 11 februari 2014 Toelichting 1. NAN 2.0 De NAN is als Nederlandse Apotheek Norm sinds 1996 een van de kerndocumenten voor de openbaar apotheker. De laatste versie dateerde uit 2006. Belangrijke ontwikkelingen in de periode 2006-2014 maakten een herziening van de NAN en de systematiek rondom de NAN noodzakelijk. Professionele en inhoudelijke zorgvernieuwingen en het behandelaarschap van de apotheker hebben geleid tot belangrijke wijziging van de NAN. De voornaamste wijziging is het opnemen van de KNMP-richtlijnen in de NAN en de daarbij behorende kwaliteitsverbeteringinstrumenten. Anders dan bij de NAN uit 2006 staan de normen voor de zorg nu in de richtlijnen. Aanleidingen voor richtlijnen De farmaceutische zorg van de apotheker heeft sinds 2006 aanzienlijke veranderingen en vernieuwingen ondergaan. Het inhoudelijke zwaartepunt van de farmaceutische zorg is verlegd van bereiden en uitgeven van geneesmiddelen naar een farmacotherapeutische behandelrelatie tussen de patiënt en de apotheker. Daarbij verleent de apotheker een steeds groter wordend palet aan farmaceutische zorg. Nieuwe zorg zoals medicatiebeoordelingen of zorg voor geïndividualiseerde distributievormen is ontstaan. Ook bestaande zorgterreinen zijn verder ontwikkeld door wetenschappelijke innovaties of praktijkvernieuwing. Zo is medicatiebewaking verder ontwikkeld met bewaking op klinische parameters en met bewaking door medisch-farmaceutische beslisregels. Andere parallelle ontwikkelingen hebben de richtlijnontwikkeling bevorderd. Zo valt sinds 2007 de farmaceutische zorg van de openbaar apotheker onder de bepalingen van de geneeskundig behandelingovereenkomst (WGBO). Dit onderstreepte expliciet de noodzaak voor behandelrichtlijnen voor de apotheker. Ook gaf de oprichting van de Wetenschappelijk Sectie openbaar apothekers (WSO), met functie om als wetenschappelijk platform voor de openbaar apotheker binnen de vereniging KNMP te dienen, de richtlijnen een eenduidige en inhoudelijk verantwoordelijke eigenaar. Tenslotte was richtlijnontwikkeling cruciaal na de inrichting van het register van het specialisme openbare farmacie in 2012 en de vernieuwde vervolgopleiding voor de openbaar apotheker specialist. Beroepsrichtlijnen zijn een belangrijke basis voor de opleiding tot en de toetsing van dit specialisme. Richtlijnontwikkeling De KNMP heeft in 2010 besloten de farmaceutische zorg uit te werken in generieke behandelrichtlijnen. In deze richtlijnen staat de zorg beschreven welke de apotheker verleent aan patiënten, ongeacht de aandoeningen en ongeacht de gebruikte geneesmiddelen. Naast de generieke richtlijnen zijn sinds 2010 ook categorale richtlijnen ontwikkeld. In Nederland werden door multidisciplinaire samenwerkingsplatforms algemene categorale zorgstandaarden gepubliceerd. Op basis van deze zorgstandaarden kunnen zorggroepen geïntegreerde eerstelijnszorg organiseren (zorgprogramma’s) en die als zorgprestaties aanbieden. In het verlengde daarvan zijn voor patiënten met specifieke aandoeningen categorale KNMP-richtlijnen ontwikkeld bijvoorbeeld op het gebied van diabetes, CVRM en COPD. Deze bevatten aanbevelingen die invulling geven aan de farmaceutische zorg van de apotheker zoals opgenomen in de algemene categorale zorgstandaarden. De aanbevelingen in de richtlijnen farmaceutische zorg worden ontwikkeld naar stand van wetenschap en praktijk. Ze komen zoveel mogelijk op basis van evidence tot stand. Hiervoor wordt gewerkt volgens de door de WSO opgesteld procedure `Ontwikkeling van KNMP richtlijnen voor de openbaar apotheker´. Bij de ontwikkeling van behandelrichtlijnen wordt zoveel gebruik gemaakt van of afgestemd op zowel multidisciplinaire Nederlandse en internationale richtlijnen als monodisciplinaire behandelrichtlijnen van met name voorschrijvers. De kwaliteit van de richtlijnen en wordt voorafgaand aan autorisatie getoetst aan de internationale richtlijnstandaard AGREE (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation). 6 Concept 11 februari 2014 De KNMP-richtlijnen worden gepubliceerd op de KNMP-website. Daar staat per richtlijn de status van de richtlijn aangegeven. Dit kan zijn geautoriseerd, open voor commentaar of in ontwikkeling. NAN 2.0 als professionele standaard voor goede zorg Op grond van de WGBO, de Wet BIG en de Kwaliteitswet zorginstellingen is de apotheker als zorgaanbieder verplicht om verantwoorde, goede zorg te verlenen. Ook het ontwerp voor de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) gaat uit van ‘goede zorg’, en geeft daarbij aan dat bepalend daarvoor is wat in professionele standaarden – onder welke benaming dan ook – is vastgelegd en noodzakelijk is om vanuit het perspectief van de cliënt goede zorg te verlenen. De NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen definiëren deze ‘goede zorg’ en zijn dus daarmee onderdeel van de professionele standaard van de beroepsgroep. Goede zorg is iets anders dan zorg op het niveau van staande praktijk zoals in de NAN 2006. De definitie van staande praktijk bestond uit het niveau van zorg welke in 2006 in de Nederlandse apotheek daadwerkelijk geïmplementeerd was. Verdergaande onderbouwing van ‘goede zorg’ en de relatie van goede zorg tot aansprakelijkheden is uitgewerkt in het document ‘Juridische betekenis van professionele standaarden voor farmaceutische zorg’. De NAN 2.0 en de bijbehorende richtlijnen zijn opgesteld teneinde duidelijk te maken aan welke eisen farmaceutische zorg dient te voldoen. Het uitgangspunt van de WSO is dat deze normen gelden voor iedere apotheker die deze farmaceutische zorg verleent. Kwaliteitsinstrumenten Om de patiënt en de maatschappij vertrouwen te geven dat een apotheker goede zorg levert, is kwaliteitsevaluatie nodig. De daarvoor benodigde kwaliteitsinstrumenten zijn daarom opgenomen als een integraal onderdeel van de NAN 2.0. Deze instrumenten zijn in lijn met de aanbevelingen in de richtlijnen. Farmaceutische zorg wordt sinds 2011 via prestatiebekostiging in de vorm van zorgprestaties verkocht en ingekocht. Bij het ontwerp van de NAN 2.0 en de richtlijnen is gekeken of de aanbevelingen bruikbaar zijn voor de samenstelling en onderbouwing van (toekomstige) zorgprestaties. Een belangrijke functie van de NAN 2006 was de invulling van het HKZ-certificatieschema voor apotheken. Het HKZ-certificatieschema stelt eisen aan het kwaliteitsysteem van de apotheek. Dit zijn eisen voor het primaire zorgproces, de praktijkorganisatie en de zorguitkomsten. Ook de NAN 2.0 bevat deze eisen door telkens daarvoor te verwijzen naar de betreffende richtlijnen en meetinstrumenten. De NAN 2.0 dient als basisdocument voor het HKZ-certificeringschema. 2. Kaders voor de NAN 1. Kaders beroepsgroep De NAN en de bijbehorende richtlijnen hebben een relatie met andere documenten geldend voor de openbaar apotheker specialist: het Handvest van de apotheker, de Beroepscode, het Besluit opleidingseisen openbare farmacie en het Professioneel Statuut voor apothekers en ziekenhuisapothekers in loondienstverband. 1.1 Handvest van de apotheker. In het Handvest van de apotheker, geldend voor alle Nederlandse apothekers, staat de grondslag voor het professioneel en ethisch handelen. Deze grondslag geeft richting aan het waarden- en normenkader van de professie, de maatschappelijk rol van de apotheker, de positie van de professie in het zorgveld en de verantwoordelijkheden van de apotheker waarop hij mag worden aangesproken. Het Handvest is de grondslag voor het professioneel handelen in het bijzonder de farmaceutische zorgverlening welke zich afspeelt in de behandelrelatie tussen de patiënt en de apotheker. Het Handvest geldt als basis voor de NAN 2.0. De NAN en de richtlijnen zijn getoetst aan de grondslagen zoals opgenomen in het Handvest. 7 Concept 11 februari 2014 1.2 Beroepscode De Beroepscode is eveneens een uitwerking van de grondslagen uit het Handvest van de apotheker. De Beroepscode bevat normen voor ethiek en gedrag van de beroepsgroep en dient als instrument voor het handelen bij ethische dilemma’s in de beroepsbeoefening. De huidige beroepscode geldt voor apothekers werkzaam in de ziekenhuisfarmacie en de openbare farmacie. De beroepscode staat naast de NAN, maar voor beiden geldt het Handvest van de apotheker als basis. 1.3 Besluit Opleidingseisen Openbare Farmacie Het Centraal College Specialisten Farmacie (CC) heeft per 1 januari 2012 het register voor de openbaar apotheker specialist ingesteld. De regels voor de opleiding tot openbaar apotheker specialist en de erkenning van opleidingsapotheken en opleiders zijn daarbij eveneens vastgesteld door het CC in Besluit NO.7 - 2011 Opleidingseisen Openbare Farmacie. In dit besluit zijn de beroepscompetenties van de openbaar apotheker vastgelegd. Deze competenties zijn gebaseerd op het CanMeds-systeem en zijn verder uitgewerkt in subcompetenties van het landelijk opleidingsplan. Het besluit opleidingseisen is dus een belangrijk implementatiestandaard voor het Handvest de Beroepscode en de NAN. De reikwijdte van de competenties van het specialisme openbare farmacie en de reikwijdte van de NAN zijn met elkaar congruent. 1.4 Professioneel Statuut voor apothekers en ziekenhuisapothekers in loondienstverband Het Professioneel Statuut is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst tussen werkgevers en apothekers in loondienst. Het is een belangrijk implementatiestandaard voor de NAN 2.0 en de beroepscode. Het Professioneel Statuut geeft het kader aan van de professionele verantwoordelijkheid en de daaruit volgende grenzen van de professionele autonomie. In het Statuut staan verwijzingen naar de codes, normen, standaarden en richtlijnen van de beroepsgroep. Het Statuut waarborgt dat de apotheker ongeacht de werkverhouding de in de NAN en de bijbehorende richtlijnen verwoorde kwaliteit kan realiseren. 2. Publiekrechtelijke wetgeving De NAN en de richtlijnen dienen verenigbaar te zijn met de bestaande wetgeving. De KNMP heeft voor de relatie tussen richtlijnen en wetgeving het document ‘Juridische betekenis van professionele standaarden voor farmaceutische zorg’ opgesteld. De belangrijkste wetgeving voor het professioneel handelen van de apotheker omvat: • de bepalingen aangaande de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) in het Burgerlijk Wetboek • de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) • de Kwaliteitswet zorginstellingen • de Geneesmiddelenwet (incl. het Besluit Geneesmiddelenwet en de Regeling Geneesmiddelenwet) • de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) • de Mededingingswet • de Opiumwet • de Warenwet • de Wet dieren • de Wet op de medische hulpmiddelen (incl. Besluit In vitro diagnostica en Besluit Actieve implantaten) • Arbo- en milieuwetgeving • het ontwerp voor de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) 3. Totstandkoming De NAN 2.0 is een van de kerndocumenten voor de openbare farmacie. Het Hoofdbestuur van de KNMP heeft in 2013 op advies van de WSO de WSO opdracht gegeven de NAN en de systematiek rondom de NAN te ontwikkelen. De NAN is van commentaar voorzien van ……… De NAN is door de Algemene Vergadering van de KNMP vastgesteld op ………. 8