Transcript META 2014/3
tijdschrift voor bibliotheek & archief 2014 | 3 UPLA Statistisch schadeonderzoek Periodiciteit: Maandelijks • april 2014 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070 van bibliotheekcollecties Informatievaardigheden in de lerarenopleiding ARhus, een open kenniscentrum in Roeselare Mythes en misverstanden over opensourcesoftware Frysklab editoriaal VERANTWOORDELUKE UITGEVER Julie Hendrickx, Statiestraat 179, Gevaar 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR Julie Hendrickx, hoofdredacteur Julie Hendrickx • [email protected] REDACTIE Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ann De Meulemeester, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Myriam Lemmens, Kris Michielsen, De Jeugdboekenweek had dit jaar als thema ‘Gevaar’. Vluchtelingenwerk Vlaanderen kreeg het kersverse curatorschap van de Jeugdboekenweek in handen. De openbare bibliotheken en Vluchtelingenwerk Vlaanderen lijken op het eerste zicht eerder een vergezocht koppel maar het klikt wel bijzonder goed. Bibliotheken zijn nu eenmaal gastvrije huizen. Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye • [email protected] VRIJWILLIGER Christin Ho REDACTIEADRES VVBAD • META Gevaar loerde in maart niet enkel tussen de boeken van de jeugdbibliotheek. Het verblijft ook permanent in vele erfgoedbibliotheken. We hoeven u vast niet te herinneren aan de precaire toestand van de collecties in kwestie. Een duidelijk totaaloverzicht van de materiële toestand van de collecties blijkt niet evident. Bij restauraties ontbreekt daardoor vaak een collectiegerichte aanpak. Een oplossing in de vorm van een model voor schaderegistratie is op komst dankzij de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Wanneer de nood het hoogst is, is de redding nabij? Zou dit ook gelden voor de culturele sector? Op het politieke debat tijdens onze Algemene Ledenvergadering van 17 maart in het Vlaams Parlement klonken alleszins geen verrassende woorden of visies. U kan trouwens het volledige debat herbeluisteren op onze website. Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57 [email protected] • http://www.vvbad.be/meta Reageer op Twitter: #overmeta ADVERTENTIES Marc Engels • [email protected] Tot slot nog een primeur, eentje uit de recente VVBAD-enquête over de besparingen bij de openbare bibliotheken. Een derde van de openbare bibliotheken moest in de begroting van 2014 meer dan 10 procent besparen en een vijfde verwacht voor volgend jaar een nieuwe vermindering van de budgetten. Vier op tien bibliotheken heeft te maken met een daling van het personeelsbestand. Wordt uiteraard nog vervolgd … LAY-OUT Marc Engels DRUK EVM META verschijnt 9x per jaar, niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X META 2014 | 3 | 1 inhoud META 2014/3 Jaargang 90 - april 2014 vaste rubrieken 1Editoriaal Gevaar 4Nieuws 24Signalement Laat Hawaiiaans muziekhandschrift Damiaancollectie opnieuw klinken? 26Etalage De sectie Hogeschoolbibliotheken 36 De Vraag Hoe selecteer je een boek- of archiefrestaurator? Marijn de Valk 27Inzet Jan Stuyck 28 Over de schutting Vluchtelingenwerk Vlaanderen Els Keytsman 30Trend Frysklab, het eerste mobiele FabLab van de Bibliotheek Jeroen de Boer 31Uitgepakt Een eenvoudige back-upstrategie Joris Janssens en Henk Vanstappen “echte superhelden hoor of zie je niet, die voel je. Zij zijn het die de regeltjes buigen naar wat de bedeesde schooljongen nodig heeft, zij zijn het die inspringen en collega’s ondersteunen.” 35Column Superhelden 37 Het cijfer 37 Het plan 38Kroniek • 30 jaar IBW • Inform@uurlijk: De Franstalige bibliotheken in Wallonië en Brussel • Jeugdboekenweek 43Recensies 43Toepassing 44Personalia 45 Zo gelezen Gustaaf Janssens 47Activiteiten Margot Collet 48Uitzicht 35Citaat 2 | META 2014 | 3 inhoud Het Hawaiiaanse muziekhandschrift op de cover vraagt in dit nummer alvast duidelijk om uw steun. Daar tegenover staan nog verschillende onuitgesproken noden op het gebied van conservering en preservering in de Vlaamse erfgoedbibliotheken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek wil daar met haar onderzoeksmodel UPLA verandering in brengen. interview Gino Dehullu, ARhus 14 “Het vernieuwende heeft alles te maken met de wijze waarop ARhus zich positioneert en zijn opdracht invult.” artikels Schaderegistratie als startpunt van beleid voor behoud en beheer .............. 8 Marijn de Valk, Sam Capiau en Eva Wuyts Informatievaardigheden in de lerarenopleiding en de rol van de hogeschoolbibliotheek ............ 19 Thijs Gielis Essay: Hoezo gratis? Mythes en misverstanden over opensourcesoftware 19 Tom Cobbaert ............ 32 nieuws Doe mee aan de Week van de Fair Trade Jaarlijks organiseert het Trade for Development Centre van het Belgisch Ontwikkelingsagentschap de Week van de Fair Trade, een campagne die mensen bewust wil maken van eerlijke handel. Tien dagen lang worden daarom in het hele land fairtradeactiviteiten georganiseerd: workshops, debatten, spelnamiddagen ... Dit jaar zal de 13e editie van de Week van de Fair trade plaatsvinden van 1 tot 11 oktober 2014. Opnieuw zijn we op zoek naar originele projecten en activiteiten die fair trade of eerlijk toerisme in de kijker zetten tijdens de campagne. Met deze projectwedstrijd belonen we de origineelste inzendingen. Laat je project financieren Bedenk zelf een originele activiteit rond fair trade of eerlijk toerisme, download het reglement en stuur ons je dossier in. We ontvangen jouw voorstel graag ten laatste op 5 mei. Wie weet maak jij kans op een financiering van het Trade for Development Centre (TDC). Net als vorig jaar wil TDC dat zoveel mogelijk spelers actief zijn rond eerlijke handel of eerlijk toerisme tijdens de Week van de Fair Trade. Daarom zal de jury ook dit jaar prioriteit geven aan nieuwe initiatieven. Dit zijn initiatieven van organisaties die in de voorgaande jaren nog geen financiering hebben ontvangen in het kader van de projectoproep. Evi Coremans > Meer en info en het bijhorende reglement: http://www.befair.be/nl/content/ projectwedstrijd-week-van-de-fair-trade-2014 Ger Schmook-prijs 2013 Op de Algemene Ledenvergadering van de VVBAD van 17 maart in het Vlaams Parlement vond de uitreiking plaats. In 2013 was het de beurt aan de archiefsector om de prijs uit te reiken. Er werden in totaal zes werken ingediend. De jury bestond dit jaar uit Petra Vanhoutte, Marc Nelissen en Godfried Kwanten. VVBAD-voorzitter Patrick Vanouplines zat de jurybijeenkomst voor. De jury kwam unaniem tot volgend besluit: de zes ingediende werken zijn van een goed niveau. Ze hebben spijtig genoeg allen hun tekorten maar twee inzendingen waren toch duidelijk beter. De jury heeft er dan ook voor gekozen om deze twee werken een eervolle vermelding te geven. Eervolle vermeldingen Een eerste vermelding is er voor Charis Verbelen voor haar masterproef De kunst van het bewaren, vernietigen is de kunst. Hedendaags documentbeheer in de Vlaamse Opera. Richtlijnen en advies voor de dienst dramaturgie. In deze verhandeling bestudeerde Charis het dynamisch archief van de dienst dramaturgie van de Vlaamse 4 | META 2014 | 3 De laureaten Timo van Havere en Charis Verbelen naast VVBAD-voorzitter Patrick Vanouplines. Opera. De tekst is volgens de jury helder en goed geschreven in een duidelijke taal en ze beschouwt het als een model voor een masterproef. Een tweede eervolle vermelding is er voor Timo Van Havere. De droom van een archivaris. Een analyse van de constructie van het stadsarchief van Gent en zijn collecties tussen 1800 en 1930 werd ook ingediend als masterproef. Deze verhandeling wil duidelijk maken hoezeer het Gentse stadsarchief de sporen draagt van de wensen en verwezenlijkingen van de Gentse stadsarchivarissen tussen 1800 en 1930. Een zeer aantrekkelijk onderwerp volgens de jury, dat de vinger op de wonde legt en een andere blik werpt op wat archivarissen doen. De eervolle vermelding is goed voor een bedrag van 250 euro. Proficiat Charis en Timo. nieuws Bevolkingsregister raadplegen voortaan eenvoudiger Op 27 januari 2014 trad het nieuwe Koninklijk Besluit in werking, dat het KB uit 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister wijzigt. Registers die meer dan 120 jaar geleden afgesloten zijn, kunnen vrij geraadpleegd worden als het om genealogische, historische of andere wetenschappelijke doeleinden gaat. Ook lijsten van personen en gegevens over de afstamming in opgaande lijn mogen zonder meer worden meegedeeld. Voor gegevens uit bevolkingsregisters die minder dan 120 jaar geleden zijn afgesloten, gelden strengere regels. Omdat hier de bescherming van de privacy speelt, is toestemming nodig van de betrokkene of zijn verwanten. Het is de aanvrager zelf die de toestemming moet krijgen. In eerste instantie is het de betrokkene zelf die toestemming moet geven. Voor het geval die overleden of niet meer bekwaam is om zijn toestemming te geven, wordt in het KB in een rangorde voorzien. In laatste instantie beslist het College van Burgemeester en Schepenen. Bescherming persoonlijke levenssfeer De keuze voor een termijn van 120 jaar komt duidelijk voort uit privacyoverwegingen. In haar advies schrijft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer daarover: “In de praktijk is de kans uiterst miniem dat de uittreksels of getuigschriften betrekking zouden hebben op nog in leven zijnde personen… Het gaat aldus om personen die meer dan 120 jaar geleden geboren werden.” De Privacycommissie raakt ook de tegenstelling aan tussen de bevolkingsregisters die bij de gemeente berusten en diegenen die conform de Archiefwet overgedragen werden aan het Rijksarchief. Sinds de wetswijziging van 2009 kan deze overdracht al plaatsvinden na 30 jaar. Echter, zo argumenteert de commissie: ook in dat geval blijven de registers eigendom van de gemeente. Deze registers vallen bijgevolg ook onder het KB uit 1992 en zijn pas openbaar na 120 jaar. Het nieuwe KB voorziet verder in de mogelijkheid om de registers die meer dan 120 jaar geleden zijn afgesloten te digitaliseren en ter beschikking te stellen aan derden. Derden mogen de registers niet verspreiden, om te vermijden dat de lijsten op internet zouden terechtkomen. Hermione L’Amiral Toolbox en Richtlijnen voor Archief- en Collectiezorg In de zomer van 2013 startte PACKED vzw, expertisecentrum digitaal erfgoed, het project ‘Erfgoedzorg in de kunstensector’. Dit project wil binnen de kunstensector de zorg voor het eigen archief en collectie(s) stimuleren. Het vertrekpunt is de subsidievoorwaarde “zorg dragen voor eigen archief” uit het Kunstendecreet. Om een invulling te geven aan de voorwaarde van de zorg voor het eigen archief verschijnt dit voorjaar TRACKS, Toolbox en Richtlijnen voor Archief- en Collectiezorg in de Kunstensector, online. Via deze website worden richtlijnen verspreid die kunstenaars en kunstenorganisaties vertellen hoe zij op een goede manier kunnen zorgen voor hun eigen archief en/of collectie(s). De tools geven praktische informatie die hen zullen helpen de richtlijnen te realiseren. TRACKS wil niet alleen de gesubsidieerde professionele kunsten bereiken, maar richt zich tot de hele kunstensector, ongeacht de kunstdiscipline en de organisatievorm of -grootte. Pilootprojecten In kader van de ontwikkeling van de TRACKS-toolbox werden tevens pilootprojecten opgestart in verschillende kunstdisciplines. Deze pilootprojecten illustreren het gebruik van de richtlijnen en de toepassing van de tools, maar tonen ook hoe kunstenaars en kunstenorganisaties in de praktijk omgaan met archief- en collectiezorg. TRACKS is een samenwerking van PACKED vzw met BAM, VTi, Faro, Het Firmament, Resonant, CVAa, Archiefbank Vlaanderen en het Forum voor Amateurkunsten. Het project wordt uitgevoerd met steun van de Vlaamse overheid. Door overleg met de musea voor hedendaagse kunst en de culturele archieven in Vlaanderen en Brussel worden ook collectiebeherende instellingen bij TRACKS betrokken. Op 18 juni wordt de TRACKS-toolbox in Brussel voorgesteld aan zowel de kunsten- als de cultureel erfgoedsector. Voor meer informatie over het project en de TRACKS-website kan u terecht bij Sanne Van Bellingen ([email protected]) Sanne Van Bellingen > www.projecttracks.be (vanaf mei) Eerste uitvoeringsbesluit Archiefdecreet vastgelegd Op 21 maart 2014 keurde de Vlaamse regering het eerste uitvoeringsbesluit definitief goed. Het zal in werking treden na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Het besluit: • concretiseert het artikel 5 van het Archiefdecreet over de ‘goede, geordende en toegankelijke’ staat van de archiefdocumenten, zowel de klassieke analoge als de digitale; hierbij krijgen de archiefzorgdragers de operationele vrijheid om te kiezen hoe ze de geformuleerde doelstellingen willen bereiken; • richt zeven selectiecommissies per bestuursniveau op en regelt de werking van deze commissies, evenals de redactie en de bekrachtiging van de selectielijsten zelf; • stelt een steunpunt in voor bestuurlijk-administratieve archiefwerking met een begeleidende stuurgroep vanuit de Vlaamse beleidsvelden Bestuurszaken, Cultuur en Binnenlandse Aangelegenheden. Het uitvoeringsbesluit met andere bijhorende teksten (artikelsgewijze bespreking, het voorafgaande advies van de Vlaamse adviesraad voor bestuurszaken – Vlabest en de reguleringsimpactanalyse) is terug te vinden op de website. Het Archiefdecreet biedt aan alle openbare besturen in Vlaanderen een modern en flexibel juridisch kader om het archiefbeheer in te richten. Johan Vannieuwenhuyse > www.bestuurszaken.be META 2014 | 3 | 5 nieuws UiTPAS breidt uit Op initiatief van minister van Cultuur Schauvliege wordt er vanaf dit jaar gestart met de invoering van de UiTPAS. Dat is een vrijetijdskaart die iedereen kan gebruiken voor cultuur, jeugdactiviteiten, sport of ontspanning. Een van de belangrijke doelstellingen van de UiTPAS is om mensen uit kansengroepen meer aan het vrijetijdsaanbod te laten participeren en dat op een niet stigmatiserende manier. CAVA opent zijn deuren In 2012 sloten de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en het Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum (VSAD) Karel Cuypers vzw een samenwerkingsovereenkomst voor hun archiefen erfgoedbeheer. Het samenwerkingsverband kreeg de naam Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven, kortweg CAVA, mee. CAVA is het cultureel archief, het historisch erfgoed- en kenniscentrum van de Vrije Universiteit Brussel en van de vrijzinnig-humanistische beweging in Vlaanderen en Brussel. Op 8 mei houdt de instelling haar feestelijke opening. Het Universiteitsarchief beheerde de archieven van de academische gemeenschap, terwijl VSAD Karel Cuypers een groot aantal archieven van de georganiseerde vrijzinnigheid (ongeveer 35 organisaties) beheerde. Geïnspireerd door het Erfgoeddecreet vonden beide instellingen dat ze een betere dienstverlening konden uitbouwen door samen te werken. Er werd niet over een nacht ijs gegaan: men voorzag een viertal jaren (2012-2015) om alle noodzakelijke stappen te nemen. De samenwerking is structureel. Onder coördinatie van de universiteits archivaris, Frank Scheelings, werd een gemeenschappelijk beleid uitgewerkt, een visie en missie uitgeschreven en er zijn strategische doelstellingen bepaald. De archieven van VSAD werden overgebracht naar de VUB, die een gloednieuwe leeszaal en een nieuw depot installeerde. VSAD vormde zichzelf om tot Centrum voor Vrijzinnig Humanistisch Erfgoed vzw met twee 6 | META 2014 | 3 krachtige partners in haar Raad van Bestuur: de VUB en deMens.nu. Synergie De voordelen van de samenwerking zijn legio: ten eerste versterken beide collecties elkaar, ten tweede gebeurt het beheer (personeel, infrastructuur, bewaring, dienstverlening) gecentraliseerd, ten derde zorgt de krachtenbundeling voor een bredere expertise en ruimere onderzoeks- en valorisatiemogelijkheden, en — last but not least — zorgt de samenwerking ook voor gespreide inkomstenbronnen aan de basis. De website is met de twee facebookpagina’s het trefpunt voor de academische en vrijzinnige erfgoedgemeenschappen. Er kan online in de collectie gezocht worden en er staan heel wat tips op voor de archiefvormers om hun archieven op de juiste manier te behandelen. In de nabije toekomst zullen er ook audiovisuele bronnen aan de site gekoppeld worden. CultuurNet Vlaanderen organiseerde in 2012/13 in Aalst, Lede, Haaltert en Erpe-Mere een proefproject. Na één jaar waren er in de pilootregio 8700 pashouders waarvan 40 procent uit kansengroepen. Er waren meer dan 53.000 check-ins; een check-in betekent dat er een punt gespaard wordt bij een activiteit die toegankelijk is met de UiTPAS. Met de gespaarde punten kan men dan gratis aan activiteiten deelnemen. Ruim 350 lokale verenigingen en organisaties aanvaarden de UiTPAS. Op basis van deze en nog andere cijfers, concludeert CultuurNet dat de pas haar doelstellingen om meer mensen, ook maar niet alleen uit kansengroepen, aan vrije tijd te laten participeren, geslaagd is. Volgens CultuurNet blijkt uit het proefproject ook dat de UiTPAS een krachtig communicatiemiddel is voor de promotie van het vrijetijdsaanbod. De pas stimuleert ook de participatie over de gemeentegrenzen. 18 procent van alle check-ins gebeurde in een andere gemeente dan de woonplaats van de kaarthouder. Bij de gemeentelijke diensten is de lokale bibliotheek een van de meest populaire spaarplaatsen. Wie naar de bibliotheek komt, kan wekelijks een punt sparen, zonder dat men verplicht is om iets uit te lenen. De krant komen lezen, telt ook mee. Frank Scheelings Dit jaar wordt het project uitgebreid naar twee regio’s (Kortrijk en Turnhout) en de steden Gent en Oostende. In Brussel is de VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie) ook gestart met een vrijetijdspas. In Gent zal samen met de Universiteit een nulmeting gebeuren om later de effecten van de UiTPAS wetenschappelijk in kaart te brengen. Tegen einde 2018 wil men de helft van alle Vlamingen met dit systeem bereiken. Interessant voor openbare bibliotheken is dat de UiTPAS ook als bibliotheekkaart gebruikt kan worden. Er wordt ook aan andere gebruiksmogelijkheden gedacht maar in de praktijk gebeurt dit nog niet. Momenteel wordt dit soort pas alleen in Antwerpen ook als bibliotheekkaart gebruikt. Het gebruik van de A-pas als bibliotheekkaart heeft in Antwerpen alvast tot een massaal gebruik van de vrijetijdspas geleid. >www.cavavub.be Geert Puype CAVA spiegelt zich wat zijn vrijzinnige erfgoedgemeenschap betreft aan binnen- en buitenlandse voorbeelden, zoals le Centre de documentation du Centre d’Action Laïque (Caldoc), het Nederlandse Humanistisch Historisch Centrum (verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek) en het Institute for the Study of Secularism in Society and Culture (verbonden aan Trinity College, VS). nieuws De Groote Oorlog, zicht- en tastbaar voor blinde en slechtziende lezers Bij boeken over de oorlog horen vaak informatieve land- en frontkaarten. Blinde en slechtziende lezers blijven meestal verstoken van deze belangrijke informatie. Daarom laat Luisterpunt naar aanleiding van de herdenking van Wereldoorlog I een map met 10 reliëf- en Twin Visionkaarten maken. De Twin Visionkaarten (A3) bestaan uit transparante kaarten in reliëf, waarop blinden de kaarten en de lijnen heel goed kunnen voelen en waarop de legenda ook in braille staat. Daaronder staan dezelfde kaarten in contrasterende kleuren voor slechtzienden. De legenda en de uitleg worden in groteletterdruk weergegeven, in een duidelijk lettertype. In Flanders Fields Museum Samen met Luisterpunt heeft het kenniscentrum van het In Flanders Fields Museum (IFF) de onderwerpen van de kaarten bepaald en zij hebben de tien kaarten piekfijn uitgewerkt voor de omzetting. Deze tien mooie kaarten worden gebundeld in een verzorgde map. De map bevat tevens een inleiding met meer duiding, geschreven door een medewerker van het kenniscentrum. Deze inleiding en de begeleidende teksten bij de kaarten zullen beschikbaar zijn in groteletterdruk, in braille en in Daisy-luisterversie. Samen met de vele Daisy-boeken over WOI maken deze kaarten de oorlog zicht-, tast- en beluisterbaar voor personen met een leesbeperking. Dankzij de belangrijke steun van de Vlaamse overheid kan Luisterpunt deze map aanbieden aan 60 euro. Meer info vind je op luisterpuntbibliotheek.be. Saskia Boets artikel Schaderegistratie als startpunt van beleid voor behoud en beheer Marijn de Valk, Sam Capiau en Eva Wuyts De Vlaamse Erfgoedbibliotheek heeft als taak om expertise rond behoud en beheer te stimuleren en te verspreiden onder erfgoedbibliotheken in Vlaanderen en Brussel. Hiertoe ontwikkelde ze in 2013 de Universal Procedure for Library Assessment (UPLA), een model voor schaderegistratie op collectieniveau. Dankzij dit instrument kunnen bibliotheken zelfstandig de fysieke staat van hun collecties onderzoeken, en zo de noden op het gebied van conservering en preservering in kaart brengen. Met UPLA wordt niet alleen het startschot gegeven voor de ontwikkeling van een conserveringsbeleid voor de betrokken instelling, maar ook voor een aanpak op Vlaams niveau. De eerste toepassingen van het model zijn voorzien voor dit najaar. In 2011 organiseerde de Universiteit Antwerpen in opdracht van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek een enquête bij 25 erfgoedbibliotheken waarin werd gepeild naar de mate van preservering en conservering van bibliotheekcollecties enerzijds, en de mate waarin zij bibliografisch ontsloten en gedigitaliseerd zijn anderzijds. De resultaten van deze bevraging werden gepubliceerd in het rapport met de veelzeggende naam De wet van de remmende achterstand. Het onderzoek schetst een zorgwekkend beeld van de erfgoedbibliotheeksector. Zeker wat betreft de materiële zorg voor de collecties is de toestand precair. Zorgen voor boeken In veruit de meeste gevallen ontbreekt het de bibliotheken aan een overzicht van de materiële toestand waarin de collecties zich bevinden. Dit maakt het onmogelijk om een professionele werking op het gebied van behoud en beheer uit te bouwen. De schamele budgetten die ingezet worden zijn vaak gericht op de restauratie van enkele (top)stukken maar dienen zelden een omvattende collectiegerichte aanpak. De meeste instellingen beschikken over onvoldoende tijd en deskundigheid om deze situatie om te buigen. 8 | META 2014 | 3 “In veruit de meeste gevallen ontbreekt het de bibliotheken aan een overzicht van de materiële toestand waarin de collecties zich bevinden. Dit maakt het onmogelijk om een professionele werking op het gebied van behoud en beheer uit te bouwen.” artikel > Zie ook p. 24 en 36 Marijn de Valk tijdens het beoordelen van de schades volgens het UPLA-schaderegistratieformulier. Foto: J. Goedemé. Om erfgoedbibliotheken de nodige inzichten en handvaten te geven om een goed beleid te ontwikkelen rond het voorkomen en remediëren van schade, ontwikkelde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek in 2013 een model voor schaderegistratie. Dit model, dat op 3 oktober werd voorgesteld op het ‘Overlegplatform voor erfgoedbibliotheken’, maakt het mogelijk om via een betrouwbare steekproefmethode op een efficiënte en pragmatische manier inzicht te krijgen in de materiële staat en de raadpleegbaarheid van een bibliotheekcollectie. Op basis van de resultaten van de steekproef wordt de conserveringsbehoefte (of de werkvoorraad die nodig is om de collectie beter te bewaren) in kaart gebracht en kan een instelling een behouds- en beheerplan op maat ontwikkelen. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek stelde voor de uitvoering van deze opdracht eind 2012 Boekrestauratie De Valk uit Middelburg aan, die hiervoor samenwerkte met Hoogduin Papierrestauratoren uit Nederland. Vanuit de Vlaamse Erfgoedbibliotheek werd zij hierin begeleid door Eva Wuyts en Sam Capiau. Daarnaast fungeerde een groep met conserveringsexperten en bibliothecarissen uit Vlaanderen en Nederland als klankbord. Zo verzekerden de initiatiefnemers zich ervan dat de methodiek voldoende gedragen wordt door het veld. Een voorbeeld van het eerste resultatenformulier in het UPLAeindrapport van de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap met een samenvatting van de voorkomende schades. Rekening houdend met de beperkte middelen van de meeste erfgoedbibliotheken stelde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek bij aanvang van het project twee eisen aan het nieuwe model: • Het model moet informatie verzamelen op basis van een representatieve steekproef op collectieniveau. Op deze manier wordt de inventarisatietijd tot een minimum beperkt. Eén-op-één schade-inventarisaties van volledige collecties kosten immers te veel tijd en dienen hoofdzakelijk een objectgerichte aanpak. • De schaderegistratie moet kunnen worden uitgevoerd door de personeelsleden in erfgoedbibliotheken. Het model mag met andere woorden niet uitsluitend op maat van conservatoren-restauratoren gemaakt zijn, maar het moet ook bruikbaar zijn voor daartoe gevormde leken. Hierdoor kunnen de kosten worden gedrukt en wordt — wat niet onbelangrijk is — de kennis en het bewustzijn omtrent de problematiek van schade in de instellingen verhoogd. De bibliotheekmedewerkers volgen daartoe een specifiek vormingstraject. De expertise die ze daarbij opdoen en de (hernieuwde) kennismaking met hun eigen collecties zullen ook na de schaderegistratie nog hun nut bewijzen. Van UPAA naar UPLA Eerder dan een volledig nieuwe methodiek op poten te zetten opteerde de Vlaamse Erfgoedbibliotheek ervoor om een beproefd model over te nemen en aan te passen voor bibliotheekcollecties. De keuze viel daarbij op de Universal Procedure for Archive Assessment (UPAA) die in het begin van de jaren negentig in Nederland werd ontwikkeld door de toenmalige Nederlandse Rijksarchiefdienst, in nauwe samenwerking met het onderzoeksbureau TNO-Delft, voor de beoordeling van archiefcollecties. Later volgden nog het UPAA-CONS-model om het verzurings probleem van negentiende-eeuwse archieven in kaart te brengen, een inktvraatmodel en een model voor kaarten en tekeningen (Maps and Drawings, UPAA-MD). Allen hebben hun sporen al meer dan verdiend: naast Nederland wordt het model ook in de voormalige Nederlandse koloniën zoals Zuid-Afrika, Sri Lanka en Indonesië gebruikt. Maar ook Engeland, de Scandinavische landen, Rusland, Kroatië en Roemenië hebben het statistische model UPAA omarmd. En nu voegt Vlaanderen daar het UPLA-model aan toe. De steekproefmethode die UPAA en UPLA hanteren is gebaseerd op de principes van de Franse statisticus Pierre Gy. Om een steekproef te selecteren die toelaat uitspraken te doen over de volledige collectie wordt eerst het totaal te onderzoeken meters en het gemiddelde aantal boeken per meter bepaald. Uitgangspunt is dat de steekproefomvang vastgesteld META 2014 | 3 | 9 artikel UPLA versus UPAA Hoewel UPAA en UPLA nauw aan elkaar verwant zijn, zijn er toch een aantal duidelijke verschil- en zelfs verbeterpunten. Ten eerste zijn de schadevormen waarop wordt gelet bij de beoordeling van een archief slechts gedeeltelijk van toepassing op een bibliotheekcollectie. UPAA focust op papier en schenkt heel weinig aandacht aan de boekband. UPLA, dat zich op de meer typische bibliotheekcollecties richt, houdt wel rekening met materialen zoals linnen, leer en perkament. Foto’s, charters, kaarten, en moderne informatiedragers (cd, tape, etc.) zijn van UPLA uitgesloten. Kranten en ongebonden (archief)materiaal worden wel meegenomen in een UPLA-onderzoek. of urgent aangeduid, tenzij recent uitgevoerde testen het tegendeel hebben aangegeven. Alle hier genoemde schades nemen toe, ook zonder dat het object geraadpleegd wordt. Daarom toetst UPLA naast de raadpleegbaarheid ook de (in) stabiliteit van de collectie. Deze schadebeelden vragen om dringende preserverende maatregelen. Een UPLA-rapport dat de vinger op deze wonde kan leggen geeft beleidsmakers dus een stok achter de deur. Een laatste uitbreiding van UPLA ten opzichte van het originele UPAA-model is de manier om de schades te beoordelen. Bij UPAA wordt de ernst van de schade bepaald door in te schatten welke invloed de raadpleging op de conditie van het document zal hebben. In UPLA wordt dit gescheiden. In een eerste stap wordt de omvang van de schade beoordeeld. In een tweede stap wordt gekeken of normaal gebruik de schade naar alle waarschijnlijkheid zal doen toenemen. Deze aanpak in twee fasen maakt de beoordeling gemakkelijker, betrouwbaarder en genuanceerder. Een voorbeeld: wordt bij een UPAA-onderzoek een hele bundel archief als ‘ernstig beschadigd’ en ‘niet raadpleegbaar’ gekwalificeerd wanneer er slechts een zeer verzuurd blad in zit, zal ditzelfde object bij een UPLA-onderzoek het predicaat ‘ernstige schade’, maar ‘wel raadpleegbaar’ krijgen. Een tweede, fundamenteler verschil is dat UPAA vooral de consulteerbaarheid van een bron als beoordelingscriterium neemt. Logisch want archieven hebben een wettelijke bewaarfunctie en hun bronnen moeten toegankelijk blijven voor de komende generaties. Daarom is bij UPAA de ernst van de schade aan een object afhankelijk van de mate waarop deze de raadpleegbaarheid beïnvloedt. Voor erfgoedbibliotheken is consulteerbaarheid natuurlijk ook een hoofdzorg. Maar voor boekhistorici en andere onderzoekers is de (verschijnings)vorm van een boek even goed van groot belang. Boeken en boekbanden ontlenen hun wetenschappelijke en culturele waarde immers niet uitsluitend aan de inhoud: ook het object zelf speelt een rol. Dat een boek ook als object aandacht krijgt bewijst de manier waarop het wordt beoordeeld. Eerst wordt de buitenkant, de band, onderzocht. Dan wordt het boek geopend en wordt gekeken of alle essentiële onderdelen nog vastzitten: de constructie. En vervolgens wordt het boekblok op schade beoordeeld. Een boek is immers een object dat kan bewegen: een boek moet open en dicht gaan. In totaal zijn 23 schadevormen gekozen voor registratie, verdeeld in vier groepen. Ten derde labelt het UPLA-model een aantal schadesoorten die ervoor zorgen dat de materiële toestand van een boek instabiel wordt. Het gaat hierbij om drie groepen: autonoom verval, biologische schade en rode rot. Onder autonome schade vallen verzuring van de schutbladen, verzuring van het boekblok en inkt- en kopervraat, precies zoals het Nederlandse Bureau Metamorfoze deze term ook hanteert. Onder biologische schade vallen schimmel- en knaagdierschade. In alle gevallen worden schimmelaantasting of signalen die wijzen op de aanwezigheid van insecten als actief Een belangrijk hulpmiddel bij de toepassing van UPLA is de ‘schadeatlas’, die de 23 schadebeelden en hun urgentie aan de hand van fotomateriaal en definities inzichtelijk maakt. In 2007 gaf Bureau Metamorfoze de Schadeatlas Archieven als hulpmiddel bij het herkennen en classificeren van schade aan archiefstukken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek werkt momenteel samen met Metamorfoze aan een Schadeatlas Bibliotheken. Dit hulpmiddel, dat ook los van een UPLAonderzoek een nuttig instrument is voor collectiebeheerders, wordt in het najaar van 2014 verwacht. Het zal zowel in 23 schadevormen Foto: M. de Valk is op driehonderd items per collectie. Steeds na een te bepalen aantal meters wordt een steekproef genomen van een meter. En binnen deze meter wordt een aftelwaarde bepaald. De methode is getest in verschillende archieven en de nauwkeurigheid bedraagt 95 procent. Dit betekent dat de resultaten met een marge van maximaal 5 procent naar boven of naar beneden kunnen afwijken. Schade aan de band 1. Stof en oppervlaktevuil 2. Conditie bekleding 3. Rode rot 4. Tapes en schadelijke reparaties 5. Losse delen en bekleding 6. Ontbrekende delen en onderdelen 7. Beschadigde platkernen/hoeken/platkanten 8. Beschadigde sluitingen/beschadigd beslag Schade aan de constructie 9. Vervorming band/boekblok/band te klein 10.Schade aanhechting platten 11. Schade hechting bladen en/of katernen Schade aan het boekblok 12.Stof en oppervlaktevuil in het boekblok 13.Tapes en schadelijke reparaties 14.Lacunes, scheuren, vouwen 15.Vervilt papier 16.Aan elkaar klevende bladen 17. Verzuring schutbladen 18.Verzuring boekblok 1 0 | META 2014 | 3 19.Foxing 20.Inkt- en/of kopervraat Algemeen 21.Schimmelschade 22.Plaagdierschade 23.Overige artikel gedrukte vorm als online gratis beschikbaar zijn voor erfgoedbibliotheken. Het al dan niet voorkomen van bepaalde schadebeelden hangt sterk af van de bewaaromstandigheden van erfgoedcollecties. Daarom wordt voorafgaand aan de UPLA-screening aan de bibliotheekmedewerkers gevraagd daarover een vragenlijst in te vullen. Waar nodig moeten hiervoor metingen worden gedaan. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek kan de instelling een toolkit aanleveren, met naast alle benodigdheden voor een UPLA-onderzoek, ook meetapparatuur, als dataloggers en een luxmeter. Meten is weten Nadat de 300 geselecteerde items uit de collectie minutieus zijn gescreend en de schadevormen geregistreerd werden in een database, worden de resultaten automatisch met behulp van het rekenprogramma Excel gebundeld en gepresenteerd. Dit gebeurt in een aantal tabellen verdeeld over vier werkbladen. Op het eerste werkblad wordt de raadpleegbaarheid van de hele collectie gepresenteerd in procenten, samen met de mate waarin instabiele schadevormen voorkomen. Een tweede blad geeft inzicht in de metadata en een derde zet alle schades op een rij die niet raadpleegbaar zijn. Met andere woorden: het percentage boeken waarvan de schade toe zal nemen bij gebruik. Uiteraard voorziet de automatische gegevensverwerking ook een analyse in de diepte. In de uitgebreide vierde tabel op het laatste werkblad worden alle 23 schadevormen opgelijst gevolgd door het aantal boeken uit de steekproef dat deze schade vertoont. Daarbij onderscheiden we vier gradaties: • Ernstige schade — gebruik verergert de schade • Ernstige schade — gebruik geen probleem • Matige schade — gebruik verergert de schade • Matige schade — gebruik geen probleem Deze cijfermatige resultaatweergave is standaard voor elke bibliotheek, al laten de data een meer uitgebreide analyse toe. Bepaalde schadecombinaties, of gegevens uit de metadata, kunnen immers voor een specifieke bibliotheek interessant zijn. Bijvoorbeeld hoeveel procent van de boeken sloten of sluitingen van metaal hebben en of deze verpakt zijn of niet. Zo kan men inzicht krijgen in de omvang van het aantal boeken met metaalbeslag dat schade kan aanbrengen aan de belendende boeken. Of hoeveel boeken met ernstige aantasting door stof en vuil ook sporen van schimmelaantasting hebben, als vertrekpunt voor een systematische schoonmaakactie. De analyse van deze gegevens in relatie tot elkaar en in relatie met de bewaaromstandigheden vergen weliswaar bijkomende maatwerk rapportage. Omdat elk UPLA-onderzoek steeds op dezelfde uniforme manier wordt uitgevoerd is het mogelijk de resultaten van de individuele screenings met elkaar te vergelijken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek is daarom van plan om de resultaten van alle UPLA-trajecten (anoniem) te bundelen in één Vlaams schaderegister. Deze overkoepelende databank zal dienen als een benchmark voor individuele instellingen en maakt beleidsaanbevelingen voor het in stand houden van het Vlaams patrimonium mogelijk. Na enige tijd kan een bibliotheek er ook voor kiezen om de screening te herhalen. Zo kan ze bepaalde (autonome) schades of haar eigen conserveringsbeleid blijven monitoren. De proef op de som Vooraleer de Vlaamse Erfgoedbibliotheek UPLA aanbiedt aan de sector, is het model eerst getest. Dit gebeurde midden 2013 op de collectie van het Ruusbroecgenootschap in Antwerpen. Deze bibliotheek is uitermate geschikt voor de test, omdat het een diverse verzameling betreft met onder andere incunabelen en een grote collectie oude drukken, maar ook veel moderne boeken, tijdschriften en brochures die over verschillende magazijnen zijn verdeeld. Bovendien betreft het een gebruiksbibliotheek, waardoor er een grote variëteit aan schadevormen te vinden is. In totaal werden er 299 steekproeven geselecteerd uit 2850 meter gevulde boekenplanken. Voor elk geselecteerd item is een gedetailleerde registratiefiche ingevuld. Voor de test werden uitzonderlijk twee teams van beoordelaars, in plaats van één samengesteld. Team A bestond uit zogenaamde ‘leken’ die weinig tot geen voorkennis hadden over schade registratie en evenmin een UPLA-vorming hadden gekregen. Team B bestond uit boekrestauratoren die makkelijker in staat zijn om schades op te merken waardoor ze over de hele lijn meer schades aankruisten. Niettemin lopen de eindresultaten van de screenings globaal genomen door de beide teams erg gelijk. Daarmee is aangetoond dat ‘leken’, na een goede vorming, in staat zijn de beoordeling van de boeken uit te voeren. De testweek was voor alle betrokkenen een positieve ervaring. Dankzij een intensieve samenwerking tussen de eigen De 20-kantige dobbelsteen die gebruikt wordt om de eerste meter te bepalen waarin het eerste object uit de steekproef valt. Foto: M. de Valk. META 2014 | 3 | 11 artikel Hilde Schalkx en Sam Capiau tijdens het selecteren de steekproef in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap. Foto: M. de Valk. bibliotheekmedewerkers, die vertrouwd zijn met de collectie en de opstelling in het magazijn, en de inbreng van twee boekrestauratoren kon de hele collectie in acht dagen gescreend worden. Na afloop liet Erna Van Looveren, bibliothecaris van de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, weten dat het onderzoek “een enorme meerwaarde is, en de sleutel vormt tot inzicht op de lange termijn.” Dit geeft aan dat het opzet van het model is geslaagd. Het model verzamelde waardevolle beleidsinformatie over de complete bibliotheekcollectie en daarnaast werden de eigen medewerkers gesensibiliseerd. Inmiddels zijn de aanbevelingen voor een verbeterde berging en plaatsing van de boeken in de bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap ter hand genomen. Aan de slag met UPLA De Vlaamse Erfgoedbibliotheek zal het UPLA-model gratis ter beschikking stellen van de brede erfgoedsector. Om de kwaliteit van de screening te verhogen en om te verzekeren dat de methodiek correct wordt toegepast, zodat betrouwbare resultaten kunnen worden opgenomen in het Vlaams schaderegister, voorziet de Vlaamse Erfgoedbibliotheek de nodige omkadering. 1 2 | META 2014 | 3 Vooreerst is er de vorming die voor de betrokken medewerkers het startpunt is van een UPLA-onderzoek. In deze tweedaagse workshop wordt aandacht besteed aan materialenkennis, boekterminologie en het herkennen van schadevormen volgens het model. De deelnemers worden daarin geholpen door de rijkelijk met voorbeelden geïllustreerde schadeatlas die na de zomer zal verschijnen. Daarnaast voorziet de Vlaamse Erfgoed bibliotheek de mogelijkheid om tegen betaling een beroep te doen op deskundigen die vertrouwd zijn met UPLA en aldus garant staan voor efficiëntie en kwaliteit. Het inschakelen van een externe medewerker is geen verplichting, maar wordt voor bepaalde onderdelen van het UPLAtraject wel warm aanbevolen. Zo’n expert zou in principe de volledige uitvoering van een UPLA-traject op zich kunnen nemen, maar om de kosten te drukken en de kans op interne expertiseopbouw niet te mislopen is het aangeraden om dit te doen op drie cruciale momenten binnen het traject. De eerste maal betreft het de fase waarin de steekproef wordt uitgezet op de collectie omdat het van fundamenteel belang is dat dit goed gebeurt. Deze minutieus uit te voeren procedure neemt in totaal ongeveer drie dagen in beslag en het aanleren van deze methodiek kost veel tijd. Daardoor is het aangewezen om dit te laten uitvoeren door een deskundige met de hulp van eigen medewerkers. Diezelfde deskundige helpt vervolgens de bibliotheekmedewerkers bij de start van de beoordeling van de boeken. Een taak die ze dankzij de vorming en de schadeatlas zelfstandig kunnen uitvoeren. In totaal wordt voor deze beoordeling drie dagen gerekend, maar deze hoeven niet aaneensluitend ingepland te worden. Zes dagdelen zijn over het algemeen beter in te roosteren en een gefaseerde beoordeling, met af en toe een rustpauze, komt ook de kwaliteit van de registratie ten goede. Tijdens het laatste dagdeel komt de deskundige opnieuw langs om bijkomende vragen te bespreken. Eens de screening is afgerond, zorgt de deskundige voor de verwerking van de resultaten van de screening en de gegevens over de bewaaromstandigheden in een eindrapport. De vragenlijst maakt het immers mogelijk om verbanden te leggen tussen de gesignaleerde schades en de bewaaromstandigheden van de boeken. Zo kunnen aanbevelingen gedaan worden voor een betere bewaring. artikel De vorming zal dit najaar voor het eerst gezamenlijk worden aangeboden aan de medewerkers van alle bibliotheken die als eersten met UPLA aan de slag willen gaan. Daarna is het aan de bibliotheken om de verdere timing voor het traject uit te stippelen. Dit gebeurt het best aansluitend op de workshop en in overleg met de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en de deskundige die het traject begeleidt. Aanzet tot een beter beleid Bibliotheken die aan de slag gaan met UPLA zetten een eerste stap richting een beter behoud en beheer van hun erfgoedcollecties. De rapporten die zij na afloop ontvangen geven, zoals eerder gezegd een algemeen beeld van de huidige staat van de collectie, gekoppeld aan eerste adviezen. UPLA is dus geen gedetailleerde doorlichting van de hele collectie op stukniveau, noch levert het een kant-en-klaar plan van aanpak. Het is wel de aangewezen manier om als erfgoedbibliotheek grip te krijgen op de collectie en de soms onbekende of overweldigende uitdagingen waarmee deze wordt geconfronteerd. Te meer omdat ook kleinere instellingen gebruik kunnen maken van UPLA. Elk UPLA-traject resulteert in een wetenschappelijk onderbouwd rapport. Dat geeft bibliothecarissen niet alleen een instrument in handen om een conserveringsbeleid op maat te ontwikkelen, maar ook om hun beleidsmakers te sensibiliseren hier effectief in te investeren. En dat kan of moet op eigen tempo gebeuren. Want om de UPLA-adviezen om te zetten in concrete maatregelen is soms verder (intern) onderzoek nodig en ook de middelen hiervoor moet de bibliotheek helaas voorlopig nog in eigen kring gaan zoeken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek blijft weliswaar een groot pleitbezorger voor de (betere) financiering van de basistaken van erfgoedbibliotheken, maar vooralsnog vindt zij hiervoor onvoldoende gehoor. Wie weet stimuleert het Vlaamse schaderegister in opbouw binnenkort de verschillende overheden wel om actie te ondernemen. conclusie Het onderzoekmodel Universal Procedure for Library Assessment (UPLA) is in 2013-2014 ontwikkeld door de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Het behelst een statistisch schadeonderzoek van bibliotheekcollecties en geeft inzicht in de schade en de raadpleegbaarheid van bibliotheekmateriaal. De toepassing van het model ligt na het volgen van vorming grotendeels in handen van de eigen bibliotheekmedewerkers. Op deze manier wordt tijdens het UPLA-traject kennis over de preservering en conservering van (het eigen) documentair erfgoed intern opgebouwd of versterkt. De resultaten van de uitgevoerde schaderegistratie vormen de bouwstenen voor de opmaak van een behouds- en beheerplan van de volledige collectie en kunnen op termijn worden vergeleken met die van andere instellingen. META 2014 | 3 | 13 Gino Dehullu: “ARhus wil mensen samenbrengen en hen geregeld verrassen” interview Interview: Paul Gervoyse Foto p. 14: Stefaan Tavernier. Foto’s p. 16 en 17: ARhus Een paar dagen na de imposante en druk bijgewoonde opening van ARhus Roeselare (bibliotheek/open kenniscentrum) had META een gesprek met algemeen directeur Yves Rosseel, adjunct algemeen directeur Gino Dehullu en bibliothecaris Sara Clauw. ARhus heeft zowat alles in huis wat je van een hedendaagse bibliotheek (lees: kenniscentrum) kunt verwachten. Alleen al het concept is verrassend innovatief. De stad Roeselare heeft kosten noch moeite gespaard om van hun boekerijen een prestigieus Open Kenniscentrum te maken. Hoe zijn jullie tot zo’n schitterend idee gekomen? Yves: Als leek in de bib-sector heb ik het voordeel van afstand te kunnen nemen en geen rekening te moeten houden met bestaande structuren. Als kunsthistoricus en informaticus heb ik een gevarieerd parcours afgelegd: de afgelopen tien jaar was ik algemeen directeur van muziekcentrum De Bijloke in Gent; daarvoor werkte ik onder meer als systeem-analyst en systeem-ingenieur bij firma’s zoals Eternit België en Honda Europe. Samen met collega Gino Dehullu en de andere leden van ons directieteam probeer ik nieuwe ideeën te introduceren in een sector die op dit ogenblik behoorlijk onder druk komt te staan door allerlei — onder meer digitale — evoluties. Niet alleen als ICT’er, maar ook als kunsthistoricus bekijk ik welke zaken een meerwaarde kunnen bieden. Sinds 2012 ben ik betrokken bij de opstart van de vzw. Als algemeen directeur van het kenniscentrum en dagelijks bestuurder van de vzw Het Portaal ben ik verantwoordelijk voor het algemeen inhoudelijk en zakelijk beleid. Wat is nu eigenlijk zo vernieuwend aan dit project? Yves: Het vernieuwende heeft alles te maken met de wijze waarop ARhus zich positioneert en zijn opdracht invult. We gebruiken bewust het woord ‘kenniscentrum’ in plaats van ‘bibliotheek’ omdat — zeker in de perceptie — ‘bibliotheek’ te uitsluitend wordt geassocieerd met boeken en lezen. Om het met de oneliner van Rik Torfs tijdens onze opening te zeggen: “In een bibliotheek kunnen mensen die graag met boeken bezig zijn uitblinken; in een kenniscentrum kan iedereen uitblinken.” Op deze wijze reiken we de hand naar onze bestaande bibliotheekgebruiker — zij blijven voor ons belangrijke ambassadeurs — maar ook naar nieuwe gebruikers. Gebruikers die op dit ogenblik misschien zelf nog niet weten wat een kenniscentrum voor hen kan betekenen. Ik denk hierbij aan (jonge) ondernemers en starters, maar ook aan studenten uit de afdelingen techniek en technologie, en aan de mediasector. De samenwerking met het VTI Roeselare voor de realisatie van een organische tafel, als onderdeel van ons interieur, is hiervan een sprekend voorbeeld, evenzeer als de samenwerking met LOCUS, Bibnet, Roularta en iMinds voor de uitwerking van nieuwe samenwerkingsmodellen tussen uitgeverijen en bibliotheken/kenniscentra. een vzw ook een ideaal instrument kan zijn voor de exploitatie van het kenniscentrum. Het afsluiten van lokale en bovenlokale partnerships kan vlotter verlopen net zoals het verwerven van bijkomende middelen. Dit alles om snel en efficiënt te kunnen inspelen op veranderende noden en tendensen. Wat maakt het kenniscentrum zo uniek? Yves: Uniek is wel de wijze waarop we ons positioneren en profileren: we mikken op samenwerkingsverbanden met het ruime maatschappelijke veld, en daarvan maken onderwijs en ondernemers een wezenlijk onderdeel uit. We zijn ervan overtuigd dat een bibliotheek (of kenniscentrum) dient te worden gezien als een beleidsdomeinoverschrijdende actor. Bibliotheken worden te vanzelfsprekend beschouwd als (eerder uitsluitend) behorend tot de culturele sector. Wanneer we de transversale benadering van de BBC in beschouwing nemen, dan zien we daarin zeker een bevestiging van ons standpunt. Wij beschouwen uitgevers ARhus verwijst naar Albrecht Rodenbach (Roeselare, 27 oktober 1856 – 23 juni 1880). Hij was een Vlaamse schrijver en dichter. Rodenbach overleed op 23-jarige leeftijd in zijn geboortestad aan tuberculose. Je kan zijn standbeeld vinden op het De Coninckplein Waarom een vzw-statuut als rechtspersoonlijkheid? Yves: De vzw werd aanvankelijk opgericht om het bouwproject te realiseren. Maar na verloop van tijd realiseerde men zich dat (in de volksmond beter bekend als het SintAmandsplein) in Roeselare. META 2014 | 3 | 15 interview en technologiepartners dan ook als onze natuurlijke bondgenoten, omdat we ervan overtuigd zijn dat een kenniscentrum, in de breedste zin van het woord, een opdracht heeft om de vinger aan de pols te houden op vlak van technologische evoluties, en dit in functie van het garanderen van toegang tot kwaliteitsvolle content met het oog op het delen van kennis in alle betekenissen van het woord. Het wegnemen van drempels voor zowel kansrijken als kansarmen is hierbij een belangrijke stimulans. We beogen hierbij zoveel mogelijk een intergenerationele aanpak: het samenbrengen van mensen uit verschillende leeftijds- en doelgroepen is een van onze belangrijke streefdoelen. Plaatsing van de collecties Alle namen verwijzen naar plaatsen in Roeselare en vertellen zo mee het verhaal van de stad: • Babille / Jeugd tot 13 jaar: Verhalen en informatieve boeken, fundels, snippertassen, strips, Hebben jullie het organogram aangepast aan de nieuwe werking? Sara: Eind vorig jaar hebben we een nieuw organigram uitgewerkt. We werken met zes clusters, drie inhoudelijke en drie ondersteunende clusters: Collectie & Informatiebemiddeling (taken: collectiebeheer en -administratie en informatiebemiddeling); Programmering en Publiekswerking; Onderzoek & Ontwikkeling; Infrastructuur; Zakelijke Werking (Personeel & Financiën) en Communicatie & Promotie (bevat ook het onthaal). De verantwoordelijken van elke cluster vormen samen met de directeur het directieteam, dat instaat voor beleid en aansturing. De komende maanden wordt het organigram geëvalueerd en bijgestuurd waar nodig. In oktober willen we het definitieve organigram bepalen. muziek… • Duivelshoek / Spannend en actief: Thrillers, fantasy en siencefiction, strips, games, communicatie, bedrijf, management, informatica, sport… • Batavia / Romantiek & huis en tuin: Levenskunst, lichaam en geest, koken-hobby, tuin-dieren, interieur, vorsten, waargebeurde verhalen, streekromans… • Siberië / reizen: Reisverhalen en reisgidsen, dwarsliggers, taalgidsen, anderstalige romans •Feestpaleis / Film en Muziek: Muziek, film, tv en comedy • Duizend zinnen / Literatuur: Literatuur, toneel en poëzie • Stampkot / Young Adult: Games, films en boeken voor jongvolwassenen • Blauwe toren / Informatie- & studiecentrum: algemeen en media, filosofie, godsdienst, sociale wetenschappen, economie, recht, psycho- Wat de taakverdeling voor het personeel betreft, op wat hebben jullie zich gebaseerd? Sara: Vorige versies van het organigram waren nog rond domeinen als fictie, non-fictie, jeugd… geclusterd. Meer en meer groeide de overtuiging dat dit niet de beste methode zou zijn. We baseerden ons hierbij ook op ervaringen van andere bibliotheken. Daarom is beslist om de medewerkers te groeperen volgens hun specialisatie en sterktes. Zo kan er efficiënter gewerkt worden en leert men sneller van elkaar. Toch willen we nog een zekere afwisseling mogelijk maken, vandaar de richtlijn om 20 procent van de tijd aan een taak uit een andere cluster te kunnen besteden. Iemand kan nu in een bepaald team zitten, maar over de jaren toch ook een grote kennis opgebouwd hebben rond een taak uit een andere cluster. Dat wilden we kunnen blijven benutten. We hebben ook een team Informatiebemiddeling dat de infopunten bemant, maar aangevuld wordt met medewerkers uit andere teams voor de avonden en weekends. Dit zit ook in die 20/80-richtlijn. logie, onderwijs, geneeskunde, techniek, kunst, taalkunde, geschiedenis… • Taalpunt Nederlands / Taalcursussen: Nederlands, verhalen Makkelijk Lezen, Wablieft… In de backoffice zien we enkel clean desks. Wat zijn jullie ervaringen? Sara: Op zich is de clean desk redelijk vlot ingevoerd; de werkplekken zijn elke avond ‘clean’. Vele collega’s waren ook al gewoon om werkplekken te delen in de oude locaties. Het grote voordeel is uiteraard dat we de werkplekken en pc’s efficiënter gebruiken. Wat men wel lastiger vindt, is dat er geen vaste plek is voor de boekverzorging, alle materiaal moet elke dag “Bibliotheken worden te vanzelfsprekend beschouwd als (eerder uitsluitend) behorend tot de culturele sector.” uitgehaald en weggestopt worden. Dit is ook iets wat we zullen moeten evalueren en bijsturen als het nodig blijkt. 1 6 | META 2014 | 3 interview Technische fiche • • • • • • Type gebouw: gemengd project (Ex-KBC site – Inbreidingsproject & Kenniscentrum) Opdrachtgever: vzw Portaal Architect: BUROII & ARCHI+I Oppervlakte: 7.000 m2 Kostprijs: 13,2 miljoen euro Collectie-omvang open kast: 116.488 – magazijnen: 292.274 META 2014 | 3 | 17 INTERVIEW De bib van Roeselare heeft een vraaggerichte werking en is dus een Delphi-bib. Hoe vertaalt zich dat in het kenniscentrum? Gino: Enerzijds door de wijze waarop we met de klant omgaan, zoals het voorzien van een apart team informatiebemiddeling dat zich kan specialiseren in het samen met klanten op zoek gaan naar antwoorden op hun vragen. Anderzijds door het plaatsen van de collecties via gebruikersprofielen. Vraaggericht werken betekent zo goed als ‘koken voor de gebruiker’, of zorgen dat wij reeds proactief de antwoorden op hun vragen voorbereiden. We hebben er ook voor gezorgd dat de openingstijden aangepast werden in functie van onze (commerciële) omgeving. Wij streven er immers naar om ook in onze werking een vorm van publiek-private samenwerking te realiseren. ARhus vormt als de overige medewerkers, zich vrij snel ingewerkt en is voor hen een terugkeer naar de oude locaties niet meer wenselijk. Van ‘een jaren zeventig bibliotheek’ naar ARhus. De mensen weten niet wat er gebeurt! Gino: Dit gebouw geeft een boost. Je kunt er niet naast kijken. Het is een open glazen huis en elke verdieping bezit een bijzondere sfeer. In het openingsweekend zijn hier zo’n 15.000 bezoekers over de vloer geweest. We hadden dringend nood aan een nieuwe beeldvorming rond de bibliothecaire werking. Eindelijk kunnen wij een frisse wind laten waaien door het bibliotheeklandschap. Dit is het open kenniscentrum, dit is ARhus! Voor de mediasector kunnen we een niet onbelangrijke speler “In Roeselare is veel talent aanwezig en als wij met ARhus er toe kunnen bijdragen dat deze talenten ook in Roeselare actief blijven, dan is dit mooi meegenomen.” de motor van een stadsvernieuwingsproject en dit willen wij niet beperken tot enkel de infrastructuur. Ook in de werking hebben wij er alle belang bij om samen te werken met de buurt. Is het kenniscentrum dan een open leercentrum? Gino: Zo zou je het inderdaad kunnen stellen. Het is een project in het kader van de onderwijsvernieuwing proeftuinen Brede School 1. We bieden een structureel platform zodat nieuwe trajecten kunnen uitgeprobeerd worden in een neutrale en gecontroleerde omgeving. Onderwijsvernieuwing probeer je niet uit in de school zelf, want met kinderen ga je zorgvuldig om. Het is ook niet zo dat wij ons opwerpen als de grote onderwijsvernieuwers. Integendeel, wij proberen alleen maar faciliterend op te treden. Het kenniscentrum moet je als een platform zien tussen het beleid en het onderwijsveld. Het gaat om het aanbieden van ruimte, meubilair, collecties en ICT-infrastructuur. De inhoudelijke meerwaarde wordt uiteindelijk bepaald door de leerkracht en wat hij/zij met ons aanbod doet. Traditioneel was de samenwerking tussen bibliotheek en onderwijs eerder te vinden in de logistieke sfeer. Binnen ARhus geven wij het signaal ‘gebruik de bib’ en kom terug met innovatieve ideeën. We willen ook verder gaan. We streven ernaar om pionier te zijn in het samenwerken met uitgevers, om na te denken over nieuwe bedrijfsmodellen, innovatie, de digitale evolutie en onderzoek naar het gedrag van de gebruiker in een digitale omgeving. Verder zullen we ons uiteraard blijven toeleggen op vernieuwende acties inzake mediawijsheid en e-inclusie. Heeft het personeel zo’n drastische verandering gemakkelijk gevolgd? Gino: Ik moet je niet vertellen dat dit een zware omslag is geweest voor veel mensen. Eerst het 3-jarige Delphi-traject 2 bij WINOB (West-Vlaams Informatienetwerk van Openbare Bibliotheken) afgelegd, daarna een totaal nieuw ICT-verhaal opgestart, vervolgens de nieuwbouw en tussendoor toegetreden tot het PBS (Provinciaal Bibliotheeksysteem) en voorbereiden van zelfuitleen. Bij de start van het traject leek het voor vele medewerkers nog ver af, maar in de weken voor de ingebruikname van de nieuwbouw hebben de medewerkers in zes weken tijd toch heel wat werk verricht en de volledige omslag moeten maken. Gelukkig hebben zowel de nieuwe, jonge medewerkers 1 8 | META 2014 | 3 zijn. ARhus is een potentiële partner en beschikt over een open infrastructuur met heel wat mogelijkheden. Daarbij focussen wij niet alleen op de culturele sector, ook ondernemen, economie en andere maatschappelijke sectoren komen in ARhus aan bod. Innovatie en creatieve ondernemers kunnen in ARhus perfect een podium krijgen. Ook dit is publiek-private samenwerking. In Roeselare is veel talent aanwezig en als wij met ARhus er toe kunnen bijdragen dat deze talenten ook in Roeselare actief blijven, dan is dit mooi meegenomen. Het komt er op aan om dit te detecteren, samen te brengen en te stimuleren. ARhus sluit naadloos aan op de grote ondergrondse centrumparking De Munt, er zijn heel wat vergadermogelijkheden, er is catering en een terras met uniek uitzicht op de stad. De mensen moeten erbij willen zijn, men mag niks meer willen missen. ARhus wil mensen samenbrengen en hen geregeld verrassen. 1 Brede School is gericht op de brede ontwikkeling van alle kinderen en jongeren door het ondersteunen en/of creëren van een brede leer- en leefomgeving, waarbinnen kinderen en jongeren een brede waaier aan leef- en leerervaringen kunnen opdoen. Om dat te realiseren, wordt een breed netwerk opgezet van scholen, overheden en organisaties uit de cultuur-, jeugdwerk- of sportsector. http://www.sociaalcultureel.be/jeugd/bredeschool.aspx 2 Een Delphi-bibliotheek organiseert haar dienstverlening vanuit haar vermogen om het antwoord op vragen te vinden. Een Delphi-bibliotheek maakt uitgesproken keuzes op het vlak van mensen, middelen en methodes. http://www. delphibibliotheken.be/home artikel Foto: www.flickr.com/photos/zsrlibrary Informatievaardigheden in de lerarenopleiding en de rol van de hogeschoolbibliotheek Thijs Gielis, Katholieke Hogeschool Limburg Als projectwerk voor het graduaat bibliotheekwezen onderzocht Thijs Gielis, bibliothecaris aan de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim), in het voorjaar van 2013 hoe het gesteld is met de informatievaardigheden van de studenten uit de lerarenopleiding en welke rol de hogeschoolbibliotheek kan spelen om deze vaardigheden te versterken. Knopvaardig De meeste jongeren van vandaag zijn zeer knopvaardig, maar niet informatievaardig. Met andere woorden, ze zijn vlot in het bedienen van multimedia-apparaten en het googelen naar informatie, maar ze hebben moeilijkheden met het vinden, beoordelen, verwerken en correct gebruiken van relevante informatie. Leerkrachten kunnen een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de informatievaardigheden van jongeren, maar dan moeten ze natuurlijk zelf ook voldoende informatievaardig zijn. Informatievaardigheden is de term die in Vlaanderen en Nederland het vaakst gebruikt wordt om deze vaardigheden te benoemen. Ook in Groot-Brittannië spreekt men van information skills. In de Verenigde Staten daarentegen gebruikt men meestal de term information literacy (informatiegeletterdheid). De meeste definities verwijzen naar het uitgangspunt van de American Library Association (ALA). Deze organisatie omschrijft het begrip als volgt: “To be information literate, a person must be able to recognize when information is needed and have the ability to locate, evaluate, and use effectively the needed information”. 1 De ALA ziet information literacy als een noodzakelijke voorwaarde om levenslang te kunnen leren. Eén van de belangrijkste wetenschappelijke onderzoekers op het vlak van informatievaardigheden in het Nederlandse taalgebied is Albert Boekhorst. Zijn definitie luidt als volgt: “Iemand is informatievaardig indien hij in staat is een informatiebehoefte te onderkennen, deze informatiebehoefte om te zetten in een zoekvraag, vervolgens de relevante informatiebronnen kan kiezen en raadplegen, de hiervoor benodigde informatietechnologie beheerst en vervolgens in staat is de gevonden informatie te selecteren, te evalueren, te verwerken en zo nodig verder te verspreiden”. 2 In het onderzoek naar de informatievaardigheden van de studenten uit de lerarenopleiding werd ook uitgegaan van deze definitie. Google en de rest Aan het onderzoek namen 93 derdejaarsstudenten deel: 47 studenten van de lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs van de KHLim en 46 studenten van de lerarenopleidingen kleuter-, lager en secundair onderwijs van Thomas More Kempen. Deze studenten gebruiken bij het zoeken naar informatie voor META 2014 | 3 | 19 artikel “Studenten gebruiken bij voorkeur internetbronnen die snel en vrij toegankelijk zijn zoals Google en Wikipedia. Ze vertrouwen bij het beoordelen van informatie vooral op hun eigen voorkennis. Als de gevonden informatie strookt met hun ideeën is ze nuttig.” studiedoeleinden voornamelijk Google (98 procent) en de bibliotheekcatalogus (78 procent). Specifieke en wetenschappelijke databanken worden door hen veel minder geraadpleegd: Mediargus (28 procent), Leerrijk (10 procent), Google Scholar (8 procent), Education Resources Information Center (ERIC) (1 procent). Om de waarde en betrouwbaarheid van een informatiebron te beoordelen, houden de meeste studenten slechts met enkele kenmerken rekening: actualiteitswaarde (66 procent), inhoud (66 procent), auteur (34 procent), doelpubliek © Marina Noordegraaf (www.verbeeldingskr8.nl). 0 | META 2014 | 3 2 (33 procent), taalgebruik (24 procent), geraadpleegde bronnen (24 procent), citaties (10 procent). 16 procent van de ondervraagde studenten beweerde zelfs dat ze zelden of nooit de betrouwbaarheid van een informatiebron controleren. Het onderzoek toonde anderzijds wel aan dat lessen over informatievaardigheden een positief effect hebben. De respondenten die ooit les hadden gekregen over het correct beoordelen van informatiebronnen, gebruiken meer criteria dan de andere studenten. De studenten van de lerarenopleiding secundair onderwijs hanteren doorgaans meer beoordelingscriteria dan die van de lerarenopleidingen kleuter- en lager onderwijs. Gemakzucht versus frustratie De resultaten van deze casestudie liggen in de lijn van andere onderzoeksresultaten. In 2010 bestudeerde Francis Vlieghe, hoofdmedewerker in de bibliotheek van de Hogeschool Gent (HoGent), 293 eindwerken om zicht te krijgen op de informatievaardigheden van de studenten van deze hogeschool. 3 Hij concludeerde uit zijn studie dat het gebruik van wetenschappelijke bronnen en anderstalige bronnen laag is. Hij ontdekte daarnaast dat studenten die meer wetenschappelijke bronnen gebruiken ook kwalitatievere websites raadplegen dan andere studenten. In de Verenigde Staten werden er de afgelopen jaren in kader van het Project Information Literacy 4 enkele grootschalige onderzoeken gevoerd naar de informatievaardigheden van studenten in het Amerikaanse Hoger Onderwijs. Men stelde vast dat de zoekstrategieën van de meeste studenten allesbehalve origineel, experimenteel en innovatief zijn. Ze beperken zich meestal tot de bronnen en databanken die ze kennen (Google, Wikipedia, de bibliotheekcatalogus en de bronnen die de docenten aanraden om te gebruiken). De onderzoekers zagen weinig verschil tussen het databankengebruik van de eerstejaarsstudenten en de studenten in de hogere jaren. Ze ondervonden daarnaast dat de meeste studenten wel kritisch omgaan met informatie, maar het niet eenvoudig vinden om relevante, betrouwbare informatie te selecteren voor het oplossen van een specifiek informatieprobleem. Studenten vragen regelmatig hulp tijdens hun informatieverwerkingsproces. Voornamelijk aan hun vrienden, familie en docenten. Artikel Tutorials informatievaardigheden: enkele best practices uit Vlaanderen HoGent, Arteveldehogeschool, UGent, Erasmus hogeschool Brussel en HoWest hebben in 2013 samen een online cursus informatievaardigheden ontwikkeld. De eerste versie van deze tutorial is geïntegreerd in de bibliotheekwebsite van de HoGent. 6 Ze bestaat uit de modules ‘onderwerp formuleren’, ‘soorten informatiebronnen’, ‘zoeken in de bib’, ‘zoeken op internet’ en ‘bronnen vermelden’. 7 Ook de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen lanceerde in 2013 een nieuwe © AJ Cann online tutorial informatievaardigheden. 8 De cursus is vooral gericht op eerstejaarsstudenten. Ze bestaat uit drie hoofdmodules: ‘zoekmethoden’ (zoektermen bepalen, zoekacties formuleren), ‘informatiebronnen’ (gebruik van catalogi, wetenschappelijke databanken, zoekmachines, ...) en ‘refereren’. Verder is er nog een rubriek ‘tips & tutorials’ met handlei- In een andere Amerikaanse studie uit 2012 zijn vergelijkbare conclusies te lezen 5: studenten gebruiken bij voorkeur internetbronnen die snel en vrij toegankelijk zijn zoals Google en Wikipedia. Ze vertrouwen bij het beoordelen van informatie vooral op hun eigen voorkennis. Als de gevonden informatie strookt met hun ideeën is ze nuttig. Ze kijken nauwelijks naar wie de informatie geschreven heeft of welke methodes men heeft gebruikt om de informatie te vergaren. dingen en videotutorials over het gebruik van specifieke catalogi, databanken en reference managers. 9 De Associatie KU Leuven beschikt eveneens over een online leerplatform informatievaardigheden. 10 Ook hier wordt er gewerkt met modules waarin de verschillende stappen van het informatieproces doorlopen worden: Bij docenten en informatieprofessionals die het zoekgedrag van de studenten trachten te verklaren, hoor je in het algemeen twee verschillende conclusies: 1. Studenten zijn lui, doen liefst zo weinig mogelijk moeite bij het zoeken naar informatie en gebruiken daarom vooral Google en Wikipedia. 2. Studenten hebben door het enorme informatieaanbod veel moeilijkheden met het zoeken naar relevante wetenschappelijke bronnen, raken daardoor gefrustreerd en grijpen terug naar wat voor hen vertrouwd is. ‘Soorten informatiebronnen’, ‘zoekactie formuleren’, ‘zoeken met Limo’, ‘tijdschriftartikels in databanken’, ‘informatie beoordelen’, ‘informatie correct gebruiken’. Dit gemeenschappelijk leerplatform bouwt voort op de realisatie van het OOF-project ‘Ontwikkeling van innovatief platform en meetinstrument ter bevordering van het correct gebruik van online bronnen door studenten en docenten’. 11 Docenten en informatievaardigheden In het onderzoek van Thijs Gielis werden 37 docenten van de lerarenopleidingen van de KHLim bevraagd. 30 van de 37 ondervraagde docenten gaven aan dat informatievaardigheden in hun vak aan bod komen en ongeveer de helft van hen evalueert deze vaardigheden. Net zoals de ondervraagde studenten maken ze weinig gebruik van wetenschappelijke databanken en zoekmachines: Google (95 procent), Bibliotheekcatalogus (86 procent), Mediargus (32 procent), Leerrijk (19 procent), Google Scholar (19 procent), Doks (5 procent), Web of Science (3 procent), Springer (3 procent), ERIC (0 procent). De bibliotheken van de faculteit Letteren 12 en de groep Wetenschap en Technologie van de KU Leuven 13 waren twee belangrijke pioniers in het ontwikkelen van een online cursus voor informatievaardigheden. Hun tutorials vormden een belangrijke inspiratiebron voor de ontwikkeling van andere tutorials. De campusbibliotheek van de Groep Wetenschap en Technologie nam in 2011 testen af bij de studenten om te achterhalen in welke mate het doorlopen van de tutorial informatievaardigheden De ondervraagde docenten zien een belangrijke rol weggelegd voor de bibliotheek in het aanleren van informatievaardigheden. Vooral het efficiënt leren zoeken via de catalogus (97 procent) en databanken (97 procent) vinden zij een taak voor bibliotheekmedewerkers. Daarnaast vindt 84 procent van hen dat bibliotheekmedewerkers aan studenten ook moeten leren hoe ze informatie op een overzichtelijke en efficiënte manier kunnen bewaren. Het kunnen onderscheiden van de verschillende de vaardigheden van de studenten verbetert. Uit de resultaten van deze testen bleek dat de scores beduidend hoger lagen na het doorlopen van de tutorial. Voor een aantal modules lagen ze zelfs dubbel zo hoog. META 2014 | 3 | 21 artikel “Heel wat bibliothecarissen ervaren dat de samenwerking met de docenten niet van een leien dakje loopt. Dit mag echter geen reden zijn om de inspanningen op te geven.” soorten informatiebronnen, het beoordelen van informatie op bruikbaarheid en betrouwbaarheid en het citeren en refereren vinden ze eerder een taak voor docenten. De grote meerderheid (31/37) van de respondenten vindt dat er in de toekomst meer moet samengewerkt worden met bibliothecarissen i.v.m. informatievaardigheden. Proactief opstellen Ondanks hun expertise inzake informatievaardigheden, worden bibliothecarissen meestal niet betrokken in het onderzoeksproces van de studenten. De meeste studenten zijn immers niet snel geneigd om in interactie te treden met een bibliotheekmedewerker. Om hun impact op de studenten te vergroten, moeten bibliotheekmedewerkers zich proactief opstellen. Door het geven van rondleidingen en instructies tonen ze hun expertise en verlagen ze de drempel tussen hen en de studenten. In het onderzoek werd vastgesteld dat 64 procent van de KHLim-studenten, die allemaal bibliotheekinstructies hebben gehad, hulp vragen aan bibliotheekmedewerkers bij het zoeken naar informatie. Bij Thomas More, waar men geen bibliotheekinstructies heeft gehad, doet slechts 26 procent dit. Uit een bevraging van 22 verschillende hogeschoolbibliotheken bleek dat bijna alle bibliotheken (20/22) instructies geven aan eerstejaarsstudenten. Het aantal bibliotheken dat instructies geeft aan studenten van het tweede en/of derde jaar is eerder beperkt (9/22). De bibliotheekinstructies zijn voornamelijk gericht op het zoeken in de catalogus en andere databanken. Andere vaardigheden, zoals het beoordelen van de betrouwbaarheid van de gevonden informatie of het efficiënt bewaren en juist refereren van relevante bronnen komen nauwelijks aan bod. Bij een derde van de ondervraagden maken de bibliotheekinstructies deel uit van een vak uit de opleiding. Meestal is dit een specifiek vak i.v.m. onderzoeksen informatievaardigheden. In een aantal 2 2 | META 2014 | 3 opleidingen maken ze deel uit van een taalvak. Onbewust onbekwaam Om de informatievaardigheden van de studenten te verbeteren, moeten er twee dingen gebeuren: 1. Studenten doen inzien dat het nuttig is om ook wetenschappelijke bronnen te gebruiken die niet via Google te vinden zijn; 2. Er voor zorgen dat studenten minder gefrustreerd geraken bij het zoeken naar wetenschappelijke informatie. Dankzij Google is zoeken zonder inspanning de norm geworden. Waarom dan nog moeite doen om andere bronnen te gebruiken? Vele jongeren van vandaag zijn net zoals vele volwassenen ‘onbewust onbekwaam’ in het zoeken naar informatie. De studenten moeten dus eerst inzien dat ze voor het vinden van relevante informatie voor een wetenschappelijk onderzoek meer moeten kunnen dan alleen maar wat googelen. Daarom is het belangrijk dat docenten niet alleen het eindresultaat van opdrachten, maar ook het informatieproces zelf beoordelen. Anderzijds blijft het belangrijk om de studenten te ondersteunen in hun zoekproces (bijv. door zoektermen aan te reiken) artikel en hen vertrouwd te maken met vaktijdschriften en wetenschappelijke databanken. Als ze op een positieve manier ervaren dat meer energie steken in het zoekproces leidt tot betere resultaten, dan zullen hun frustraties afnemen en zullen ze in de toekomst meer wetenschappelijke bronnen gaan gebruiken. Bibliothecarissen moeten op de hoogte zijn van de onderwerpen die er in de opleidingen behandeld worden, zodat ze de studenten kunnen assisteren in het vinden van praktische informatie voor het oplossen van informatieproblemen. Samenwerking bibliotheek en docent Heel wat bibliothecarissen ervaren dat de samenwerking met de docenten niet van een leien dakje loopt. Dit mag echter geen reden zijn om de inspanningen op te geven. Goede voorbeelden uit andere hogescholen en universiteiten kunnen voor inspiratie en extra motivatie zorgen. Bibliotheken en docenten kunnen bijvoorbeeld hun expertise bundelen om een online tutorial te ontwikkelen die studenten zelfstandig kunnen doorlopen. De meest succesvolle tutorials beginnen met een instaptoets, waar de student geconfronteerd wordt met zijn beginniveau. Vervolgens kan hij een aantal modules doorlopen, waarin hij kennis maakt met alle mogelijke informatiebronnen en de nodige vaardigheden leert om relevante informatie te vinden en correct te verwerken. Ten slotte kan de student de eindtoets afleggen. De tutorial wordt best zo ontworpen dat hij aansluit bij het curriculum. Pas dan zal iedere student ze met de nodige ernst doorlopen. Sommige hogescholen hebben een aparte website gemaakt, andere kiezen ervoor om de tutorial te integreren in de gesloten elektronische leeromgeving. Aangezien de rol van de docent essentieel is in het aanleren van informatievaardigheden, is het belangrijk dat ieder van hen deze vaardigheden goed beheerst en weet hoe hij snel relevante informatie kan vinden. Hoe beter men is in het vinden, beoordelen en verwerken van informatie, hoe hoger de eisen die men stelt aan de studenten. Bibliotheekmedewerkers moeten zich als informatieprofessionals opstellen en de docenten voortdurend op de hoogte brengen van de nieuwste ontwikkelingen. Dit kan onder meer door op regelmatige tijdstippen workshops te organiseren, docenten voortdurend te attenderen of samen lessen rond informatievaardigheden uit te werken. Conclusie Het is in de huidige maatschappij essentieel dat leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs op een vlotte manier juiste informatie kunnen vinden, evalueren en verwerken. Toch blijkt uit onderzoek dat de informatievaardigheden van de studenten uit de lerarenopleiding beperkt zijn. Ze gebruiken nauwelijks andere bronnen dan Google en de bibliotheekcatalogus en weten niet goed waar ze op moeten letten bij het beoordelen van de kwaliteit van een informatiebron. Docenten uit de lerarenopleiding vinden informatievaardigheden belangrijk, maar hebben zelf moeite om de snelle evolutie van de digitale informatie op de voet te volgen. Toch hebben zij de sleutel in handen. Enkel wanneer zij voldoende aandacht besteden aan het ontwikkelen en evalueren van de informatievaardigheden van de studenten, zullen de studenten moeite doen om deze vaardigheden te verbeteren. De hogeschoolbibliotheek kan een belangrijke ondersteunende rol spelen in het aanleren van informatievaardigheden. Ze kunnen docenten helpen door hen op de hoogte te houden van de nieuwste ontwikkelingen en samen lessen, online leerplatformen en opdrachten uit te werken. Ze kunnen studenten helpen door hen resultaatgericht te begeleiden bij het zoeken naar informatie en hen vertrouwd te maken met wetenschappelijke tijdschriften en databanken. 1 American Library Association (1989). Presidential Committee on Information Literacy. Final Report. Chicago: American Library Association. 2 Boekhorst, A., Kwast, I., & Wevers, D. (2005). Informatievaardigheden. Utrecht: Lemma. 3 http://prezi.com/jo14wjv9pkyc/informatievaardigheden/ 4 http://projectinfolit.org/ 5 Denison, D.R. & Montgomery, D. (2012). Annoyance or delight? College students’ perspectives on looking for information. The Journal of Academic Librarianship, 38(6), 380-390. 6 http://bib.hogent.be 7 Voor meer informatie zie: Vlieghe, F. (2013). Informatievaardigheden 2.0. Meta: tijdschrift voor bibliotheek & archief, 2013(3), 6. 8 http://anet.ua.ac.be/brocade/informatievaardigheden.phtml 9 Voor meer informatie zie: Desaever, D. (2013). Nieuwe cursus informatievaardigheden. Meta: tijdschrift voor bibliotheek & archief, 2013(2), 6. 10https://associatie.kuleuven.be/zoeken 11 Voor meer informatie zie: Willekens, L. (2008). Informatievaardigheden van studenten ontwikkelen: een vakoverschrijdende aanpak binnen de Associatie K.U.Leuven. Bibliotheek- & archiefgids, 84(3), 21-29. 12http://bib.arts.kuleuven.be/bibliotheek/tutorial/ index.cfm 13http://wbib.kuleuven.be/tutorial/ META 2014 | 3 | 23 signalement 2 4 | META 2014 | 3 signalement Laat Hawaiiaans muziekhandschrift Damiaancollectie opnieuw klinken? In de Leuvense Damiaan collectie van de Paters Picpussen, deels op de Vlaamse Topstukkenlijst, werd recent een uniek Hawaiiaans muziekhandschrift met Latijnse en Hawaiiaanse religieuze liederen ontdekt. Het handschrift geeft een uitzonderlijke blik op hoe in de 19e eeuw muziek gemaakt werd in de katholieke missie op Hawaii en Molokaï. Mogelijk zong Pater Damiaan (1840-1889) hieruit met de melaatsen op Molokaï. Verder onderzoek is nodig. Een ding is heel duidelijk: het handschrift is erg kwetsbaar en moet gerestaureerd worden. De tijd dringt. Help jij ons mee dit handschrift te redden? Steun ons via www. boekensteun.be. Patrik Jaspers en Ruben Boon Foto: © Eric Dewaersegger META 2014 | 3 | 25 etalage De sectie Hogeschoolbibliotheken (HSB) De sectie HSB, met dank aan Stijn Meersseman De sectie Hogeschoolbibliotheken (HSB) is één van de actiefste secties binnen de VVBAD. De sectie is erin geslaagd om in het evoluerend onderwijslandschap zichzelf te blijven heruitvinden, en met succes. Ook de jaarlijkse studiedag van deze sectie kent veel bijval. Wat heeft de sectie al kunnen verwezenlijken? Jaarlijks organiseert de sectie één grote studiedag, die meestal ook intersectoraal is. In het verleden slaagde de sectie er dan wel niet in het beroep van bibliothecaris te behouden in het HOBU-decreet van 1994. Ze zorgde er wel voor dat de mogelijkheid van een mandaat van bibliothecaris in het decreet werd ingeschreven. En dat als een van de weinige functies binnen het hoger onderwijs. Rechtstaand v.l.n.r.: Myriam Lemmens, Bram Baert, Johan Poukens en Paul Buschmann. Zittend v.l.n.r.: Erika Meel, Sofie Vandroemme, Sissi Loostermans, Thijs Gielis, Stijn Meersseman en Patrick Vandegehuchte. “De rol van de hogeschool bibliotheek verandert en wordt her en der ook meer in vraag gesteld. Dit wordt zeker de grootste uitdaging voor de komende jaren.” 2 6 | META 2014 | 3 Wanneer werd de sectie HSB opgericht? En wat zijn de doelstellingen? De sectie Hogeschoolbibliotheken werd in 1989 formeel als zelfstandige sectie opgericht. Na een voorgeschiedenis in de sectie OB, functioneerde ze sedert 1984 als ‘subsectie schoolbibliotheken’ binnen de sectie Wetenschappelijke bibliotheken (WDI). Bij aanvang in 1989 werkte de sectie Schoolbibliotheken ook voor schoolbibliotheken in het secundair onderwijs (SO). Door de evolutie in het hoger onderwijs, ging de nadruk steeds meer op de hogescholen liggen. Tegelijk namen de mogelijkheden van bibliotheken in secundaire scholen af en uiteindelijk hield de ‘subsectie SO’ er in 2009 mee op. De naam van de sectie werd vanaf juni 2012 ook officieel gewijzigd naar Hogeschoolbibliotheken. De sectie heeft als doel de belangen van de sector hogeschoolbibliotheken te verdedigen en trends en evoluties op de voet te volgen. Het is een platform waar vertegenwoordigers uit de sector informatie uitwisselen. Daarnaast is het de taak van de sectie om aan informatiedeling te doen door de organisatie van studiedagen. Wat staat er nog op jullie prioriteitenlijstje? De snelle wijzigingen binnen het hoger onderwijs vormen een steeds terugkerend aandachtspunt, en met name de belangen van het personeel hierbij. De sectie probeert zicht te krijgen op wat er gebeurt op vlak van personeelsbeleid en -bezetting in de hogeschoolbibliotheken. Hoe hebben jullie als commissie de sector zien evolueren? De voornaamste evolutie van de laatste twintig jaar is ongetwijfeld de schaalvergroting in het hoger onderwijs. Die heeft een grotere professionalisering van de sector mogelijk gemaakt, maar noopte ook tot een andere werking. Parallel aan deze evolutie is uiteraard de voortschrijdende digitalisering van informatie van groot belang. De rol van de hogeschoolbibliotheek verandert en wordt her en der ook meer in vraag gesteld. Dit wordt zeker de grootste uitdaging voor de komende jaren. Wat maakt jullie team zo uniek? Als beroepsvereniging brengt de VVBAD collega’s bijeen uit alle sectoren van de informatiewereld. Zo is het bestuur van de sectie HSB niet paritair samengesteld, maar de meeste hogescholen en alle associaties zijn er in vertegenwoordigd. Er is dus zeker input vanuit diverse hoeken, maar in tegenstelling tot andere organisaties, speelt de achtergrond van de leden eigenlijk geen rol. Vanuit de eigenheid van de hogeschoolbibliotheeksector, ijveren zij voor het belang van de sector als geheel. En dat is precies wat een belangenvereniging hoort te doen! inzet Jan Stuyck: “Het onderscheid tussen de bibliotheeken archiefsector zal vervagen” Hoe ben je in de archiefsector beland? Via een project in het kader van het Max Wildiersfonds. Doel was om de geschiedenis van het bekende Brusselse uitgevershuis A. Manteau te reconstrueren. Dat gebeurde voor het merendeel op basis van het bedrijfsarchief dat wordt bewaard in het Letterenhuis. Voor de ontsluiting van dat archief werd ik destijds binnen het project aangenomen. Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En wat was je motivatie om lid te worden? Als ik het me goed herinner ben ik lid sinds 2006. Twee jaar voordien werd het Letterenhuis erkend als cultureel thema-archief met betrekking tot het literaire erfgoed. Dat privaatrechterlijke archieven toen duidelijker in beeld kwamen, bleek ook uit de oprichting — binnen de sectie Archief en Hedendaags Documentbeheer van de VVBAD — van de werkgroep Privaatrechtelijk Archief (WPA). De werkgroep is de ideale plek voor uitwisseling van nieuws, kennis en praktijkervaring in verband met privaatrechtelijke archieven. Momenteel werken we zo rond ‘selectie’ en ‘selectielijsten’. Heel verruimend voor je blik is dat. Je merkt namelijk dat er al heel veel kennis en expertise over dit onderwerp bestaat. Dat en de gedrevenheid van de leden, maakt de bijeenkomsten inspirerend. Op welke vlakken ben je nu actief? Binnen het Letterenhuis hou ik me in hoofdzaak bezig met acquisitie, beleidsondersteunend werk, archiefverwerking en de begeleiding van onderzoekers. Daarnaast geef ik het vak Wereldliteratuur aan de opleiding Drama van de Artesis Plantijn Hogeschool in Antwerpen. Welk thema ligt je nauw aan het hart? Bij het archiefwerk komen vaak verschillende verhalen van de archiefvormers aan de oppervlakte. Persoonsarchieven, zeker van schrijvers en kunstenaars, herbergen bijzondere verhalen over een leven, een omgeving, een stad en een tijdsgeest. Verhalen reconstrueren aan de hand van de bronnen die in het Letterenhuis verzameld en ontsloten worden, het is een boeiende job. begrip ‘data’ zal vallen, de wereld als een grote container gegevens. Daardoor zal het onderscheid tussen sectoren, zoals bibliotheek- en archiefsector bijvoorbeeld, vervagen. Of anders gesteld: ze zullen elkaar meer en meer vinden in samenwerking omtrent de ontsluiting en valorisatie van deze data, lokaal en bovenlokaal. Uitsluitend inzetten op mogelijke veranderingen lijkt me te beperkt, er zijn nog talloze uitdagingen die we de dag van vandaag kunnen aangaan. Om twee voorbeelden te noemen: archiefeducatie in het secundair onderwijs en de lerarenopleiding is nagenoeg een braakliggend terrein. De digitalisering heeft de dag van vandaag reeds consequenties voor bijvoorbeeld depot, selectie, leeszaalwerking en dergelijke meer. Overigens, om deze en toekomstige uitdagingen aan te kunnen gaan, zou de opleiding Archivistiek stilaan eens omgevormd moeten worden van een Manama voor historici tot een volwaardige opleiding tot informatiebeheerders, ongeacht de academische vooropleiding. En hoe zou de VVBAD kunnen inspelen op die veranderingen? Ik denk dat de VVBAD meer kan inzetten om mensen samen te brengen rond sectorbrede onderwerpen. De samenstelling van werkgroepen op basis van de structuur van een sector, zoals privaatrechtelijk versus publiekrechtelijk, zijn niet zozeer van belang als wel de diverse, gedeelde problematieken waarmee deze sectoren worden geconfronteerd. De werkgroep Automatisering lijkt me daarvan een goed voorbeeld. Ook vanuit de WPA heeft men geprobeerd om, los van de aard van archiefinstellingen, specifieke thema’s onder de loep te nemen. Jan Stuyck is als wetenschappelijk m e d ewe r - ker verbonden het L e t t e re n h u i s , aan en lid van de werkgroep Privaatrechtelijke Archieven van de VVBAD. Hij is redacteur bij de literair-historische bladen Zuurvrij en Zacht Lawijd. Jan houdt van boeken, muziek, film en Minecraft. Hoe zie je de sector in de toekomst evolueren? Er zijn tal van uitdagingen binnen de archiefsector en een glazen bol om de toekomst te voorspellen is niet voorhanden. Maar ik denk dat binnen een afzienbare tijd veel onder het META 2014 | 3 | 27 over de schutting Vluchtelingenwerk Vlaanderen Els Keytsman, Vluchtelingenwerk Vlaanderen Zaterdag 15 maart werd het startschot gegeven van de jeugdboekenweek 2014. Dit jaar was het curatorschap van de Jeugdboekenweek in de bibliotheken in handen van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Het thema was ‘gevaar’. En wie in gevaar is, slaat op de vlucht. Samen met LOCUS, moedigden Vluchtelingenwerk Vlaanderen bibliotheken aan asielzoekers en vluchtelingen een plek te geven in de bib. Samen gaan ze ook op zoek naar de meest gastvrije bibliotheek. Wat is de opdracht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en hoe vullen jullie die in? Vluchtelingenwerk Vlaanderen zet zich in voor asielzoekers en vluchtelingen. We doen dit met onze vijftig lidorganisaties en heel wat enthousiaste vrijwilligers. Samen verhogen we de druk op het beleid en sensibiliseren we het ruime publiek. We coördineren een eigen netwerk voor asielopvang en we zijn actief rond integratie. Ook ontvangen we asielzoekers op de eerste dag van hun aankomst in ons land in ons Soep- en Infopunt in de Brusselse Noordwijk. Daar krijgen ze een warme kom soep en meer info over hun asielprocedure. Hiervoor werken we samen met vrijwilligers die wonen of werken in de buurt. Daarnaast ondersteunen we iedereen die asielzoekers en vluchtelingen bijstaat met helpdesks waar experten juridische vragen en vragen over landeninfo behandelen. Ten slotte werken we rond de vrijwillige terugkeer en gedwongen uitwijzingen van afgewezen asielzoekers. Hoe is Vluchtelingenwerk Vlaanderen curator geworden van deze editie van de Jeugdboekenweek? Wij hadden niet onmiddellijk gedacht aan de openbare bibliotheek als partner. Maar toen het Steunpunt voor bibliotheken, LOCUS, ons benaderde en ons uitnodigde om curator te zijn voor de Jeugdboekenweek in de bib, viel alles op zijn plaats. De bib bleek een logische partner te zijn voor ons. Want een bibliotheek draagt bij tot de integratie van asielzoekers en vluchtelingen: ze leren er mensen uit hun gemeente kennen en komen er aanraking met onze taal. Daarnaast was het thema voor deze jeugdboekenweek ‘gevaar’. En ja, wie in ‘gevaar’ is, slaat op de vlucht. Er zijn mensen die moeten 2 8 | META 2014 | 3 vluchten omdat ze songteksten schrijven die de regering niet graag hoort, en hen daarvoor vervolgt. Of omdat ze de verkeerde vraag stellen op een persconferentie. Of zelfs omdat ze een meisje zijn en willen leren lezen en schrijven. De link naar asielzoekers en vluchtelingen, mensen op de vlucht voor oorlog, geweld en vervolging, ligt dus eigenlijk voor de hand. Hoe vulden jullie het curatorschap in? Samen met LOCUS moedigden we bibliotheken aan asielzoekers en vluchtelingen een plek te geven binnen een bibliotheek. Ze konden dat doen met een workshop rond vluchtelingen, een koffiekransje met asielzoekers of een bezoek aan een asielcentrum. Vluchtelingenwerk en LOCUS stelden een inspiratiegids met boeken, films, workshops, sprekers … op over het thema voor de bibliotheken. Ook kregen de bibliotheken bladwijzers die ze gratis konden uitdelen aan hun bezoekers. We riepen ook al onze leden en lokale vrijwilligersgroepen op om naar hun bib te stappen en samen iets uit te werken rond asielzoekers en vluchtelingen. Ook Vluchtelingenwerk zelf organiseerde in de Jeugdboekenweek een activiteit in de bib: op 29 maart stelden we in de Bibliotheek Permeke in Antwerpen, een documentaire voor met debat. De documentaire The art of becoming van Catherine Vuylsteke en Hanne Phlypo gaat over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dat zijn jongeren die op de vlucht zijn helemaal alleen, zonder ouders. Zolang ze minderjarig zijn worden deze jongeren beschermd en opgevangen. Vanaf het moment dat ze meerderjarig worden moeten ze terug naar hun land als ze niet erkend worden als vluchteling. Een voorbeeld hiervan zijn de afgewezen Afghaanse jongeren die nu veel in de media komen. Heel wat onder hen kwamen hier toe als niet-begeleide minderjarige vreemdeling en moeten nu, omdat hun asielaanvraag werd afgewezen en omdat ze nu volwassen zijn, terug naar hun thuisland, een land in oorlog. Voer voor een debat dus. over de schutting Onze samenwerking met de bibliotheken duurt voor ons ook tot na de Jeugdboekenweek. Daarom creëerden we dit jaar speciaal naar aanleiding van het curatorschap voor de Jeudboekenweek in de bib in onze campagne ‘Gastvrije Gemeente’ een extra categorie: de bibliotheek. Met onze campagne ‘Gastvrije Gemeente’ gaan we op zoek naar initiatieven in Vlaanderen en Brussel die iets gastvrij doen voor asielzoekers en vluchtelingen. Naast scholen, gemeenten, bedrijven, vrijwilligers en verenigingen roepen we nu dit jaar dus ook alle bibliotheken op hun vluchtelingenactiviteit insturen op www.gastvrijegemeente.be. De bibliotheken maken zo kans op een Gastvrije Award 2014 én 1000 euro. Ontdekten jullie daarbij nieuwe kantjes aan de openbare bib? We ontdekten dat een bibliotheek niet alleen draait om boeken. Mensen gaan ook naar de bib om samen te komen, om ervaringen te delen en om bij te leren. Een bibliotheek is heel belangrijk voor het gemeenschapsgevoel. En het is net dat dat zo belangrijk is voor asielzoekers en vluchtelingen: het gevoel hebben dat ze ergens bijhoren. Deze mensen moeten vaak plots, halsoverkop, alles achterlaten: hun huis, hun job, hun familie en vrienden. In België moeten ze hun leven van nul weer opbouwen. Een bibliotheek kan daarbij helpen. We zijn dan ook blij dat LOCUS ons dit jaar vroeg curator te worden van de Jeugdboekenweek in de bib. Zo kregen we de kans meer bibliotheken warm te maken voor asielzoekers en vluchtelingen en zo voor hen het pad te effenen. Affiche Jeugboekenweek. Illustraties: Gerda Dendooven. Vormgeving: Kris Demey. > Zie ook p. 38 “Een bibliotheek is heel belangrijk voor het gemeenschapsgevoel. En het is net dat dat zo belangrijk is voor asielzoekers en vluchtelingen: het gevoel hebben dat ze ergens bijhoren.” META 2014 | 3 | 29 trend Frysklab, het eerste mobiele FabLab van de Bibliotheek Jeroen de Boer, projectleider FryskLab Bibliotheekservice Fryslân (BSF) is met FryskLab in Europa de eerste bibliotheekorganisatie die zelf een FabLab opzette. FryskLab is een mobiel FabLab, ondergebracht in een voormalige bibliobus. BSF zet deze voorziening vooral in binnen het onderwijs en verwacht daarmee een impuls te geven aan de economische bedrijvigheid in Friesland. Leren door te maken We lieten ons van tevoren niet beperken omdat nog niet alles in kannen en kruiken was. Wel gaven we aan wat we wensten en maakten we duidelijk dat we de wijsheid in pacht hadden. In februari 2013 organiseerden we daarom een kennissessie, waarvoor we geïnteresseerden en potentiële partners uitnodigden. Een schoolklas ging aan de slag met digitaal speelgoed. Vanaf dat moment was het duidelijk dat we iets moois in handen hadden. Aan de basis van het project lagen twee vragen: Waarom willen we iets met digitale fabricage in de provincie Friesland? En, cruciaal: Waarom doen we dit als bibliotheekserviceorganisatie? Het is een provinciale uitdaging om goed gekwalificeerde (technische) arbeidskrachten op te leiden en vast te houden. Niemand keek als mogelijke oplossing echter naar het wereldwijde FabLab-netwerk. Wij als bibliotheek wel, voortkomend uit de noodzaak onszelf opnieuw te positioneren. Met FryskLab leren kinderen en jongeren aan de hand van digitale fabricage hun eigen ideeën vormgeven. Hiermee willen we twee vliegen in één klap slaan: hen enthousiasmeren voor moderne technologie en ze kennis laten maken met ‘het kennis maken en delen van de toekomst’. FryskLab bouwt voort op de inspirerende filosofie van de Library as Platform. Het verschijnsel FabLab is een prachtige manifestatie van een andere rol van de bibliotheek, zonder afstand te nemen van de kernwaarde: het overdragen van kennis en informatie. Dit zonder je daarbij te laten beperken door de fysieke vorm van de bibliotheek, maar wel heel goed te kijken naar de lokale wensen en uitdagingen. aanvraag voor ontwikkeling van een onderwijslespakket, specifiek gekoppeld aan lokale thema’s als watertechnologie en duurzaamheid. Dankzij Stichting Pica bieden we FabLabs ook iets. Onze ervaring in het structuren van informatie resulteerde in een gehonoreerd voorstel om aanwezige data binnen FabLabs als linked open data beschikbaar te maken. Het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) ondersteunt ‘Fab the Library!’. Met deze modulaire workshopreeks ondersteunen we bibliotheken (zeker ook in Vlaanderen) in hun wens zelf een FabLab op te zetten. Wereldwijde belangstelling In 2013 hebben we FryskLab op vele plekken gepresenteerd. Dankzij de inzet van sociale media en een reguliere nieuwsbrief begon de telefoon te rinkelen met verzoeken om inzet op scholen. We waren ook aanwezig op Informatie aan Zee en ‘Internet Librarian’. In 2014 zijn we (via Skype) onderdeel van het programma van Computers in Libraries en reizen we af naar Bremen, Aarhus en Roskilde. Ook worden we opgenomen in het boek Makerspaces: a Practical Guide for Librarians. Samenwerking Omdat BSF haar investeringsagenda voor 2013 al had vastgesteld, waren we verplicht te zoeken naar andere financieringsbronnen. Daarin zijn we tot nu aardig succesvol geweest. Gemeente en provincie maakten het mogelijk om te investeren in de aankoop van een bibliobus en FabLabinrichting. De Nederlandse bankverzekeraar SNS REAAL honoreerde een 3 0 | META 2014 | 3 Omdat we FryskLab voor een periode van minimaal drie jaar willen uitvoeren, zijn we momenteel hard bezig om de exploitatie rond te krijgen. We zoeken actief de samenwerking met partners uit bijvoorbeeld het onderwijs, maar zeker ook het bedrijfsleven. Dat we bij deze, deels nieuwe partners, als bibliotheek in beeld zijn is echter al een prachtig resultaat. “Het verschijnsel FabLab is een prachtige manifestatie van een andere rol van de bibliotheek, zonder afstand te nemen van de kernwaarde.” > http://www.frysklab.nl uitgepakt Een eenvoudige back-upstrategie Joris Janssens en Henk Vanstappen PACKED vzw Stel je voor: je laptop wordt gestolen, je harde schijf raakt onherstelbaar defect, een virus maakt je bestanden onleesbaar of je collega heeft per ongeluk een bestand verwijderd in een gedeelde map. Stuk voor stuk gevallen waarbij je gelukkig een goede back-up hebt bijgehouden — of niet? Ervaring leert dat ondanks de bewustwording van het belang van back-ups, niet elke organisatie over goede veiligheidskopieën beschikt. Toch kan met een beperkt budget, kennis en middelen al heel wat bereikt worden. In deze editie willen we wijzen op enkele basisregels en de valkuilen bij het opstellen van een back-upstrategie. Er zijn een aantal factoren die maken dat kleinere organisaties geen of een ontoereikende back-upstrategie hanteren. Veelgehoorde argumenten zijn: te duur, geen tijd voor, gebrek aan technische kennis. Toch is het mogelijk om met een beperkt budget en minimale inspanningen betrouwbare back-ups te maken. Er is echter geen oplossing die voor elke situatie perfect werkt, maar deze algemene principes gelden voor iedereen. Regel 1: Breng je bestanden in kaart Voor je met je back-up begint, doe je er goed aan al je bestanden bijeen te brengen. Bepaal daarbij wat het belang ervan is en hoe moeilijk ze te vervangen zijn. Belangrijke, onvervangbare gegevens verdienen de grootste zorg, terwijl gemakkelijk vervangbare bestanden misschien helemaal geen back-up nodig hebben. Regel 2: Bewaar meerdere versies Als blijkt dat een bestand al een week eerder werd verwijderd, heb je niets aan de back-up van de dag daarvoor. Probeer daarom een aantal verschillende versies bij te houden. Neem bijvoorbeeld dagelijks een back-up, maar bewaar ook die van het begin van elke week en van elke maand. Als je een incrementele back-up neemt, is dat zelfs niet nodig. Bij een incrementele back-up wordt er eenmalig een volledige kopie van je data genomen. Vanaf dat moment worden telkens enkel nieuwe of gewijzigde bestanden aan de backup toegevoegd. Hierdoor kan je je bestanden op elk moment in de tijd opvragen. In recente besturingssystemen is dit soort back-upsoftware standaard voorzien. Regel 3: Bewaar een kopie op een externe locatie Een kopie van je data als back-up bijhouden volstaat echter niet. Bij brand of inbraak ben je in dat geval immers evengoed alles kwijt. Daarom kan je best een extra back-up bewaren op een externe locatie. Wees op je hoede voor dataverlies. Bron: U.S. Department of Housing and Urban Development. Je kan dat op een externe harde schijf doen, maar erg praktisch is dat niet. Als alternatief kan je gebruik maken van clouddiensten zoals Dropbox of Google Drive. Die zijn vaak gratis en ideaal als je niet al te veel digitaal materiaal hebt. Beheer je een groot audiovisueel archief, dan wordt het al snel veel te duur. Een oplossing kan dan een dienst zoals Amazon Glacier zijn. Maar ook een klassieke oplossing met een centrale server die de data op een externe locatie opslaat kan volstaan. Na een initiële eerste inspanning van een informaticus is hier niet zoveel onderhoud aan als soms gedacht; ook de prijs ligt niet heel hoog. Regel 4: Test en documenteer Belangrijk is de herstelprocedure te documenteren. Dit zorgt er vooral voor dat je niet veel tijd verliest wanneer het noodlot toeslaat. Zorg dat je steeds een document ter beschikking hebt dat uitlegt waar je bestanden staan en hoe je ze terug kan plaatsen. Documenteer zo nodig ook hoe je alle software opnieuw kan installeren en hoe je je e-mails terug in je mailprogramma kan inladen. >Dit artikel werd bezorgd door PACKED vzw dat als expertisecentrum digitaal erfgoed,kennis, ervaring en deskundigheid omtrent digitaal erfgoed centraliseert en verspreidt. Vragen voor PACKED vzw zijn welkom via [email protected]. En ten slotte: controleer regelmatig of de backups volledig zijn en test of de data inderdaad kunnen gerecupereerd worden. Doe minstens een steekproef van enkele bestanden. Pas als deze succesvol is kan je op beide oren slapen. META 2014 | 3 | 31 essay Hoezo gratis? Mythes en misverstanden over opensourcesoftware Tom Cobbaert, ADVN Ze steken af en toe de kop op, archivarissen die op zoek naar oplossingen voor archiefbeschrijving, records management of digitale bewaring, aan de slag willen gaan met opensourcesoftware. Bij het samenstellen van een beargumenteerd dossier om hun bestuur te overtuigen, worden ze regelmatig geconfronteerd met pro’s en contra’s die al te vaak geen hout snijden. In een poging om die archivarissen (en bibliothecarissen, want de argumenten zijn identiek) te helpen, wil ik even een paar mythes en misverstanden rond opensourcesoftware (OSS) fileren. Opensourcesoftware is op de dag van vandaag vrij wijd verspreid. Drie kwart van de webservers draaien op Apache of nginx, talloze websites maken gebruik van Drupal of Wordpress als CMS, websites die op hun beurt voor het grootste deel bekeken worden met een opensourcebrowser (Firefox) of een browser gebaseerd op opensourcecode (Chrome). Of misschien bekijk je films met VLC of bewerk je foto’s met behulp van Gimp? De kans is zeer groot dat het besturingssysteem van je smartphone open source is, 80 procent van de smartphones draait namelijk op Android. In de archiefsector werd opensourcesoftware pas in de voorbije jaren een trend. In Vlaanderen experimenteerde de sector tot voor kort enkel schoorvoetend. Algemene toepassingen zoals Wordpress (CMS), OpenAtrium (intranet) of OpenOffice/ LibreOffice (kantoortoepassingen) vonden snel hun weg naar archiefdiensten. Voor echte archieftaken wordt open source in relatief mindere mate ingezet. Er wordt wel gebruik gemaakt van Alfresco als Document Management Systeem (DMS) en DSpace als digital repository, maar dat zijn toepassingen met een multisectoraal draagvlak. Het scala van zuivere archieftoepassingen is eerder beperkt. bekende kantoorpakket Microsoft Office. De FOD Financiën en andere overheidsdiensten overwogen in navolging van Justitie eveneens de mogelijkheid om over te stappen naar OpenOffice. Nog in hetzelfde jaar werd het Open Document Format (ODF), dat op dat moment hoofdzakelijk ondersteund werd door OpenOffice, door de federale overheid aangeduid als één van de standaarden die in aanmerking kwam voor de uitwisseling van documenten tussen overheden. Die ODF-richtlijn was het eerste argument dat werd aangehaald voor de implementatie van OpenOffice. Ook het prijskaartje van het klassieke Office-pakket bleek een argument voor de omschakeling. De licentiekost stond niet in verhouding met de behoeftes van de medewerkers, grotendeels beperkt tot het gebruik van de tekstverwerker. De implementatie van OpenOffice werd door voorstanders dan ook steevast aangehaald als het voorbeeld bij uitstek voor het gebruik van open sourcesoftware bij overheden. De FOD Justitie werd een lichtend voorbeeld. Het ‘lichtend voorbeeld’ van de FOD Justitie? In 2009 raakte echter bekend dat de FOD Justitie afstapte van haar opensourcebeleid. Uit een doorlichting uitgevoerd door — oh ironie — Microsoft, bleek namelijk dat de systemen van de FOD te heterogeen waren om beheersbaar te houden, waren er verschillende klachten over de incompatibiliteit met andere toepassingen, rezen er problemen met het printen of lezen van tekstbestanden en raakten ambtenaren die andere interface maar niet gewoon met een productiviteitsdeficit tot gevolg. Het besluit van het doorlichtingsrapport bleek niet verrassend te opteren voor een volledige omschakeling naar een nieuwe Microsoft-omgeving. Onder de noemer PC@Work zouden zo’n 14.500 computers worden uitgerust met de bekende Windows en Office-software. Een kostenplaatje van om en bij de 7,5 miljoen euro. Gezien de legendarische snelheid waarmee Justitie informatiseert, raakte in 2013 bekend dat de ‘eerste stappen’ gezet werden en de omschakeling eind 2014 zou afgerond worden. Open source is bijna net zo oud als de popularisering van de informatica, maar net als bij archieven begon het concept bij overheidsdiensten pas in het voorbije decennium door te dringen. Hoewel het in eerste instantie bij lippendienst en goede intenties bleef, wisselden steeds meer overheidsdiensten hun propriëtaire desktopsoftware in voor open source alternatieven. In 2006 volgde de Belgische Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie het voorbeeld van de Franse belastingsdienst. Het pakte stevig uit met het nieuws dat meer dan 4000 medewerkers gebruik zouden maken van OpenOffice in plaats van het meer In de eerste plaats exemplarisch voor de rampzalige informatisering bij Justitie, zorgde de terugkeer van de FOD naar een volledige Microsoft-omgeving voor aardig wat koren op de molen van opensourcesceptici. Justitie werd in de plaats van lichtend voorbeeld één van de vaakst aangehaalde voorbeelden waarom opensourcesoftware niet werkt voor kritieke omgevingen zoals overheden en bedrijven. De dooddoeners die in die discussies door voor- en tegenstanders de wereld worden ingestuurd, bleven gedurende al die jaren opmerkelijk identiek. Het Amerikaanse Archivists’ Toolkit was één van de eerste opensourcetoepassingen in de archiefsector, maar wordt voor zover bekend niet gebruikt in Vlaanderen. Succesvoller is Access to Memory of (ICA-)AtoM, dat in het voorbije jaar bij meerdere lokale en regionale archieven (bijv. Archiefbank Kempen) werd uitgerold. Ook CollectiveAccess en Omeka wonnen in de voorbije jaren aan populariteit, vooral dan bij erfgoedorganisaties. Open source krijgt met andere woorden langzaam voet aan de grond in het Vlaamse archiefland. Toch blijven mythes en misverstanden hardnekkig overleven, en voor we die fileren, wil ik even uitwijken naar de sage van opensourcesoftware bij de Belgische overheid. 3 2 | META 2014 | 3 essay Mythe 1: OSS is vrij beschikbare software. Laten we beginnen met het basisprincipe van open source. Net als archivarissen belang hechten aan het correct gebruik van termen voor een goed informatiebeheer, is een juist begrip van de definitie van open source essentieel bij de argumentatie pro en contra. De meest eenvoudige definitie stelt dat opensourcesoftware, in tegenstelling tot klassieke propriëtaire programma’s, software is waarvan de broncode publiek beschikbaar is voor aanpassing en verbetering. Open source is dus vooral een ontwikkelingsmethode, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de broncode van de software (source code) en de software die klaar is voor gebruik (binary version). Zo kan een ontwikkelaar er voor kiezen de broncode vrij te geven, zonder een gecompileerde (lees: kant-en-klaar te gebruiken) versie van de software beschikbaar te stellen. Die versie kan bijvoorbeeld voorbehouden worden voor commerciële klanten. De essentie van open source is in de eerste plaats dat andere ontwikkelaars met de beschikbaar gestelde code aan de slag kan. Het is daarbij goed om weten dat iedere ontwikkelaar een eigen licentie kan koppelen aan die code. Het Open Source Initiative (OSI), een organisatie ter promotie van open source, promoot in haar definitie een zeer open interpretatie van het vrij beschikbaar stellen. Nogal wat professionele ontwikkelaars opteren echter voor eigen licentievarianten, waardoor er bij het gebruik en doorontwikkelen van opensourcesoftware af en toe rekening moet gehouden worden met subtiele addertjes onder het gras. kan het (her)gebruik van de code of de software beperkt zijn door licenties. Mythe 2: OSS is gratis Het kostenplaatje is zonder twijfel het bekendste argument dat gebruikt wordt in het debat rond opensourcesoftware. Waar de voorstanders aanhalen dat de software in aanschaf goedkoper is dan klassieke commerciële en propriëtaire software, werpen tegenstanders op dat de bijkomende kosten het initieel financieel voordeel helemaal tenietdoen. De verwijzing naar die bijkomende kosten is niet onterecht, en hoewel dit evenzeer geldt voor commerciële software, moet er bij open source rekening gehouden worden met de Total Cost of Ownership (TCO). FOSS4LIB, een initiatief van het Amerikaanse bibliotheeknetwerk Lyrasis, ontwikkelde een hulpmiddel om die kosten in te schatten. COSST of Costs of Open Source Software Tool levert een sjabloon aan om een overzicht te krijgen van de mogelijke eenmalige en recurrente kosten die gepaard kunnen gaan met het gebruik van opensourcesoftware. De aanschafkost van licenties is zonder twijfel de kostenpost waar het grootste financiële voordeel kan geboekt worden. Al mag niet uit het oog verloren worden dat er mogelijk ook hardwareaanpassingen moeten gebeuren of eventuele ondersteunde software aangekocht moet worden. Al zal die software veelal ook als open source beschikbaar zijn. Een tweede type van kost is de implementatiekost. Dit omvat onder meer planning, installatie, migratie, integratie, customisatie en documentatie. Vooral customisatie en integratie met bestaande toepassingen “Bij de keuze voor elke vorm van onbekende of niet beproefde software is het sowieso aan te raden je te informeren over de ontwikkelingsachtergrond ervan. We weten toch ook graag van welk dier het vlees komt dat we eten?” Het DMS Alfresco, o.m. gebruikt door het Vlaams Parlement, hanteert bijvoorbeeld verschillende licenties voor haar software. De Alfresco-software is beschikbaar in een community edition en een enterprise edition, waarbij de tweede, commerciële, versie meer schaalbaar is. Daarenboven hanteert Alfresco een eigen beperkt licentiemodel voor gebruik en aanpassingen aan de code. Archivesspace, de opvolger van Archivists’ Toolkit en Archon, stelt dan weer de broncode en de software vrij beschikbaar, maar wie wil bijdragen aan de code moet lid worden. Open source betekent dus vooral dat de code vrij beschikbaar is en hoewel het niet binnen de pure opensourcefilosofie past, kunnen een onverwacht hoge kost opleveren. Een kost die nog vaker verwaarloosd wordt is de personeelskost. Het gebruik van nieuwe software vergt namelijk opleiding en ondersteuning van de medewerkers. Het gebrek aan goede training betekent vaak ook het falen van een nieuwe software implementatie. Een laatste kostenpost waar je aandacht voor moet hebben is de uitstapkost. Hoeveel kost het je organisatie om je data in een hanteerbaar formaat uit het systeem te krijgen. Gezien het belang dat binnen de opensourcegemeenschap gehecht wordt aan open standaarden kan hier een onzichtbare en onderschatte winst gemaakt worden tegenover systemen met een vendor lock-in (afhankelijkheid van leverancier op last van hoge uitstapkosten). META 2014 | 3 | 33 essay De TCO is dus een populair argument bij voor- en tegenstanders en allebei kunnen ze genuanceerd worden. Veel pilootprojecten stranden dan ook helaas op het argument dat op korte termijn de kosten groter zijn dan verwacht. Op langere termijn zijn er echter voorbeelden bekend waar de TCO met 40 procent gedrukt wordt. De bekendste succesvolle voorbeelden van besparing door het gebruik van open source zijn de Franse gendarmerie en de stad München. Mythe 3: OSS is onbetrouwbaar hobbywerk Opensourceprojecten zoals Drupal gaan er vaak prat op dat hun software mee tot stand is gekomen door een grote community van ontwikkelaars. Dit positieve verhaal creëert echter de foute beeldvorming dat opensourcesoftware hoofdzakelijk het werk is van mensen die voor hun hobby meehelpen aan het schrijven van programma’s. Het grootste deel van de software die als open source ter beschikking staat, wordt ontwikkeld door bedrijven of organisaties die net zo professioneel zijn als de ontwikkelaars van propriëtaire software. Meer dan de helft van de particuliere bijdragen aan opensourcesoftware zijn overigens afkomstig van professionele programmeurs. Bij de keuze voor elke vorm van onbekende of niet beproefde software is het sowieso aan te raden je te informeren over de ontwikkelingsachtergrond ervan. We weten toch ook graag van welk dier het vlees komt dat we eten? Op het vlak van betrouwbaarheid halen de voorstanders graag aan dat door de openheid van de code er uitgebreidere reviewen testingprocedures gebruikt kunnen worden waardoor fouten sneller opvallen. In de praktijk blijkt dit verschil echter verwaarloosbaar. Een aspect dat recent meer aan bod komt is privacy. Zeker toen uitlekte dat gegevens vanuit programma’s en games doorgesluisd werden naar de Amerikaanse veiligheidsdiensten. Door het open karakter van opensourcesoftware kunnen dergelijke hacks sneller aan het licht komen of zelfs helemaal vermeden worden. Mythe 4: OSS biedt amper support Support is een relatief begrip, zeker als je klant bent van één van de Belgische telecombedrijven. Het misverstand dat open sourcesoftware geen support levert, wordt vaak ingefluisterd door ervaringen met programma’s die niet of nauwelijks onderhouden worden. In die gevallen is er geen verschil met propriëtaire software. Door de verschillende types van support durf ik zelfs stellen dat in een aantal gevallen open source een betere ondersteuning kan bieden. Er bestaan namelijk verschillende niveaus van dienstverlening. De bekendste vorm van support zijn de communities die via online fora, al dan niet verbonden aan de productwebsite, gebruikers proberen te helpen bij hun problemen. Communities zijn samengesteld uit een mix van ontwikkelaars en gebruikers (peers). Hun bijdrage, en dan vooral van de tweede groep, is vaak afhankelijk van goodwill en ondanks hun enthousiasme niet altijd even snel. Een indicatie van de kwaliteit van de support krijg je vaak al door een blik te werpen op de beschikbare documentatie. Hoe breder de software verspreid is, hoe groter de community er rond en hoe beter de kwaliteit van de support én de documentatie zal zijn. Open source biedt echter de opportuniteit om nog andere vormen van support aan te bieden. Commerciële en contractueel gebonden ondersteuning hoeft niet enkel bij de ontwikkelaar zelf te berusten. Het open ontwikkelingsmodel biedt net de mogelijkheid aan andere bedrijven om diensten te leveren op 3 4 | META 2014 | 3 basis van een opensourcepakket. Zo sloot het Vlaams Parlement een overeenkomst met Amplexor voor het onderhoud en de ondersteuning van het open source DMS Alfresco. Het ontstaan van consultancy rond opensourcesoftware biedt meteen een antwoord op een ander probleem. De markt voor opensourcesoftware in de archiefsector staat namelijk nog in haar kinderschoenen. Het vrij beperkte aanbod van software betekent dan ook dat nog niet aan alle eisen en behoeften van archivarissen tegemoet is gekomen. Archivarissen die graag aan de slag willen met bijvoorbeeld (ICA-)AtoM merkten bij hun eerste ervaringen op dat het systeem geen volwaardige depotmodule heeft en de importfunctie te wensen overliet. Het bedrijf Inzake ging met die opmerkingen aan de slag en ontwikkelde een eigen importtool Atomis en een module voor nadere toegangen en onderzoekt momenteel de mogelijkheden om een volwaardige depotmodule te bouwen. Mythe 5: OSS is niet duurzaam Duurzaamheid en software is hoe dan ook een complex verhaal. In het geval van opensourcesoftware halen tegenstanders aan dat er geen garantie bestaat dat bugs zullen opgelost worden of dat er updates zullen verschijnen of dat de ontwikkelaar er plots de brui aan geeft. Veel projecten starten inderdaad vaak uit idealisme waarbij het onzeker is of de ontwikkeling niet plots kan stopgezet worden of de eventuele financiering opdroogt. Dit zijn echter risico’s die evengoed verbonden zijn aan gewone softwareleveranciers. Faillissementen, herstructureringen of overnames kunnen er eveneens voor zorgen dat software niet voortgezet wordt en je data gevangen zit in een gesloten systeem. Het opensourcemodel zorgt daarentegen wel voor mogelijkheden om de software voort te zetten. Op basis van de open filosofie is de opensourcegemeenschap door de band geneigd om aandacht te hebben voor (open) standaarden die de data export naar een ander systeem eenvoudiger kunnen maken. Anderzijds kan de code, afhankelijk van de licentie, opgepikt worden door een andere ontwikkelaar die vervolgens een eigen fork van de software opstart. Iedereen open source? Zijn er nu meer nadelen of meer voordelen aan opensourcesoftware? Het antwoord daarop is individueel, maar als ik iets heb willen aantonen is dat opensourcesoftware in het algemeen zeker niet slechter, maar niet noodzakelijk beter is dan propriëtaire software. Opensourcesoftware biedt daarentegen wel de mogelijkheid om, al dan niet met behulp van een externe ontwikkelaar, het programma te wijzigen naar je wensen. Bij de implementaties van alle types software geldt de gouden regel dat een goede voorbereiding de helft van het werk is. Laat je bij de keuze van software dus niet leiden door idealisme of verkoopspraatjes, maar win informatie in bij collega’s die ervaring hebben met het systeem, probeer de software zelf uit, weeg alle kosten zorgvuldig af tegen het budget, onderzoek de achtergrond (ontwikkeling, community, financiering) van de software, bekijk de exportmogelijkheden en het gebruik van standaarden, zoek naar eventuele ICT-partners voor ontwikkeling en ondersteuning en probeer samen te werken met andere archiefdiensten. Vorm dus vooral je eigen mening, maar als je ‘t mij vraagt… dan ga ik voor open source. COLUMN Superhelden Margot Collet “Of we nog kartonnen dozen hebben?,” riep ze van de balie naar haar collega’s. Consternatie en gegiechel alom, mits een kleine interventie kreeg de klant waar hij om had gevraagd, maar het was wel tekenend voor de tijd. Een overtallig personeelslid in het gemeentehuis werd ondergebracht in de bibliotheek, daar konden ze nog wel iemand gebruiken. Of toen het lokale boefje automecanicien wilde worden en een eindwerk moest schrijven, op een computer! Maanden heeft hij erop gezwoegd onder deskundige begeleiding van de baliemedewerkers. En toen Windows 8 werd geïnstalleerd was het voor iedereen zoeken, maar hij heeft het gehaald, in drievoud afgedrukt én de illustraties in kleur. Omdat ik al een tijdje verstoken ben van literatuur, werd ik gisteren lid van de lokale buurtbib. En ook al wist ik het allemaal wel, ik heb me de service laten welgevallen, het inschrijven, de uitleg over de collectie, waar, wanneer en hoe ik de materialen mocht terugbrengen... Dat van die dozen is eerlijk gezegd al lang geleden. Sindsdien is er veel veranderd. De (verplichte) opleiding van bibliotheekmedewerkers, studiedagen, bijscholingen, blogs, discussiefora en intervisiegroepen, de kennis van het personeel is vandaag onontbeerlijk in de bib. En maakten de medewerkers inhoudelijk een grote sprong, dat is nog niets vergeleken bij de technologische professionalisering. De digitale revolutie raasde de voorbije jaren ook langs balies en internetpc’s, geen ontkomen aan, iedereen moest mee. Maar de fijnste evolutie is die van de klantvriendelijkheid! Het was ontroerend mooi om aan de andere kant van de balie te zien hoe professionaliteit, klantvriendelijkheid en zorgzaamheid samen kunnen gaan. Maar echte superhelden hoor of zie je niet, die voel je. Zij zijn het die de regeltjes buigen naar wat de bedeesde schooljongen nodig heeft, zij zijn het die inspringen en collega’s ondersteunen. Zij zijn het die ’s nachts het alarm komen afzetten omdat er een vogel door het open raam naar binnen is gevlogen. De liefde voor het vak, betrokkenheid en engagement... Het personeel is de bibliotheek. Hulde aan alle superhelden. Een diepe buiging Margot Collet is bibliothecaris in de openbare bibliotheek van Niel. Daarvoor werkte ze een aantal jaar bij de VVBAD als stafmedewerker waar ze actief de sectie Openbare Bibliotheken ondersteunde. Nu neemt ze een even actieve rol op in de Raad van Bestuur van het CC Berchem en in de algemene vergadering en Raad van Bestuur van Vlabin-VBC. voor de Lea’s, Patricia’s, Peggy’s, Nadinen en Liesbet-Annen van de bibliotheken! Oh ja, Tom Lanoye kan na al die jaren op beide oren slapen, Kartonnen Dozen staat nog in het rek, waar het hoort. En als je hulp nodig hebt om het te vinden, vraag het even aan de balie/telefoon/mail/FB, of we leggen het voor je klaar. citaat “De bibliothecaris evolueert van bewaarder van bedrukt papier naar makelaar in informatie.” Roland Rosseel META 2014 | 3 | 35 DE VRAAG Hoe selecteer je een boek- of archiefrestaurator? Marijn de Valk, zelfstandig boekconservator-restaurator Een succesvolle restauratie staat of valt met betrokkenheid van zowel de restaurator als de opdrachtgever. Het beroep van restaurator is vrij en er is in Vlaanderen geen algemeen geldend kwaliteitsmerk. Hoe beoordeel je welk conserveringswerk je welke restaurator in handen geeft? En welke garanties kun je als instelling, of ook als particulier, inbouwen om teleurstellingen te voorkomen? Natuurlijk is de invoering van een kwaliteitskeurmerk nodig. Maar dit geeft alleen de garantie dat het restauratieatelier de beschikking heeft over de juiste voorzieningen en materialen en deze correct toepast, op basis van ervaring. Kortom, enkel een garantie op succes in het verleden. Maar of bij toekomstige opdrachten ook de juiste materialen en technieken gebruikt worden, hangt vooral af van een goede samenwerking met de opdrachtgever. Een goede restauratie is niet een kwestie van de beste materialen inzetten tegen een zo laag mogelijke prijs. En een restaurator kan nog zoveel ervaring en succesvolle opdrachten volbracht hebben, als niet duidelijk is wat in de gegeven omstandigheden het gewenste resultaat moet zijn, kan ook de keuze van een ervaren restaurator geen garantie zijn. En mutatis mutandis geldt dit natuurlijk ook voor de opdrachtgever. Als een opdrachtgever drie offertes opvraagt en alleen de kosten het selectiecriterium zijn, dan loopt de behandeling een risico. Bij een aanbesteding kunnen echter meerdere selectiecriteria gehanteerd worden. “Een bezoek aan het restauratieatelier zou bijvoorbeeld een onderdeel kunnen zijn van de selectie.” Een bezoek aan het restauratieatelier zou bijvoorbeeld een onderdeel kunnen zijn van de selectie. Een restaurator die zijn werk serieus neemt, is permanent bezig met de beveiliging en de klimatisering van de werkruimte, de inrichting, zijn apparatuur en de documentatie van de werkzaamheden. Dit kost tijd en geld, wat een opdrachtgever terug ziet in de geoffreerde bedragen. Maar wanneer het atelier nooit bezocht wordt, kan een restaurator besluiten op deze posten te bezuinigen. Ik kan mij levendig voorstellen dat het voor een bibliothecaris of archivaris niet gemakkelijk is werk te bekijken en te bespreken 3 6 | META 2014 | 3 dat misschien niet tot zijn directe expertise behoort. En om de juiste vragen te stellen en kritisch te zijn. Wanneer dit echter niet gebeurt is dit niet alleen demotiverend, maar kan het ook laksheid in de hand werken. Daarnaast biedt een goede begeleiding nieuwe restauratoren de kans te groeien in het werk. Vanzelfsprekend werkt een restaurator ‘reversibel’. En gebruikt hij ‘de beste materialen’. Maar welke zijn dat? Vaak zijn er verschillende mogelijkheden. Doorvragen scherpt de geesten en komt iedereen en vooral de boeken ten goede! Ook dient een opdrachtgever te letten op het lidmaatschap van vakverenigingen en beroepsgerelateerde organisaties. Natuurlijk heeft de restaurator de ethische code van de European Confederation of Conservators-Restorers’ Organisations (ECCO) ondertekend, die de opdrachtgever garanties geeft voor de manier van werken en houvast geeft bij een eventueel verschil van mening in de loop van het conserveringsproces. En hopelijk draagt de restaurator in kwestie bij aan de professionalisering van het vak en is hij communicatief over zijn werk, waarbij te denken valt aan zaken als het bieden van stageplaatsen in het atelier, publiceren over uitgevoerd werk of onderzoek en het geven van workshops. Op dit moment zijn er twee opleidingen voor restauratie in Vlaanderen: de universitaire opleiding tot papierrestaurator aan de Universiteit Antwerpen en de opleiding restauratievakman van boeken, archief en papier in Brugge. Conservatie is echter een vak in ontwikkeling. Daarom zou naast een opleiding ook permanente educatie een evidentie moeten zijn en een belangrijk aandachtspunt voor opdrachtgevers. Voor elk niveau en voor elke werksoort kan een passende restaurator gezocht worden. Conclusie Restauratie en conserveringswerkzaamheden zijn altijd maatwerk en door het feit dat er weinig erkende kwaliteitsmerken zijn, vraagt het aanbesteden van dit werk een grote betrokkenheid en veel begeleiding door de klant. Dit kost aandacht en tijd. Goed werk is mede afhankelijk van een goede opdrachtgever. Het cijfer / Het plan 81 “De bibliotheek is niet meer van deze tijd.” Dat was maandag 10 maart jongstleden de Stelling van de Dag in de Nederlandse krant De Telegraaf. Ruim driekwart van de deelnemers, of 81 procent, was het niet eens met de bewering dat het fenomeen bibliotheek niet meer van deze tijd is. Want “lezen is goed voor je ontwikkeling en de bibliotheek maakt dat voor iedereen toegankelijk.” In iedere gemeente minstens één bibliotheek is een ideaal. Maar wel een ideaal dat in veel Nederlandse gemeenten onder druk komt te staan. Door bezuinigingen zien ze zich genoodzaakt de bibliotheek te sluiten. Uit de poll blijkt dat dertig procent van de respondenten hier toch begrip voor heeft en eigenlijk ook van mening is dat een bibliotheek in dit digitale tijdperk niet meer nodig is. Toch is 71 procent van mening dat de overheid de gemeenten mag verplichten om minstens één bibliotheekfiliaal open te houden. Iemand stelt voor: “Een grote bibliotheek met een ruim assortiment voor een aantal gemeenten is beter dan elke gemeente verplichten een klein filiaal open te houden met een beperkte keuze.” Voor bijna de helft van de deelnemers is de bibliotheek toch een belangrijke plek waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten: “Het is een kennisbank en een sociale ontmoetingsplaats.” “Het is verweven met de samenleving en bovendien laagdrempelig. Je komt er mensen uit alle lagen van de maatschappij tegen. Dit mag nooit verloren gaan.” Een ander zegt: “Een bibliotheek is meer dan boeken. Het is ook een plek om te studeren, mensen te ontmoeten. Een plek om tot rust te komen.”(JH) > De Telegraaf, 10 maart 2014. KU Leuven plant nieuwe campusbibliotheek Biomedische Wetenschappen Iedereen die wel eens op Gasthuisberg komt, merkt dat er permanent bouwkranen aanwezig zijn. Al deze werkzaamheden hebben tot doel het masterplan voor de campus en het ziekenhuis uit te voeren. In dit masterplan werd ook in de opbouw van een duidelijke onderwijs-as voorzien. Omdat de huidige campusbibliotheek zich echter midden op deze as bevindt en we vastgesteld hebben dat de aanpassingen aan de nieuwe leersituatie van de studenten in de huidige locatie zijn limiet bereikt heeft, werd gestart met het ontwerp van een nieuw gebouw. Ook het Alma-studentenrestaurant dat zich op de campus bevindt, bleek sterk verouderd en veel te klein behuisd. Beide projecten werden gecombineerd en in een latere fase werd ook nog een zogenaamde onderwijstoren van drie verdiepingen toegevoegd om het plaatstekort op de campus te verlichten en meteen mogelijkheden te creëren voor nieuwe lesvormen door middel van collaborative workspaces. Het project werd via een wedstrijd toegekend aan 360Architecten en wordt schitterend begeleid door Wendy Vandenberk van Technische diensten KU Leuven. Het gebouw heeft drie grote bouwlagen (genummerd volgens Gasthuisbergprinicpe): niveau 2 en 3 zijn voor Alma dat hiermee een volledig nieuwe versie van haar studentenrestaurant kan uitbouwen, niveau 4 wordt voorbehouden voor het leercentrum met bibliotheekfuncties en sluit hierdoor volledig aan bij het onderwijsniveau met de lesruimtes. Hierboven komt een kleinere toren waarin zich de educatieve ruimtes zullen bevinden. Het leercentrum is ontworpen als een grote, lichte ruimte met flexibele zones voor groepswerk, stille ruimtes en afgesloten groepswerkruimtes. Twee grote terrassen zullen de studenten letterlijk frisse lucht bezorgen. De bureauruimtes worden gegroepeerd en zullen zich nabij de balie bevinden. Momenteel bekijken we, samen met onder meer de studenten, de concrete invulling van de verschillende functies in het leercentrum/bibliotheek, de faciliteiten, het meubilair, de akoestiek en dergelijke. Resultaat van het hele proces moet een ruimte worden waar studenten graag vertoeven en zich kunnen concentreren op hun leertaken met bekwaam bibliotheekpersoneel in hun nabijheid en een vlotte toegang tot de uitgebreide elektronische collectie van de Campusbibliotheek Biomedische wetenschappen. De nabijheid van het studentenrestaurant met ook op niet-spitsuren geopende koffiecorners en eetmogelijkheden zal toelaten dat studenten ook op deze campus een leef- en leerruimte ter beschikking hebben. In het voorjaar 2014 wordt bovendien ook het landschapsontwerp voor de onmiddellijke omgeving ingediend zodat het gebouw midden in een groene oase zal ingeplant worden. Hilde Van Kiel META 2014 | 3 | 37 kroniek 30 jaar IBW: Trends en veranderingen in de bibliotheekomgeving: nieuwe rollen voor de bibliotheek Antwerpen – 25 februari 2014 De presentatie van Daniël van Spanje (OCLC) viel uiteen in twee delen. In het eerste deel kwam de veranderde rol van de catalogus aan bod. In het tweede deel stelde de spreker de organisatie en het werkterrein van OCLC voor. De rol van de catalogus is de laatste jaren enorm veranderd, en dus evolueert ook het werk van de catalograaf. Een halve eeuw geleden was het nog zo dat de catalograaf de catalogus bouwde, eerst op fiches en later in de computer. Ondertussen is de kloof tussen front office en back office groter geworden. De catalograaf is geëvolueerd naar een metadatabeheerder, die zorgt dat de knowledge base in orde blijft, waarop IT’ers een interface bouwen. Ook de manier van zoeken is veranderd. Daniël van Spanje onderscheidt drie stappen: bij de catalogus stond het item of werk centraal. Met de komst van de online bibliotheek werd de connectie, de toegang tot, belangrijker dan de collectie en stond de content centraal. Met de komst van discovery systemen zoals SmartCat (OCLC) gebeurt de discovery buiten de bibliotheek. Deze discovery systemen ontsluiten zowel boeken en tijdschriften als artikels en referenties die buiten de bibliotheek zijn gemaakt. Vanuit zoekresultaten kan je navigeren en linken naar andere items en zo verschuift de klemtoon van content naar context. Uiteindelijk komen gebruikers (soms) nog wel bij de bibliotheek terecht, maar de volgorde is andersom en de catalogus gaat op in de discovery systemen. Deze nieuwe evoluties geven aan dat de bibliotheken het web op moeten. Om dat succesvol te doen moeten onze metadata aangepast worden 3 8 | META 2014 | 3 aan de aard van het web. We moeten ‘gesloten’ systemen zoals MARC openbreken naar een webaanpak. Het Bibframe model (Library of Congres) poogt bibliografische referenties om te zetten naar beschrijvingen van entiteiten (personen, plaatsen, werk …) en daar links tussen te leggen. OCLC werkt mee aan andere projecten op dat vlak zoals VIAF of schema.org. Deze evoluties stellen uitdagingen aan bibliotheken. De spreker noemt: een verschuiving naar het ontsluiten ven beschrijven van wat we zelf hebben: special collections, MOOC’s, data sets. Ten tweede de evolutie naar entity management in plaats van record management. En ten slotte komt de focus nog meer te liggen op de eindgebruiker. In het tweede deel stelde Daniël van Spanje OCLC voor. OCLC is een ledenorganisatie die wereldwijd diensten verleent aan bibliotheken en onderzoek doet om de toegang tot informatie te verbeteren. Bibliotheken die diensten afnemen van OCLC worden lid en kunnen participeren in de bestuursstructuur van OCLC. Naast het leveren van software en diensten wil OCLC het belang van bibliotheken onder de aandacht brengen en de samenwerking tussen bibliotheken (en andere partners) stimuleren. Meer informatie is beschikbaar op de website van OCLC (www.oclc.org). Els Schaerlaekens Inform@uurlijk: De Franstalige bibliotheken in Wallonië en Brussel VSPW Gent - 27 februari 2014 We kennen ze niet, de Waalse bibliotheken. Hoe zien ze eruit? Onder welk decreet werken ze? Is er een opleiding in Wallonië? Veel vragen waar weinigen de antwoorden op kennen. Doorgaans kennen we de Nederlandse situatie beter dan de bib-sector over de taalgrens. Natacha Wallez, o.a. praktijkleerkracht aan de Franstalige bibliotheekschool in Brussel gaf ons op 27 februari een inkijk in het Waalse bibliotheekwezen op een lezing ‘Inform@uurlijk’ georganiseerd door de bibliotheekschool van Gent. Wees gerust: ook Wallonië en Brussel kent een diversiteit aan bibliotheken: grote, kleine, aan de oubollige kant en moderne instellingen. Sinds het nieuwe decreet van 2009 (met uitvoeringsbesluit 2011) zijn er sluitingen merkbaar. Het decreet schrijft nl. voor dat de helft van de collectie niet ouder dan 10 jaar mag zijn. Filialen met voornamelijk oude collecties draaiend op vrijwilligers sluiten daardoor de deuren. Professionalisering is nu meer aan de orde. Het decreet bracht veel andere veranderingen in het bibliotheeklandschap: de focus werd verlegd van leenverkeer en de grootte van de collectie als basis voor overheidserkenning naar leesbevordering en het organiseren van educatieve en ontspannende activiteiten. In tegenstelling tot vroeger, geeft dit decreet heel veel vrijheid. Bibliotheken worden gestimuleerd om samen te werken met lokale partners zoals Lire et écrire, jeugdhuizen, culturele centra, sportcentra enz. Dit decreet werd in overleg met bibliothecarissen opgesteld, houdt rekening met technologische ontwikkelingen en kroniek stemt nu meer overeen met de verwachtingen van gebruikers én bibliothecarissen. gewerkt, hoe internettoegang voorzien en deze al dan niet beveiligen … In 1978 werd er met het Vlaamse bibliotheekdecreet gekozen om niet enkel boeken uit te lenen. In Wallonië kwam muziek en film op dat moment terecht in een netwerk van mediatheken. Volgens Wallez was dit niet de goede richting. Meer en meer fusioneren mediatheken met bibliotheken. Hoewel ze wel nog vaak hun eigen uitleensystemen gebruiken. Niet alleen de inhoud, ook de structuur veranderde met dit nieuwe decreet: officieel (lees: naar de overheid toe) wordt er niet meer gesproken over bibliotheken, maar over directoperatoren en steunpunten. Waar er voorheen een piramidale structuur was met centrale bibliotheken, hoofdbibliotheken en lokale of speciale bibliotheken, is er nu een stervormige structuur. Je hoeft je niet meer direct te richten tot de bovenliggende structuur. Er is het Steunpunt Centrum voor leesbevordering dat vormingen en coaching organiseert voor bibliotheken. Zo helpt dit steunpunt bibliotheken bij het opmaken Nog meer dan bij ons leven er technische vragen: overkoepelend zoeken in verschillende catalogi is niet mogelijk, er is geen centrale catalogus zoals de Open Vlacc, rond e-books wordt nog niet structureel van hun beleidsplan en projectmanagement. De centrale bibliotheken werden regionale steunpunten die o.a. instaan voor multiplicering en encyclopedische verzamelingen. Er zijn verschillende directoperatoren zoals speciale bibliotheek (brailleliga), bibliobus, plaatselijke bibliotheken of een netwerk van bibliotheken. Elke operator moet een beleidsplan maken waarin volgende aspecten opgenomen zijn: een analyse van het werkingsgebied, doelstellingen, partnerschappen en activiteiten, indicatoren en evaluatie. De beleidsplannen moeten jaarlijks bijgesteld worden. De Franse gemeenschap subsidieert een deel van de wedden en geeft projectsubsidies i.v.m leesbevordering. Qua opleiding is er een opmerkelijk verschil: Er is in Wallonië en Brussel zowel een bachelor- als een masteropleiding voor bibliothecarissen / documentalisten. Je kan in drie hogescholen gedurende drie jaar een voltijdse bacheloropleiding volgen waarbij je verplicht een taalstage hebt in een instelling in bijv. Gent, Canada, Ierland … Doorstroom naar de master in Luik, Louvain-laNeuve of Brussel is mogelijk. De studenten worden ondergedompeld in aspecten als informatiebeheerssystemen, projectbeheer en kwaliteitsmanagement. Alle studenten vinden binnen de zes maanden na afstuderen werk in de ruime BDI-sector. Patrick Pede toepassing Televisiekijken in zakformaat Ilse Depré, De Bib Leuven Uit onderzoek blijkt dat een tablet vaak binnenshuis gebruikt wordt, in de woonkamer, tijdens het televisie kijken. Maar kan het kleinood ook je tv vervangen? Wij vinden van wel. Er zijn talrijke apps te vinden die het programma-overzicht van de lokale zenders op een rijtje zetten. Onze voorkeur gaat uit naar HUMO’s TV-gids waarbij je je eigen keuze van programma’s kunt bijhouden in een gepersonaliseerd schema. Kun je niet kiezen tussen twee films, of wil je meer weten over die nieuwe HBO-reeks, dan is IMDB een must. Je vindt er info over de inhoud en de acteurs, commentaren van gebruikers en andere nuttige weetjes. Heb je je favoriete programma toch gemist, dan kan je het herbekijken. De Yelo-app laat Telenetklanten niet alleen toe om live tv te volgen op een tablet, maar ook om programma’s van de laatste twee maanden opnieuw te bekijken. Stievie werkt dan weer onafhankelijk van je kabelabonnement, maar kost je maandelijks 9,99 euro. Hiervoor kan je naar tien zenders kijken, al bleek tijdens onze test dat vooral buitenlandse tv-reeksen niet altijd uitgesteld bekeken kunnen worden. Onze favoriet is echter BBC iPlayer. Via deze app krijg je voor een zacht prijsje toegang tot honderden films, reeksen en reportages van over het kanaal. Het aanbod varieert van land tot land, maar ik zal me de volgende maanden niet vervelen dankzij honderden kookprogramma’s, reportages over kunst en geschiedenis, bejubelde reeksen zoals Spooks en Sherlock, de tientallen verfilmingen van Jane Austens boeken, en ja, waarom ook niet, nog eens de hele Blackadder-reeks! > Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com META 2014 | 3 | 39 kroniek De bib sprong ook op de kar en werkt sindsdien regelmatig samen met het centrum. Jaarlijks worden op de verwendag ook de vluchtelingen in de watten gelegd en in de Week van de Smaak wordt er samen gekookt. In het kader van de Jeugdboekenweek organiseerde Comeet (Cul tuuroverleg Meetjesland) een spaaractiespel waarbij de opbrengst gebruikt werd voor de aankoop van kinder- en jeugdboeken voor de kinderen in het opvangcentrum. Nietbegeleide minderjarigen van het centrum krijgen een rondleiding in de bib en gebruiken gratis internet. Al deze acties maken dat de vluchtelingen de weg naar de bib makkelijker vinden. Zo komen de jongeren er graag en gaan ze veel naar de bib om er te lezen of te ontspannen. Brugs Jeugdboekenfeest, ook in het opvangcentrum Jeugdboekenweek 15-30 maart 2014 Tijdens de afgelopen editie van de Jeugdboekenweek draaide alles rond gevaar. Het thema dat Stichting Lezen dit jaar naar voor schoof. Voor bibliotheken een uitgelezen kans om zich als veilige thuishaven te profileren. De bibliotheken zetten samen met Vluchtelingenwerk Vlaanderen in op gastvrijheid. Want als er gevaar dreigt, sla je op de vlucht. De bib als gastvrij huis, ook voor vluchtelingen en asielzoekers, staat nog tot het najaar centraal. Nutteloze Zaken die de bib sluit wegens “te gevaarlijk”, haakte ook in op het vluchtelingenthema. Het filmpje met het 12-puntenplan van de inspectrice werd een echte hit in de bib. Heel wat bibliotheken hielden in de plaats van een slotfeest, een heropeningsfeest. Want overal was er hevig verzet tegen de beslissing van de inspectrice. Kinderen kwamen in opstand met spandoeken en filmpjes. Er werden zelfs vragen gesteld in de gemeenteraad. LOCUS en curator Vluchte lingenwerk inspireren op www. gevaarindebib.be bibliotheken om aan de slag te gaan met het thema. Een inspiratiegids vol boekentips en vluchtelingenverhalen, workshops met vluchteling-kunstenaars, films, muziek … helpen de bib hierbij. Een spel met een prettig gestoorde Inspectrice van Ondefinieerbaar Punctueel De bib van Eeklo kende al een nauwe samenwerking met het opvangcentrum voor vluchtelingen en asielzoekers en deelde graag hun ervaring tijdens een extra inspiratiedag voor de bibliotheken. Toen het Rode Kruis een opvangcentrum voor asielzoekers opende in Eeklo nam het gemeentebestuur onmiddellijk het initiatief tot samenwerking. 40 | META 2014 | 3 De bib in Brugge en het opvangcentrum van het Rode Kruis werken samen rond heel wat activiteiten. Tijdens Gedichtendag genieten bibgebruikers en bewoners van het centrum samen van een literaire avond. Tijdens de Jeugdboekenweek staat het jaarlijkse Groot Brugs Jeugdboekenfeest garant voor een dag vol verrassingen voor het hele gezin. Al vier jaar is er ook een voorstelling in het opvangcentrum en volgen de kinderen van het centrum er crea-workshops. Ook tijdens de vakanties organiseert de bib vakantieopvang met crea-ateliers en voorleessessies voor vluchtelingenkinderen en kinderen uit kansarme gezinnen. Hiervoor werken ze samen met het OCMW. En in het kader van Uitwijken, een stadsfestival om cultuur naar de Brugse wijken te brengen, is de Boekenwagen van de bib opgesteld aan het centrum. Verder zijn er ook rondleidingen voor scholen en OKAN-klassen om vluchtelingenkinderen en nieuwkomers wegwijs te maken in de bib. Rond Erfgoeddag wordt de voorstelling Neeland van Nic Balthazar vertoond in het opvangcentrum. De goede samenwerking is verankerd in de werking sinds de directeur van het opvangcentrum lid is van de beheersorganen van de bib. Een eigen blik op gevaar in animatiefilmpjes Roman Klochkov ging in een aantal bibiotheken samen met de kinderen creatief aan de slag in een workshop animatiefilm. De tekeningen of plasticine figuurtjes tot leven brengen, dat is waar het in deze workshop om draait. Er werd getekend, geknipt of geboetseerd en beeld per beeld (foto per foto) opgenomen. Roman vertelt ook over hoe het is om weg te vluchten uit je land. Hij komt uit Kazachstan en op 17-jarige leeftijd vluchtte hij met zijn ouders. Sinds 1999 woont hij in België. Roman volgde zijn hogere studies aan KASK Hogeschool Gent. Zijn animatiefilms Administrators en Natasha zijn al meermaals geselecteerd door allerlei internationale filmfestivals en vielen ook af en toe in de prijzen. Je kan de filmpjes van de kinderen bekijken op www. gevaarindebib.be. Kinderen ontmoeten vluchtelingen Hamid, die als vluchteling zeven jaar geleden uit Afghanistan in België aankwam, vertelde in de bib van Blankenberge over zijn leven als vluchteling. Kinderen van de 6e klassen gingen er met hem in gesprek. Hamid heeft in Afghanistan nog voor de VN gewerkt, maar toen zijn vader vermist werd, had hij 24 uur om het land te verlaten. Ook zijn leven en dat van zijn familie was in gevaar. Hij ontvluchtte zijn land en kwam kroniek na een lange en moeilijke tocht aan in België. Hamid werkt nu als cultuurbemiddelaar bij het CAW (Centrum Algemeen welzijnswerk) in Oostende. Hij werkt er met de transit-illegalen en weet heel goed wat ze meemaken. Hij ondernam dezelfde tocht als diegenen die hier nu aankomen. Ook al is het pijnlijk om zijn vluchtverhaal te vertellen, toch doet Hamid dit met veel gedrevenheid omdat hij het net belangrijk vindt dat kinderen de echte verhalen horen die gepaard gaan met mensen op de vlucht. Het was muisstil in de aula van de bib. Achteraf vertelt Lisa (11 jaar): “Ik word eigenlijk droevig van dit verhaal. Zelf zou ik het helemaal niet leuk vinden om weg te vluchten van mijn thuis. Ik zou ook mijn familie en vrienden erg missen. Door die lange reis spreekt Hamid wel tien talen. Heel knap.” Ook in de bibliotheek van Geel en Sint-Niklaas luisterden kinderen naar de verhalen van vluchtelingen. In Geel kon je filmpjes bekijken en in de exporuimte hingen getuigenissen van vluchtelingen, verhalen van kinderen en volwassenen, in samenwerking met het Lokaal Opvang Initiatief Vosselaar en Geel. Kinderen konden er meedoen aan een workshop met Sam van Afghanistan en vliegeraar worden voor één dag. In SintNiklaas maakten de mensen van het VLOS (Vluchtelingen Ondersteuning Sint-Niklaas) met de kinderen een bladwijzer met hun naam in een exotisch schrift. Elk bib kan haar gastvrij initiatief nog tot 30 september indienen op www.gastvrijegemeente.be en maakt daarmee kans op een prijs van 1000 euro. Met dank aan: Viviane Cauwels, Valerie Logghe, Inge De Sutter, Hamid Hisari, Ann Bellen, Griet Geerinckx Anneleen Schelstraete, Roman Klochkov en Stichting Lezen. > Meer info over Jeugdboekenweek in de bib: LOCUS vzw, Herlinde De Vos, [email protected]. > Zie ook p. 38 In een aantal bibliotheken konden kinderen hun eigen animatiefilmpjes maken. META 2014 | 3 | 41 recensies The discipline of organizing Het voorwoord bij het boek wekt al onmiddellijk hoge verwachtingen, zelfs vanaf de eerste zin: “This wonderful book arrives at the right time.” En even verder lezen we nog dat “years have been wasted and careers damaged by not understanding the principles of this book” (p. xiv). Aandachtige lectuur van de 500 volgende bladzijden dichtbedrukte tekst is dus meteen sterk aangeraden. Het hele boek is een uitwerking van de centrale vragen: Wat wordt georganiseerd? Waarom is het georganiseerd? Hoezeer is het georganiseerd? Wanneer is het georganiseerd? Hoe en door wie is het georganiseerd? Dit leidt noodgedwongen tot een hele resem definities, onderscheidingen, afbakeningen enz. De auteur heeft daarbij wel een voorkeur voor erg alledaagse dingen: de ordening van je sokken, je hemden, je dassen, je broeken, je schoenen in je kleerkast, de rangschikking van je potten en pannen in je keuken, je spullen op je werktafel en noem maar op. Zo wordt op p. 392 bijvoorbeeld het verschil tussen ‘recall’ en ‘precision’ uitgelegd aan de hand van… nog maar eens je sokkenlade. Homer, Marge, Bart en de rest van de familie Simpson blijken ook al een onuitputtelijke bron van voorbeelden op te leveren. De onderscheidingen en opdelingen die gemaakt worden, zijn meestal zo vanzelfsprekend dat je je afvraagt wat de relevantie ervan is. Je zou ook van alles kunnen zeggen dat het een vorm, een kleur, een gewicht, een omvang, een geur enz. heeft. Een ‘resource’ kan veel of weinig gebruikers hebben, groot of juist klein zijn en dat kan je dan haarfijn uitleggen en het zal dan allemaal ook wel heel erg juist zijn, maar het levert nog niet zo direct nieuwe inzichten op. Een zeldzame keer stoot je daarbij wel op een verrassend nieuw onderscheid of begrip. Zo schuift de auteur op p. 304 het begrip ‘taskonomy’ naar voor. Die term heeft hij niet uitgevonden; hij komt uit de antropologie, maar hij is zeker verhelderend in het kader van classificaties. In feite is dit boek het resultaat van een cursus die de auteur doceerde aan de University of California, Berkeley’s School of Information. Gaandeweg kwam hij tot wat hij zelf noemt een nieuwe discipline (p.2), die vier types van organiseren samenbrengt, nl. het organiseren van dingen, van informatie over dingen, van digitale dingen en van informatie over digitale dingen. Ook dit is weer niet zo spectaculair en ik betwijfel of we hier nu genoeg hebben om echt van een nieuwe discipline te spreken. Tijdens de lectuur van deze dikke turf besloop mij dan ook voortdurend het onbehaaglijke gevoel dat het misschien allemaal vreselijk goed is, maar dat ik het niet snap (met alle noodlottige gevolgen voor carrière en levensloop dus), of dat het anders gewoon veel woorden zijn om iets triviaals uit te leggen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik er nog steeds niet uit ben; ik wil de auteur(s) graag het voordeel van de twijfel gunnen. De (hoofd)auteur en zijn 17 mede-auteurs hebben immers aanzienlijke titels en uiteenlopende expertise en de literatuurlijst en de noten zijn best wel indrukwekkend, wat ongetwijfeld allemaal pleit voor de eerste mogelijkheid, maar toch. De bijbehorende website levert hier ook al geen uitsluitsel, want ongeveer alle potentieel interessante delen ervan zijn door paswoorden afgeschermd. terloops of expliciet. Er is zelfs een heel hoofdstuk gewijd aan classificaties, hoewel dit niet dieper gaat dan wat je in een gemiddelde inleidend boekje kunt lezen. Soms wandelt men over een aantal dingen ook een beetje vlug heen. Zo zijn er maar een paar bladzijden die systematisch tagging of thesauri of ontologieën behandelen, hoewel die doorheen de tekst voortdurend terugkomen. Blijkbaar heeft het werk van Elaine Svenonius, een van de grote auteurs uit ons vakgebied, een nogal blijvende indruk gemaakt op de hoofdauteur. Hij eert ze niet alleen in de lof die hij ze expliciet toezwaait, maar ook in het feit dat hij elk stukje uit het eerste hoofdstuk begint met een citaat uit haar werk. Is dit een boek dat je — in ons vakgebied — écht moet gelezen hebben? Ik weet het niet. Ik kan er anderzijds wel enkele opsommen die een gelijkaardig of verwant onderwerp behandelen en waarvan ik zeker weet dat je ze gelezen zou moeten hebben: The accidental taxonomist van Heather Hedden (2011), Sorting things out: classification and its consequences van Geoffrey C. Bowker en Susan Leigh Star (1999), en vooral Everything is miscellaneous: the power of the new digital disorder van David Weinberger (2007), en niet te vergeten nog steeds het werk van S.R. Ranganathan, zoals het verfrissende boekje The philosophy of library classification, al is dit meer dan 60 jaar oud. Rechtzetting In de recensie van het boek van Ludo Simons Het boek in Vlaanderen sinds 1800: een cultuurgeschiedenis (META Piet De Keyser 2014/2 p. 42) werd een fout gepubliceerd. De zin “Door >The discipline of organizing / Robert het decreet van 1978 op de J. Glushko. – Cambridge : MIT Press, openbare bibliotheken werd cop. 2013. – 540 p. – ISBN 978-0- zelfs de lectuurvoorziening in 26251-850-5 het bibliotheekwezen grotendeels ideologisch ingekleurd.” Het aantrekkelijke van het boek bestaat er in principe in dat het een synthese wil zijn van computerdisciplines en bibliotheekwetenschap. Heel wat aspecten van bibliotheekwetenschap komen er dan ook voortdurend in aan bod, moet het tegenovergestelde zijn: “Tot het decreet 1978 op de openbare bibliotheken werd zelfs de lectuurvoorziening in het bibliotheekwezen grotendeels ideologisch ingekleurd.” META 2014 | 3 | 43 Personalia Op 18 februari jongstleden overleed Martin Kellens (°1956) onverwacht in het ziekenhuis. Martin is niet weg te denken uit de geschiedenis van de bibliotheek in de gemeente HouthalenHelchteren. Martin was oud-voorzitter van de sectie Openbare Bibliotheken van de VVBAD en hij zat ook enkele jaren in de Raad van Bestuur van de vereniging. Toen je kinderen klein waren maar ook in de bib, las je zeker veel voor. In meerdere verhalen waren de dieren in het bos soms ook eens heel verdrietig: hun grote vriend was dood. Vervolgens was er een bijeenkomst in het dierenbos. Er werden herinneringen opgehaald. Er werd troost geput. Alle dieren vertelden wat ze van hun vriend geleerd hadden. Hij kon …, hij kon … Het was een vreugdevol gesprek. Ze hadden zoveel geleerd van hun vriend. Velen van ons hebben Martin persoonlijk aan het werk gezien, of in de Houthalense bib of in de Genkse bibliotheekopleidingen. We hebben direct en indirect veel van je geleerd. Je bezat zonder veel woorden de kracht van overdracht. We ervoeren als je collega’s en medewerkers uit het ruime bibliotheekveld, als je collega’s en de cursisten in het volwassenenonderwijs dat je een begenadigd verteller was. Steeds kaderend in een ruimer geheel én ervaringsgericht. En daarenboven altijd gericht op een goede relatie met eenieder. Je inspireerde, innoveerde op je eigen stille maar doordachte manier. Ons troffen ook de woorden van je echtgenote waarin ze jullie vijf kinderen beschreef als vijf geschenken en waarin ze in ieder van hen zo veel bijzondere eigenschappen van je ziet bovendrijven. Op hun beurt schetsten ook zij allen hun ‘bijzondere’ papa. Wij willen danken dat we tijdens de uitvaartplechtigheid ook deelgenoot mochten worden van dit deel van je, Martin. De draad met het leven is veel te vroeg gebroken. Het belangrijkste wat jij ons leerde is te investeren in goede relaties. Dit laatste straalde je in alle rust uit. Veel medewerkers en ook onze cursisten heb je zowel veel vaardigheden bijgebracht maar ook veel inhouden. Het grote verschil tussen het leren van een vaardigheid en het leren van bewustzijnsinhouden is groot. Vaardigheden kan je soms kwijt geraken. Bewustzijn niet. Zó leef jij Martin voort in ons. Altijd. Het ga je goed! Bibliotheekveld Limburg & Bibliotheekopleidingen Genk 44 | META 2014 | 3 zogelezen Gustaaf Janssens: “Nu ik met pensioen ben, is er meer ‘leestijd’” Welk boek ligt er nu op je nachtkastje? Ik las zopas Les âmes grises van Philippe Claudel: prachtig! Welk boek mag er altijd in je nachtkastje blijven liggen? Ik hou heel erg van de teksten en de liederen van de Nederlandse dichter en essayist Huub Oosterhuis. Hij toetst in zijn werk Huub Oosterhuis. het joods-christelijke visioen van gerechtigheid aan intermenselijke solidariteit en aan inzicht in het eigen bestaan. Zijn teksten zijn geschreven in een poëtische taal die probeert te verwoorden wat eigenlijk onzegbaar is. In 1967 was zijn Bid om vrede voor mij een ontdekking. Eind 2013 verscheen Vriend voor het leven, een zowel qua vorm als qua inhoud prachtig boek dat ik binnen handbereik hou. Welk boek ligt er al een tijdje op je te wachten en waarom ben je er nog niet aan begonnen? Nogal wat boeken liggen te wachten: Oorlogsdagboeken 1914-1918 van Virginie Loveling; Het gevecht met Leviathan. Een verhaal over de politieke ordening in Europa, 1815-1965 van Emile Lamberts; Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders van Abram de Swaan; Los misterios de Madrid van Antonio Muñoz Molina en Sangre y honor, een historische roman over de hertog van Alva door Juan Carlos Losada. Altijd kwam er een ander boek ‘voorkruipen’. Welk boek ben je begonnen maar onmiddellijk gestopt en waarom? Ik ben, denk ik, nog nooit met de lectuur van een boek onmiddellijk gestopt. Wat ik na enkele hoofdstukken heb weggelegd, is Slaapwandelaars, Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok van Christopher Clark. Boeiende, maar taaie lectuur. Misschien was ik toen erg moe. Het boek krijgt zeker nog een tweede kans. Wat zijn je leesgewoontes? Lees je ook digitaal? Hoe en waar lees je? Ik lees eigenlijk overal waar en wanneer het maar kan. ‘s Avonds vooral, ik werk nu niet meer elke dag tot ’s avonds laat, maar ook wanneer ik ergens moet wachten en natuurlijk in de trein. Uiteraard lees ik veel historische studies, met een lichte voorkeur voor biografieën. Een en ander hangt samen met mijn onderzoeks terrein als historicus: politiek en religie in de Nederlanden in de 16e eeuw en monarchie en politiek in België van 1831 tot 1958. Litteratuur is lange tijd iets voor in de vakantie geweest. Nu ik als archivaris met pensioen ben, is er meer ‘leestijd’ gekomen. Ik hou van de romans van Hella Haasse, Cees Nooteboom, José Saramago, Rosetta Loy, Mario Vargas Llosa, Carlos Ruiz Zafón en Chaim Potok. Literaire herinneringen zoals die van Konstantin Paustovski boeien mij. Memoires van politici of van andere bekende personen lees ik zeer graag. Ten slotte zijn er de gedichten van Pablo Neruda en van Federico Garcia Lorca. Thuis heb ik altijd ten minste één boek ‘in lezing’ en in mijn boekentas zit er altijd iets voor onderweg. Ik heb geen ‘elektronische leesplank’ (tablet) en ik voel mij niet aangetrokken tot digitaal lezen. Natuurlijk raadpleeg ik digitaal beschikbare publicaties en bronnen, maar dat is dan om er mee te werken. Een boek lezen of een tekst bestuderen doe ik ‘op papier’. Ik wil een boek in handen kunnen nemen, er in kunnen bladeren, er aan kunnen ruiken. De inhoud is uiteraard belangrijk, maar ik ben erg gevoelig voor het boek als object, voor de presentatie van de tekst en voor de typografie. Gustaaf Janssens Prof. dr. Gustaaf Janssens is sedert 1 december 2013 met pensioen als afdelingshoofd bij het Algemeen Rijksarchief (Afdeling ‘Archief van het Koninklijk Paleis’). Tot eind september 2014 is hij hoogleraar Archivistiek aan de KU Leuven en ManaMa Archivistiek: Erfgoedbeheer en Hedendaags Documentbeheer (VUB, KU Leuven, UGent en UAntwerpen). Bij de VVBAD is hij onder meer voorzitter geweest van de sectie Archief, zat hij in de redactie van Bibliotheek& archiefgids en in de Raad van Bestuur. META 2014 | 3 | 45 TERUGBLIK “Is er één ambt dat in zijn wezen meer berekend is op vrede?” Julie Hendrickx Hoe vergaat het De Bibliotheekgids tijdens de jaren veertig? De oorlogsjaren zijn moeilijk te negeren. Overleven was de boodschap! Alle uitgevers moesten hun nieuwe publicaties voor verspreiding voorleggen aan de Duitse Propagandastaffel. In 1942 werd De Bibliotheek gids gestaakt. De bezetter doekte, zogezegd uit papiernood, verschillende literaire tijdschriften op. En dus ook een bibliografisch tijdschrift als De Boekengids. Als technisch tijdschrift waren er geen bezwaren voor De Bibliotheekgids maar uit solidariteit met De Boekengids werd het verschijnen van het verenigingstijdschrift stopgezet. De censuur dreigde trouwens, aldus voorzitter Lode Baeckelmans, onduldbare vormen aan te nemen. Vrijwel onmiddellijk na het stopzetten van de vijandelijkheden in Europa besloot het dagelijks bestuur van de toenmalige Vlaamse Vereniging van Bibliothecarissen en Bibliotheekbeambten (VVBB) al een algemene bestuursvergadering te beleggen. Het verenigingsleven moest zo snel mogelijk terug voorzien worden van de nodige daadkracht. Een eerste vergadering vond plaats op 28 juni 1945. Daar werd besloten het verenigingsblad opnieuw uit te geven zodra de papiertoestand genormaliseerd was. Want “We moeten door ons orgaan de wereld tonen dat in het Vlaams Bibliotheekwezen weer nieuw leven is gevaren en dat op de vooravond van betere dagen de jongere generatie bereid staat, in idealisme en offervaardigheid, de taak over te nemen van de oude garde om met eenzelfde volharding de Vereniging naar een andere jubileum te voeren.” In de zomer van 1946 verscheen er dan ook een nieuwe editie van De Bibliotheekgids. Vol goede moed want de vereniging vierde ook zijn 25e jubileum: “ Hier zijn we weer! Inderdaad in voortreffelijke conditie. Verjongd, versterkt, gestaald. Er is in de voorbije jaren heel wat gebeurd. Tijdens de tweede naoorlogse bestuursvergadering in Antwerpen op 9 februari 1946 werd het programma vastgelegd voor de Algemene Ledenvergadering. Die zou plaatsvinden op zaterdag 3 maart, ook in Antwerpen. Naar eigen zeggen beloofde de opkomst schitterend te zijn. “Maar de mens wikt, en het weer beschikt!” De avond voor de Algemene Ledenvergadering trok er een hevige sneeuwstorm over het land die het verkeer ontregelde en de leden verhinderde om samen te komen in Antwerpen. Voor het bestuur zat er niets anders op dan de vergadering af te gelasten. Alle middelen werden daartoe in het werk gesteld: telefoon, telegraaf en de radio. Klinkt bekend in de oren? Ontzettende dingen, die een oprecht bibliothecarisgemoed dient te verafschuwen, want is er één ambt, dat in zijn wezen meer berekend is op de vrede en van de vrede leeft? Van de vrede en van ’s mensen goodwill.” vakbelangen. Het Nederlandse Bibliotheekleven was het voorbeeld. De Bibliotheekgids moest vooral de library spirit aanwakkeren! Een nummer later gaf Ger Schmook een overzicht van alle getroffen bibliotheken en van het cultureel bezit dat verloren was. In 1940 gingen de universiteitsbibliotheek van Leuven, de stadsbibliotheek en het archief van Oostende en de bibliotheek van Doornik kort na elkaar verloren. Alle drie in één slag. In afwachting van meer specifieke gegevens van alle bibliotheken afzonderlijk zouden er in Vlaanderen 196 bibliotheken zwaar getroffen zijn. Naar schatting gingen er 55.570 boeken ver- Een advertentie in De Bibliotheekgids loren. Gebouwen en boeken 1941 nr. 6 (december). ondergingen brand, wateren slijkschade, plunderingen, bominslagen, ontruimingen, … collecties geraakten her en der Bibliografie: verspreid door uittochten en • Frans Heymans (red), “Nu van boeken werden gebruikt als hooger hand…” Vijfenzeventig borstwering. Collecties werjaar Vlaamse Vereniging voor den ‘gezuiverd’. In Wallonië Bibliotheek-, Archief- en lagen de cijfers hoger met Documentatiewezen, Antwerpen, 298 geteisterde bibliotheken VVBAD, 1996, p-138-149. en 130.738 vernietigde boeken. • Ger Schmook, Hier zijn we weer!, in: De Bibliotheekgids, 1946/1-2, p 1-2. De goede moed van 1946 • Ger Schmook, De oorlog en onze werd ook doorgetrokken bibliotheken, in: De Bibliotheekgids, naar een bescheiden inhou1946/3-4, p46-47. delijke vernieuwing van De • V. Van Den Berghe, Algemene Bibliotheekgids. Ger Schmook Ledenvergadering te Antwerpen, in: sprak op de eerste pagina De Bibliotheekgids, 1946/1-2, p3-12. van nieuwste editie van De Bibliotheekgids de nood aan een vaktijdschrift uit, dat zich vrijwel uitsluitend zou wijden aan technische problemen en > Zie ook p. 48 46 | META 2014 | 3 Activiteiten Studienamiddag voor Leeszaalmedewerkers 15 mei - Brussel Studiedagen voor archivarissen zijn er genoeg. Maar wanneer krijgen de medewerkers die dag in, dag uit de leeszaal bemannen of bevrouwen, eens instrumenten aangereikt om hun werk naar behoren te doen? Wanneer kunnen zij eens overleggen met collega’s over de juiste strategie? Deze studienamiddag is expliciet NIET bedoeld voor archivarissen maar wel voor mensen die in een leeszaal klanten zo goed mogelijk proberen verder te helpen. Na deze studiedag heeft u niet alleen de nodige kennis opgedaan, u vertrekt ook met een aantal telefoonnummers en adresgegevens van collega’s op zak, altijd handig om op terug te vallen voor overleg. Privacy, auteursrechten, openbaarheid van bestuur, … Het aantal regels dat het gebruik van archiefdocumenten regelt, lijkt almaar te stijgen. Marie Juliette Marinus geeft u een praktijkgericht overzicht van wat mag en niet mag in de leeszaal. U krijgt een aantal beslissingsmodellen mee die in elk archief toepasbaar zijn. De meerwaarde van de leeszaal. Waar het samenkomen van organisatie, archivalia en gebruiker voorheen exclusief in de leeszaal gebeurde, biedt de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie nu ook andere mogelijkheden. Het archiefgebruik is daarmee de voorbije jaren grondig veranderd. Michel Vermote reflecteert in zijn bijdrage over de impact van deze evolutie. Een groot deel van onze klanten is geboeid door genealogie. De basisbeginselen voor het opstellen van een stamboom kennen we allemaal maar wat als de klant vastzit? Luc De Backer en Johan Roelstraete leren u welke vragen u moet stellen om ook deze klanten verder te helpen. Een leeszaal is meer dan een zaal met wat tafels en stoelen. Sylvain Gevaert van Topburo toont u hoe de inrichting van een leeszaal niet alleen de verschillende functies van de ruimte kan benadrukken maar ook kan tegemoet komen aan de eisen van je verschillende doelgroepen. Voor deze workshop breng je best enkele foto’s van je leeszaal mee, afgeprint op A4-formaat. Zo krijg je meteen nuttige tips. Omgaan met onderzoeksdata: Beheer van onderzoeksdata in uw instelling 13 mei – Antwerpen Informatieprofessionals worden dus meer en meer geconfronteerd met data. Er rijzen dan automatisch enkele vragen. Wat met de ethiek en in het bijzonder de privacy van data die persoonlijke gegevens kunnen bevatten? Wat met standaarden voor formattering en opslag? Wat met de programmatuur die misschien nodig is om de data te interpreteren? Wat met de ontsluiting van data om ze beter vindbaar te maken? wat met de bibliografische beschrijving en citeerbaarheid van data? Deze vragen doen misschien verlangen naar heldere, korte antwoorden. Maar dat is waarschijnlijk uit den boze. VVBAD wil een studiedag organiseren waar alleszins al een aantal vragen gesteld worden, onder het motto: een duidelijke vraag is al een half antwoord. PRAKTISCH Datum Plaats: 13 mei 2014 Universiteit Antwerpen, Stadscampus Meer informatie volgt. We sluiten af met een netwerkmoment waarin u samen met de andere deelnemers contactgegevens en tips kunt uitwisselen. PRAKTISCH Datum 15 mei 2014, van 14.00 u. tot 17.00 u. PlaatsFARO, Vergaderzalen B, C en D, Priemstraat 51, 1000 Brussel Prijs 30 euro (leden) / 50 euro (niet-leden) Inschrijven www.vvbad.be/activiteiten Activiteitenkalender Ken je klant! Een studiedag over gebruikersonderzoek en communicatie. 27 mei - Genk 23.04 Vijfde publieksmoment Cultuurforum 2020 25.04 Sabam en het auteursrecht: Cultuurforum 2020 perspectieven, opportunitei- Elke dag opnieuw halen we allemaal het onderste uit de kan voor onze klanten. We veronderstellen soms (vaak?) dat we wel min of meer hun noden en wensen kennen. We leggen wel ons oor te luisteren bij onze bezoekers, luisteren naar hun feedback, vragen hun mening in een enquête of zijn dat tenminste van plan. Maar bereiken we hiermee wel al onze mogelijke gebruikers? Kan iedereen zijn zegje doen? Met andere woorden: kennen we de klant wel echt? En hoe bereiken we nieuwe klanten? Op deze studiedag over gebruikersonderzoek en communicatie gaan we daar dieper op in. Meer info vind je op www.vvbad.be/activiteit/ken-je-klant ten, uitdagingen (Christophe Depreter, Sabam) UA - IBW 25.04 META-fuif VVBAD 27.04 14de Kunstboekenbeurs Stad Gent PRAKTISCH Uw activiteit in deze kalender? Datum Plaats Prijs Inschrijven Meld ze aan via onze website 27 mei 2014, van 09.30 u. tot 16.00 u. MAD-faculty, campus C-Mine – C-Mine 5, 3600 Genk 70 euro (leden)/ 100 euro (niet-leden) www.vvbad.be/activiteiten http://www.vvbad.be/activiteiten META 2014 | 3 | 47 uitzicht Brandschade aan de Univeristeitsbibliotheek van de KU Leuven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Foto: KU Leuven / Nu van Hoogerhand… > Zie ook p. 46 48 | META 2014 | 3