Transcript Mei 2014
MAGAZINE VOOR GGZ EN VERSLAVINGSZORG JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 | WWW.MGVONLINE.NL MGV MAGAZINE 24 PAGINA’S DIE JE NIET WIL MISSEN SAMENLEVING SPOORBOEKJE TRANSITIES EUROPEES DEBAT ‘CANNABIS WORDT GELEGALISEERD’ MGV KENNIS 24 PAGINA’S DIE JE NIET MAG MISSEN INNOVATIE Otto Dellemann ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJKVAN DE GGZ ONDERZOEK Sascha Kwakernaak en anderen HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN ONDERZOEK Stasja Draisma en anderen 1ANONIMITEIT IN VRAGENLIJSTONDERZOEK MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 COLOFON MGV is een crossmediale uitgave voor ggz en verslavingszorg van uitgeverij Performis/next level publishing, 's-Hertogenbosch en het Trimbos-instituut, Utrecht. Het is een forum waarop professionals uit alle ggz-disciplines, bestuurders, cliënten en zorgverzekeraars het debat aangaan over de inhoud van hun vak en over de taken van de ggz in de samenleving. MGV verschijnt 6 x per jaar in druk in een oplage van 1.650 exemplaren. Daarnaast vindt u op de website www.mgvonline.nl regelmatig actuele bijdragen en online discussies. REDACTIE: De redactie bestaat uit vakspecialisten uit verschillende geledingen van de geestelijke gezondheidszorg en wetenschappelijk onderzoek. (zie www.mgvonline.nl) HOOFDREDACTIE: dr. S.E. (Sonja) van ’t Hof. BUREAU-/WEBREDACTIE: drs. R.M. (Regine) zum Vörde sive Vörding en K. (Kristien) Harmsen. KERNREDACTIE: prof. dr. F. (Frits) Boer, dr. C.T. (Titia) Feldmann, dr. G. (Gerdien) Franx, prof. dr. M.W. (Michiel) Hengeveld (voorzitter), dr. A.J.K. (Adger) Hondius, dr. C.G. (Kees) Kooiman, dr. H. (Hans) Kroon. REDACTIEADRES: Postbus 725, 3500 AS Utrecht tel: 030 2971119 [email protected] UITGEVER: Performis B.V., Paardskerkhofweg 14, ADVERTEREN IN MGV? 5202 CJ ’s-Hertogenbosch tel: 073 689 5889 www.performis.nl BLADMANAGEMENT: Geert Janus PROJECT- EN MARKETINGCOÖRDINATIE: Vera van Boxtel NUMMER AANLEVERDEADLINE VERSCHIJNINGSDATUM nr. 1 10 januari 31 januari nr. 2 14 februari 7 maart VORMGEVING: A.M. Marin / www.ammarin.nl in opdracht nr. 3 11 april 2 mei van Performis B.V. nr. 4 13 juni 4 juli ABONNEMENTEN: Ga naar www.performis.nl/titel/mgv/ of bel 073 689 5889. nr. 5 15 augustus 5 september nr. 6 17 oktober 7 november Jaarabonnementsprijzen: particulieren € 89,95, ZWART/WIT 1X 3X studenten € 42,50, instellingen (drie exemplaren, bij meer 1/1 pagina 950 845 799 exemplaren extra korting) € 209,95*. 1/2 pagina 659 599 545 *Voor de prijzen van een instellingsabonnement met IP-toegang: neem 1/4 pagina 455 429 395 contact op met 073 6895889 of [email protected] FULL COLOUR 6X 1X 3X 6X ADVERTEREN: 1/1 pagina 1450 1232 1087 TOESLAGEN Geert Janus, tel: 073 689 5889, [email protected], 1/2 pagina 999 899 799 pagina 3 omslag 20% www.performis.nl 1/4 pagina 599 539 489 pagina 4 omslag 40% pagina 2 omslag 30% Dit werk is auteursrechtelijk beschermd. Prijzen advertorials, inserts, meenieters etc. op aanvraag. Tarieven in euro’s, excl. BTW. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd. 2 INHOUD 6 JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 4 REDACTIONEEL 4 UITGELICHT SONJA VAN ’T HOF DSM 5 – STEMMENAPP – DEN DOLDER SAMENLEVING AD POPPELAARS TRANSITIES: ALLES GOEDKOPER, ALLES ANDERS 11 12 COLUMN FLIP TABELING EEN MOEILIJKE GESCHIEDENIS BELEID SONJA VAN ’T HOF ‘CANNABIS WORDT GELEGALISEERD’ 14 DEBAT VERPLEEGKUNDIGENOPLEIDINGEN / TOEKOMST VAN DE PSYCHOTHERAPEUT 16 INNOVATIE Otto Dellemann ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ 24 46 32 ONDERZOEK Stasja Draisma en anderen ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK 39 GEZIEN & GELEZEN WETTEN ALICE BOERSMA KLACHT- EN TUCHTRECHT: GROTE VERANDERINGEN OP TIL DE MEESTERPROEF AD APPELS 50 3 Sascha Kwakernaak en anderen HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN KENNIS 43 ONDERZOEK BIJBLIJVEN LEESSUGGESTIE VAN MICHIEL HENGEVELD MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 REDACTIONEEL UITGELICHT IN TRANSITIE Acht maanden voor uur U: de transitie van zorgtaken naar de gemeenten. Flinke onrust inmiddels op vele fronten. De Raad van State waarschuwt voor drukte bij de rechter en een Tweede Kamerlid voorspelt een Parlementaire Enquête. Het kabinet vaart de ijsschotsen echter met Titanic-achtig vertrouwen tegemoet. Nu zou de overdracht ook voordelig kunnen uitpakken voor alle partijen, maar de risico’s liggen toch vooral bij de uitvoerders en ontvangers. En er is nog altijd veel onduidelijk, beschrijft Ad Poppelaars in de eerste van een korte serie artikelen. In het Kenniskatern staan drie bijdragen die van belang zijn voor Routine Outcome Monitoring, verbetering van de behandeling en rehabilitatie. Cliënten geven ook feedback als je anonimiteit uitsluit, vonden Stasja Draisma e.a. Willen ze behandelaars DSM-5 VERTAALD hun mening juist graag laten weten? Dat Een jaar na het verschijnen van de DSM-5 is de Nederlandse is mooi voor ROM. Sascha Kwakernaak e.a vertaling gepresenteerd. Met nieuwe ‘stoornissen’, maar ook ontdekten dat ROM-gegevens een betere nieuwe vertalingen van al bestaande categorieën. Zo is conduct indeling van zorgpaden geven – en dat elk pad behandeling en rehabilitiatie moet combineren. Dat sluit aan bij Otto Dellemanns pleidooi: praktiseer positieve psychiatrie, werk klachtgericht én krachtgericht. Hiervoor staat de hulpverlener inmiddels een behoorlijk assortiment instrumenten ter beschikking. disorder nu vertaald als normoverschrijdend-gedragstoornis. Gemunt door psychiater Hjalmar van Marle, aldus Michiel Hengeveld, die leiding gaf aan het vertaalproject. Lijdensdruk is het nieuwe sleutelwoord om te bepalen of iemand een stoornis heeft. Het complete Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen (DSM-5) wordt gevolgd door een Beknopt overzicht van de criteria van de DSM-5 (vertaling van de Desk Reference) en een praktijkgids, Werken met de DSM-5 (Pocket Guide to the DSM-5 Psychiatric Exam). Er staat ook nog een praktijkgids voor Sonja van ’t Hof, hoofdredacteur de huisartsenpraktijk op stapel. Alle boeken zijn verkrijgbaar bij Uitgeverij Boom, Amsterdam. 4 REDACTIONEEL & UITGELICHT DE DSM VOORBIJ Een van de Nederlandse deskundigen die heeft bijgedragen aan totstandkoming van de Amerikaanse DSM-5 is Jim van Os, hoogleraar psychiatrie in Maastricht. Het leverde hem voortschrijdend inzicht op: inmiddels ziet hij het handboek liever afgeschaft, net als alle DSM-diagnoses. In zijn nieuwe boek De DSM voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe ggz geeft hij wetenschappelijke kritiek op de DSM en bepleit hij het uitvoeren van ‘persoonlijke diagnostiek’. ‘Een blauwdruk voor een nieuw soort GGZ’, aldus de achterflap. Verkrijgbaar bij Diagnosis Uitgevers, Leusden, € 30,-. APP VOOR STEMMENHOORDERS Temstem heet de app die iemand kan helpen controle te krijgen over zijn stemmen. De gebruiker speelt taalspelletjes die hetzelfde hersengebied activeren als de stemmen doen. Bruikbaar in elke omgeving en volgens de ontwerpers destigmatiserend, want iedereen gebruikt overal zijn smartphone. Ontwikkeld door David van de Berg van Parnassia Groep, samen met Reframing Studio, gratis te downloaden via onder meer www.parnassiagroep.nl. PSYCHIATRISCHE DIERENTUIN DER DSM Eind 2013 verscheen al Diagnose psychiatrie. Een wandeling door de psychiatrische dierentuin van Paul Wisman. Het is een herziene uitgave, aangepast aan de DSM-5. Het eigenlijke onderwerp is diagnosticeren in de praktijk, maar omdat die praktijk wordt gedomineerd door de DSM bevat het boek uitleg van het DSM-systeem, de geschiedenis ervan en de DIGITALE POSTKAART DEN DOLDER veranderingen in DSM-5 ten opzichte van IV. Daarna volgen Kunstenaar Jantine Wijnja verbleef drie maanden in kunste- beschrijvingen van de 22 hoofdcategorieën met casussen. naarsverblijf Het Vijfde Seizoen op de Willem Arntsz Hoeve in Boek en e-boek verkrijgbaar bij Poiesz Uitgevers, Koog aan de Den Dolder. Wekelijks beschrijft ze in een digitale postkaart Zaan, € 29,-/€ 19,99. op www.mgvonline.nl haar ontmoetingen met bewoners. 5 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 SAMENLEVING TRANSITIES: ALLES GOEDKOPER, ALLES ANDERS Tekst: Ad Poppelaars Nooit eerder werden zoveel rijks- en provincietaken in het sociale domein naar gemeenten overgeheveld: jeugdzorg, langdurige zorg en ondersteuning, arbeidsparticipatie en inkomen. Met ingang van 2015 krijgen 403 gemeenten deze verantwoordelijkheden – met fors gekorte budgetten. Een berg wetsvernieuwingen regelt de transities: een nieuwe Jeugdwet, een Participatiewet. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervalt en de langdurige zorg wordt verdeeld en ondergebracht in de Zorgverzekeringswet (Zvw), een nieuwe Wmo 2015 en een Wet langdurige zorg (Wlz).1 6 N SAMENLEVING | TRANSITIES: ALLES GOEDKOPER, ALLES ANDERS I In 2012 sloot het kabinet een Bestuurlijk akkoord toekomst Dit artikel is het eerste uit een reeks waarin MGV een GGZ 2013-2014 met de vertegenwoordigers van zorgaanbie- overzicht geeft van de belangrijkste veranderingen en ders, cliënten en zorgverzekeraars. Met de huisartsenverte- de gevolgen daarvan voor hulpverleners en cliënten in genwoordigers en zorgverzekeraars sloot het een Zorg de ggz. Akkoord/Onderhandelaarsakkoord eerste lijn 2014-2017. 2 Beide akkoorden beschrijven een andere opzet van de curatieve ggz: meer ambulantisering, meer lichtere hulp en INGRIJPENDE VERANDERINGEN meer thuis blijven wonen met familie- en wijkondersteuning. HUISARTS SPIL Het Bestuurlijk Akkoord moet de stijging van de zorgkosten Met ingang van 2014 is het systeem van eerste- en tweede- terugbrengen tot 1,5% groei op jaarbasis. Het Zorg Akkoord lijns-ggz afgeschaft vanwege onnodig zware en dure diagnos- moet zorgen dat huisartsen 20% minder doorverwijzen naar tiek en behandelingen. Er is een driedeling: de huisarts met de ggz. praktijkondersteuner (POH-GGZ), generalistische basisggz (gz-psycholoog e.a.) en specialistische ggz (klinisch (neuro)psycholoog/psychiater e.a.). Zij worden allemaal uit de Zorgverzekeringswet gefinancierd. De huisarts bepaalt of hij patiënten kan behandelen in zijn praktijk, dan wel moet doorverwijzen naar de basis- of specialistische ggz. Elk van deze drie segmenten wordt gefinancierd via een eigen prestatiesystematiek of zorgzwaartepakketten.3 ‘Minder intramuraal, meer ambulant’ is het nieuwe adagium bij de behandeling van psychiatrische cliënten. 4 Wie toch langdurig moet worden opgenomen is het eerste jaar via een diagnosebehandelcombinatie verzekerd in de Zorgverzekeringswet en gaat na een jaar over naar de nieuwe Wlz. De beoogde voordelen zijn: zorg in veel gevallen dichter bij huis en meer op maat geleverd, minder overbehandeling, lagere kosten waardoor het systeem langer houdbaar blijft, en stimulans om te innoveren van zware naar lichte hulp. Voorheen kregen cliënten maximaal vijf consulten bij een eerstelijnspsycholoog vergoed. Nu kan een aanzienlijk deel van de cliënten die eerder in de gespecialiseerde ggz terechtkwamen, worden geholpen in de basis-ggz. De basis-ggz biedt vijf ‘prestaties’, waarvan er vier elk een heel behandeltraject omvatten, van intake tot ontslag. Het kan gaan om een aantal consulten, maar ook om de combinatie van contact en e-health. Voor elke integrale prestatie geldt één maximumtarief. De vijfde prestatie is de transitieprestatie. De maatregelen houden ook risico’s in. Voor cliënten: de kennis en kunde bij huisartsen moet op peil te zijn, het contracteergedrag van de inkopende zorgverzekeraars leidt tot minder vergoedingen, minder therapiekeuzes en mogelijk tot wachtlijsten. - 7 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 Zorgaanbieders gaan onzekere tijden tegemoet. Zij moeten BEGELEIDING EN BESCHERMD WONEN kiezen welke diensten, doelgroepen en fusies zij ambiëren om Beschermd wonen voor cliënten met een begeleidingsindicatie zich te handhaven. Dit zijn ingrijpende processen. De zorgver- (zzp C) wordt vanuit de AWBZ overgedragen naar de Wmo 2015. zekeraars bevragen de hulpverlening kritisch op wat ze De zorg voor cliënten met een behandelindicatie (zzp B) gaat concreet leveren, met welke gezondheidswinst en tegen welke naar de Zvw, met uitzondering van cliënten die langer dan drie kosten. Er is grote druk om goedkoper te werken. Instellingen jaar in de instellingen verblijven. Zij vallen in afwachting van nog investeren extra in marketing- en verkoopfunctionarissen. te ontwikkelen Wlz-toegangscriteria de komende tijd nog onder Om dat mogelijk te maken bezuinigen ze intern op andere de Wlz. Mensen met lichtere zelfstandigheidsproblemen moeten (kwaliteits)functies. zich voortaan door hun familie en vrienden laten helpen. De verwachte voordelen van deze transitie zijn dezelfde als bij JEUGDZORG EN JEUGD-GGZ GEÏNTEGREERD de Jeugdzorg: kwaliteitsverbeteringen (meer samenwerking en Alle jeugdzorg, ook jeugd-ggz, komt onder verantwoordelijk- afstemming tussen instanties, beter maatwerk), kostenbespa- heid van de gemeenten. Cliëntenvertegenwoordigers, de ringen en innovatie door opvangzorgaanbieders. Kinderombudsman en ggz-aanbieders waarschuwen dat de Maar voor cliënten betekent de Wmo 2015 dat zij geen recht op gemeentelijke vrijheden, kennis en kas de beschikbaarheid hulp meer hebben maar afhankelijk worden van de welwillend- van deze specialistische jeugdzorg in gevaar kunnen brengen. heid van de gemeenteraad en de gemeentefinanciën (waarbij Staatssecretaris Van Rijn bestrijdt deze taxatie. geldt: op=op). Cliënten in armlastige of ‘botte’ gemeenten De landelijke en gemeentelijke overheden stellen dat de hebben minder kans op een goed voorzieningenpakket Jeugdwet veel voordelen biedt. Ze voorzien forse kwaliteits- (‘bed-bad-brood’-pensions), meer privacy-risico’s (‘wie en waar verbeteringen door grotere eenduidigheid en samenhang, zijn de mensen die u gratis kunnen helpen?’) en meer kans op beter maatwerk, minder overbehandeling en minder uithuis- verhuisstimulatie (‘bij de buren is het voor u veel beter’). plaatsingen. Ze zijn ervan overtuigd dat hierdoor veel Zorgaanbieders moeten voor hun financiering meedoen met efficiencywinst te behalen is. Het kabinet anticipeert hierop gemeentelijke aanbestedingsprocedures. Er is minder budget met bezuinigingen van €80 miljoen in 2015, oplopend tot en dat leidt tot onrust en ontslagen bij de RIBW’s en andere €300 miljoen in 2017. Als bijvangst verwacht men door de aanbieders van opvang. gemeentelijke marktwerking meer innovatie bij jeugdzorg- De gemeentelijke zorginkoop is kwetsbaar en kan duurder aanbieders. uitpakken als er niet goed samengewerkt wordt met andere Ook hier zijn risico’s. Zo kan een te beperkte of onkundige gemeenten. zorginkoop door de gemeente kwaliteitsproblemen of wachtlijsten opleveren. En bedoeld of niet: er kan ‘uitstootbeleid’ ARBEIDSPARTICIPATIE EN BESCHUT WERK ontstaan, als probleemgezinnen of dure jeugdzorgcliënten Vanaf 2015 treedt een complexe Participatiewet in werking. worden aangemoedigd naar elders te verhuizen waar betere De gemeenten worden verantwoordelijk voor mensen met voorzieningen zijn. Critici wijzen erop dat niet de zorgvragen arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Deze mensen van cliënten maar de keuze van de aanbiedende gemeente zitten nu in de WWB (Wet werk en bijstand), Wsw (de Wet soci- bepaalt welke jeugd(zorg)voorzieningen prioriteit en ruimte ale werkvoorziening) en in de Wajong. De Wajong geldt alleen krijgen (‘sportclubs of jeugdpsychiaters’). nog voor volledige en blijvende arbeidsongeschiktheid en er Jeugdzorgaanbieders moeten meedoen met de gemeentelijke komen herkeuringen. De sociale werkvoorzieningen gaan voor aanbestedingsprocedures. Zeker is dat er minder budget is en nieuwkomers op slot en de gemeenten moeten zelf beschut dat levert nu al onrust op bij jeugdzorgaanbieders. Zij anticipe- werk voor hen gaan regelen. Het kabinet heeft extra geld ren op ontslagen. Onderzoekers wijzen erop dat gemeentelijke uitgetrokken en afspraken gemaakt met werkgevers om vóór variaties in voorzieningen de ontwikkeling van een uniform 2025 125.000 garantiebanen te creëren voor mensen met kwaliteitskader belemmeren en daardoor effectiviteitsonder- beperkingen. Werkgevers krijgen daarvoor zo nodig loon- zoek bemoeilijken. kostensubsidie (gemeente vult aan tot het minimumloon). De verwachte voordelen zijn dat gemeenten en gedeeltelijk 8 SAMENLEVING | TRANSITIES: ALLES GOEDKOPER, ALLES ANDERS gemeenten hopen op een “ De‘zachte landing’ van de overnames van taken ” arbeidsongeschikten geprikkeld worden de lokale participatie- accenten te bepalen. Voor de Wmo 2015 gaan er, voor zover nu mogelijkheden beter te benutten. Er zijn echter ook nadelen: bekend, 43 gemeentelijke samenwerkingsverbanden komen, minder uitkeringsmogelijkheden, (zeer) negatieve inkomensge- voor de Jeugdzorg 41 en voor de Participatiewet 35.5 Nederland volgen voor arbeidsgehandicapten inwonend bij ouders of wordt regioland. De samenwerking is politiek en ambtelijk werkende partner, concurrentie tussen subgroepen om schaarse mensenwerk, vol met competentiekwesties en daardoor garantiebanen, een verplichting om te verhuizen naar plaatsen kwetsbaar. waar wel passend werk voorhanden is en afname van het aantal De hamvraag is het budget. Is dat toereikend in de praktijk? sociale werkvoorzieningen, waardoor de belasting voor mantel- De gemeenten dragen het financieel risico maar hebben slechts zorgers toeneemt. beperkte mogelijkheden om meer inkomsten te genereren Voor veel werkgevers blijven mensen met ernstige psychische (belastingen). Wat gaan ze met eventuele tekorten doen en beperkingen onaantrekkelijk als werknemers. Daar moet een hoe pakt dat uit voor cliënten en zorgaanbieders? landelijke anti-stigmatiseringscampagne verandering in brengen. Alle veranderingen werken op elkaar in. De gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren en woningcorporaties vormen SUCCESFACTOREN lokale ketens die goed moeten samenwerken. ‘Afwentelgedrag’ Onder de huisartsen, praktijkondersteuners-ggz, psychologen en was in het verleden een probleem en kan opnieuw funest psychiaters bestaat nog veel onduidelijkheid, voornamelijk over worden. 6 wie wat moet gaan doen en of het zal lukken om 20% minder naar de ggz te verwijzen. ALS DAT MAAR GOED GAAT Vier factoren zullen het welslagen van de decentralisaties Om deze redenen bekritiseren de cliëntenorganisaties bepalen: is er genoeg tijd om ze in te voeren, zijn de gemeen- Landelijk Platform GGZ, Ieder(in) en de brancheorganisaties ten geschikt voor de nieuwe taken, komt er voldoende geld van zorgaanbieders GGZ Nederland, RIBW Alliantie, NIP, beschikbaar en slagen de benodigde samenhang en keten- CEDRIS, Jeugdzorg Nederland alle plannen. Paul van Rooij, aanpak? Vanwege de onduidelijkheden is het de vraag of de directeur van GGZ Nederland, geeft desgevraagd aan het geplande invoerdatum haalbaar is. Staatssecretaris Van Rijn meest bezorgd te zijn over onvoldoende samenhang tussen streeft ernaar voor de zomer duidelijkheid te geven. alle wijzigingen. Ook waarschuwt hij dat de gemeenten en Hoe de gemeenten hun nieuwe taken gaan organiseren is zorgverzekeraars bergen informatieformulieren en regels over onbekend maar de eerste aanbestedingsadvertenties verschijnen de zorgaanbieders uitstorten, waardoor die veel tijd en geld voor al in de kranten. De verwachting is dat 2015 een overgangsjaar hulpverlenen kwijtraken. Toch voorziet hij dat alle zorgaanbieders wordt waarbij de meeste zorgaanbieders een overgangscontract er het beste van zullen maken. zullen krijgen. Marjan ter Avest, directeur van het Landelijk Platform GGZ, Zorginkoop en -organisatie vragen om deskundigheid en schaal- liet weten vooral het gebrek aan kennis bij gemeenten over de grootte. Daarom is besloten dat de gemeenten in regionale jeugd-ggz te vrezen. Zij hoopt op oordeelvrije en klantvriendelij- samenwerkingsverbanden de takenpakketten opzetten en ke gemeenteloketten voor ggz-cliënten. Daar is volgens haar wel inrichten. Elke gemeente behoudt de vrijheid om eigen beleids- een cultuuromslag voor nodig. 9 - MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 De zorgen van de gemeenten zelf richten zich vooral op het Voor het toezicht op de uitvoering krijgt elke afzonderlijke verkrijgen van voldoende geld, vrijheid en tijd voor de overname: gemeente een toezichthouder. Deze ambtenaar kan zo nodig de de zogeheten ‘zachte landing’. hulp inroepen van de Inspectie Gezondheidszorg. De kwaliteit Tweede Kamerlid Gerard Schouw (D66) vroeg zich vorig jaar af en effectiviteit van deze waakhond zullen moeten blijken. of deze operatie niet spelen met vuur was. Hij diende een motie Voorts beschikt VWS over een ‘interventieladder interbestuurlijk in om de uitvoeringsrisico’s onafhankelijk en deskundig te laten toezicht’ waarmee ze bij signalen van disfunctioneren kan onderzoeken. Ronald Plasterk, coördinerend minister, gaf zich na ingrijpen in gemeenten. In de praktijk onderzoekt VWS niet aanvankelijke bezwaren gewonnen en verstrekte het Centraal actief of gemeenten zich aan de regels houden. Dat toezicht ligt Plan Bureau (CPB) de opdracht om de gevolgen van de decentra- primair bij de gemeenteraden, vindt staatssecretaris Van Rijn. lisaties te onderzoeken. Burgers dienen hun lokale politici eens in de vier jaar te belonen In september 2013 verscheen het eerste rapport. Het CPB of te straffen voor hun zorg- en participatiebeleid, is de opvat- constateerde dat er maar weinig empirisch onderzoek bestaat ting van VWS. Ggz-cliënten behoren echter tot de maatschappe- naar de praktijkeffecten van bestuurlijke decentralisaties. Zowel lijke minderheden die weinig politiek gewicht bij verkiezingen de mogelijke kansen als de risico’s waren in het CPB-onderzoek hebben. Voor de overgangsperiode beloofden de ministeries van veelal van dezelfde orde (‘contramal’). Kamerlid Schouw was VWS en SZW specifieke monitors voor de specialistische ggz, de teleurgesteld en bestempelde het eerste onderzoek als nietszeg- jeugd-ggz en de Participatiewet. gend. Het tweede CPB-rapport verschijnt medio 2014. De minister van Binnenlandse Zaken is systeemverantwoordelijk. Zeker is dat de verscheidenheid in en de kwaliteit van de ‘Het Rijk blijft na de decentralisaties verantwoordelijk voor de voorzieningen gaan verschillen. In de ene gemeente zullen werking van het stelsel. Hiertoe zal het Rijk met gemeenten cliënten beter af zijn dan in de andere. Regio’s waar veel mensen afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte met beperkingen wonen, krijgen het zwaar. Aan rechtszekere resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het zorg is grotendeels een einde gekomen. De Wlz wordt de enige brede sociaal domein (en dus niet per onderdeel) door te meten zorgwet met rechtszekerheden, voor een schaarsere groep en te benchmarken,’ schreef Plasterk op 19 februari 2013 aan de cliënten. Tweede Kamer. Het is aan de Kamerleden en cliëntenvertegenwoordigers om nauwlettend op de kwaliteit van deze monitoring VERANTWOORDELIJKHEID EN MONITORING toe te zien. Kamerlid Ronald van Raak (SP) voorspelde op 30 En wat als de vernieuwingen in de praktijk niet goed uitpakken? oktober 2013 in de Kamercommissie Binnenlandse Zaken de Zijn dan specifieke gemeenten het probleem of disfunctioneert komst van een enquêtecommissie decentralisaties. Hopelijk het decentralisatieprincipe in te veel gemeenten? Wanneer is er krijgt hij ongelijk. sprake van een ‘systeemfalen’? NOTEN 1 Ook komen er nieuwe wetten voor de forensische zorg en de verplichte geestelijke gezondheidszorg die wel gevolgen voor de gemeenten hebben, maar niet binnen de transities vallen. 3 Gedetailleerde informatie hierover staat op de website van de Nederlandse Zorg Autoriteit, www.nza.nl. 5 www.vng.nl/onderwerpenindex/ decentralisaties-sociaal-domein/decentralisatie-jeugdzorg/nieuws/ gemeenten-op-weg-naar-transitie-jeugdzorg-stand-van-zaken. 2 Het Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ staat op www.rijksoverheid.nl. Het Zorgakkoord/Onderhandelaarsakkoord eerste lijn staat op www.lvg.org. 4 Dat geldt ook voor cliënten die onder de nieuwe wetten Wet forensische zorg en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg komen te vallen. Zij moeten in toekomst vaker in de reguliere ggz behandeld worden. 6 Zie hiervoor onder meer CPB-rapport ‘Decentralisaties in het sociaal domein’ op www.cpb.nl. 10 COLUMN | FLIP TABELING COLUMN EEN MOEILIJKE GESCHIEDENIS FLIP TABELING (Amsterdam 1953) Er was een tijd waarin een psychiatrisch onderzoek niet compleet was is sinds 1 april werkzaam als psychiater zonder een uitgebreide biografische anamnese: het verhaal achter de van de gesloten opname bij GGZ-Delfland. Tevens is hij waarnemend geneesheerdirecteur. Zijn belangstelling gaat uit naar patiënt. In de huidige jacht op productiecijfers is de biografie niet veel meer dan een kopje in het EPD waarin alleen de huidige woonsituatie het opleiden van assistenten en coassis- vermeld staat. Het schrijven van een uitgebreide ontslagbrief wordt tenten. Hij is een kritisch volger van de ontmoedigd omdat de huisarts ‘die toch niet leest’. ontwikkelingen in de psychiatrie. De huidige generatie arts-assistenten testen is een MMSE een prettig houvast, verplicht onderdeel op de middelbare en coassistenten leest niet; ik vraag maar antwoord op de vraag naar de school en zo kan het dat de enige histo- bij elke sollicitatieronde welk boek op naam van de huidige monarch is open rische kennis die studenten hebben via dit moment gelezen wordt en dat is voor discussie. Als iemand Beatrix zegt, de film en youtube eigengemaakt is. meestal de Marco Polo-reisgids van het ben ik geneigd nog even door te vragen Tijdens een patiëntenbespreking ging volgende te bezoeken land. Want als er omdat nog niet iedereen de Koning het over een mevrouw van een jaar of een hobby is die assistenten gemeen op het netvlies heeft. Interessanter is zestig; haar moeder, zo had ze verteld, hebben is het reizen naar verre oor- natuurlijk om verder te vragen. Als ik was 'behandeld' door dokter Mengele. den, foto's maken en die op facebook vraag aan een oudere patiënt of deze De moeder had er verder nooit over zetten om vervolgens aangemoedigd te zich koningin Wilhelmina nog kan gesproken maar haar dochter, onze worden te genieten. Maar niet van een herinneren, knikt deze meestal terwijl patiënt, had een en ander opgezocht en boek. de assistent inmiddels is afgehaakt. was zo op het spoor gekomen van wat Soms moedig ik de assistent aan naar die behandeling inhield. Daarmee waren Oudere patiënten hebben veel te ver- historische gebeurtenissen te vragen, haar slaapklachten, somberheid en tellen, maar dan moet je er wel naar zoals de Tweede Wereldoorlog of Korea. piekeren begonnen. vragen. Het lukt de assistent meestal 'Zijn dat niet die oorlogen met John Ik vroeg de behandelend assistent of hij wel het gezin van herkomst te ontfut- Wayne en Tom Hanks' was het antwoord. dokter Mengele kende. Nee, die collega selen '...patiënt was vijfde in een rij van Studenten kunnen niet rekenen en kende hij niet. Werkt hij hier? elf kinderen...' maar hij vergeet dan bij- maken ernstige taalfouten. Wiskunde is Ik pleit voor het verplicht stellen van het voorbeeld te vragen hoe de verhouding daarom nu voor iedereen verplicht, net vak Vaderlandse Geschiedenis op de meisjes-jongens was en waar het gezin als een rekentoets op de middelbare middelbare school en tijdens de oplei- woonde. Om de cognitieve functies te school. Maar geschiedenis is geen ding tot psychiater. 11 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 ‘CANNABIS WORDT GELEGALISEERD’ BELEID ‘Cannabis wordt gelegaliseerd bij het volgende kabinet’, verwacht de Utrechtse wethouder volksgezondheid Victor Everhardt (D66). ‘Maar het kan eerder.’ Everhardt is een van de initiatiefnemers van het manifest Joint Regulation (ook wel wietmanifest genoemd), het pleidooi van burgemeesters en wethouders van vierenvijftig gemeenten om de teelt te reguleren. Op 12 mei neemt hij in De Balie in Amsterdam deel aan een debat van internationale deskundigen over Europees cannabisbeleid. Door: Sonja van ’t Hof WAAROM IS DIT DEBAT BELANGRIJK? ‘Je kunt eindeloos blijven discussiëren over de vraag of legalisering wel of niet is toegestaan, maar het is een gepasseerd station nu Uruguay en de Amerikaanse staten Colorado en Washington hebben gelegaliseerd. Het VN-verdrag uit 1961 dat het verbiedt, stoelt op het argument dat cannabis gevaarlijk is voor de volksgezondheid. Dan moet een legaliseringssysteem bescherming bieden. Daarover pas gaan nadenken op DEBAT EUROPEES CANNABISBELEID Maandag 12 mei 19.30 uur in De Balie, Amsterdam Toegang: € 9,-, student € 7,50. Voertaal Engels. Georganiseerd door het Trimbos-instituut, dat tijdens het debat het rapport Cannabis – from prohibition to regulation presenteert. 12 het moment we in Nederland tot legalisering besluiten is te laat. Laten we de tijd ervoor benutten om te bedenken hoe we het willen doen. Je kunt het nieuwe systeem reguleren of gedogen noemen, maar voor de “man in de straat” is het helder: teelt wordt toegestaan, dus legaal. De discussie zal vervolgens gaan over de voorwaarden waaronder het nieuwe kabinet dit zal toestaan.’ BELEID | 'CANNABIS WORDT GELEGALISEERD' MAAR MINISTER OPSTELTEN BLIJFT ZICH VERZETTEN. gebruik toenemen als je de teelt gaat reguleren? Aan de ‘Hij heeft onderzoek laten doen door de Radboud Universiteit Bovendien wil ik gebruik helemaal niet aanmoedigen. Ik vind: en daaruit blijkt dat het niet mag.1 Maar er bestaan verschillen- gebruik het niet. Zeker niet als je nog niet volwassen bent en de opvattingen en volgens een is zelfs het huidige gedoogbe- ook niet als je geen gezondheidsrisico wil lopen. We moeten leid strijdig met het VN-verdrag. Feit is: als je wil legaliseren, bekijken hoe verkooppunten toch een drempel behouden, ze dan kan het. De landen die het doen zijn allemaal keurig lid mogen geen reclame maken. Het “niet mogen afficheren”, van de Verenigde Naties. Het eerste Paarse kabinet had zoals dat heet, is bijvoorbeeld een groot goed.’ gebruiks- en verkoopkant verandert namelijk niets. trouwens in de jaren negentig al plannen klaarliggen, onthulde Vrij Nederland onlangs. 2 De Franse president Chirac greep in en de plannen verdwenen in de prullenbak.’ U BENT VOORSTANDER VAN CANNABISCLUBS, ZOALS ZE IN BELGIË EN SPANJE BESTAAN? ALS HET OM DE VOLKSGEZONDHEID GAAT, WAAROM HOREN WE DE MINISTER VAN VWS DAN NOOIT? ‘Dat is een van de mogelijkheden om de gebruiker meer ‘Een goede vraag. De discussie in Nederland gaat over iets worden geteeld. Maar uit onderzoek onder Utrechtse gebrui- anders, dat zie je ook bij het manifest. Daarin is bescherming kers blijkt dat bijna 60% geen lid wil worden. Ze zijn tevreden van de volksgezondheid door mij als kernargument opgeno- over de coffeeshops. Er blijft dus een ander circuit over. Ik vind men, maar de burgemeesters die het manifest hebben teelt geen taak voor de overheid, maar ik vind wel dat er ondertekend, gebruiken argumenten van overlast en veilig- goede, transparante controle moet zijn en dat kan alleen heid: zoals de kosten van politie-inzet en het gevaar van door een onafhankelijke instantie. Er bestaan twee bruikbare illegaal energie aftappen. Dit is terecht, gezien hun verant- modellen: die van het toezicht op de productie van medicijnen woordelijkheid. Maar het verbod moet allereerst worden en op voedsel en waren. Ik zou serieus willen bekijken of ze beoordeeld op of het een constructieve bijdrage levert aan de toepasbaar zijn op cannabis. bescherming van de volksgezondheid. Sterker nog: de Opium- Niemand zit te wachten op een explosie van gebruik. Hoe wet valt onder VWS! Dat geluid is de afgelopen tien jaar doen ze het in Uruguay en Amerika, wat voor effect heeft dat verdwenen.’ op het gebruik? Laten we het zorgvuldig voorbereiden en een controle te geven over de kwaliteit van het eindproduct. Je bent in zo’n club eigenaar van planten en weet hoe ze aantal experimenten aangaan, kijken wat wel of niet werkt. VEEL MENSEN VREZEN DAT LEGALISERING LEIDT TOT EEN TOENAME VAN GEBRUIK EN VERSLAVING. IS DAT TERECHT? We zijn in Nederland altijd goed geweest in dingen met zorg ‘Dat zijn geen terechte angsten, maar wel terecht gestelde die in praktijk houdbaar zijn. Legaliseren is geen geringe stap, vragen. Onze coffeeshops hebben niet geleid tot sterke maar we zullen niet meer de eerste zijn.’ en beleid introduceren. Je moet tegenkracht organiseren: kom maar op met de kritiek! Wij moeten met antwoorden komen toename van gebruik vergeleken met landen zonder coffeeshops. Ook niet tot sterke daling. Maar waarom zou het NOTEN 1 Kempen PHP van, Fedorova MI. 2 Lensink H, Derkzen S. Internationaal recht en cannabis; Een beoordeling op basis van VN-drugsverdragen en EU- Internationaal is reguleren van wiet geen probleem. drugsregelgeving van gemeentelijke en buitenlandse opvattingen pro regulering van cannabisteelt. Vrij Nederland 19 december 2013. WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2014. 13 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 DEBAT DE TOEKOMST VAN DE PSYCHOTHERAPEUT ARNOUD VAN BUUREN, voorzitter Nederlandse Vereniging Voor Vrijgevestigde Psychotherapeuten en Psychologen, NVVP: ‘Graste en Van Lankveld geven een belangrijke voorzet voor het oplossen van een nijpende kwestie (…) Doorslaggevend (GRASTE EN VAN LANKVELD, MGV NOVEMBER 2013) argument is wat mij betreft de internationale verankering van de psychotherapeut VOLLEDIGE COMMENTAREN OP MGVONLINE.NL. Vereniging voor Psychiatrie, NVvP: ‘Het is cruciaal voor de ggz dat psychotherapie als beroep en dus niet als een vaardigheid van de discipline psycholoog of psychiater.’ KEES KOOIMAN & ARIETTE VAN REEKUM, Afdeling Psychotherapie Nederlandse als behandelmethode gewaarborgd wordt. Dat is volgens ons echter niet hetzelfde als het behoud van het beroep van psychotherapeut. Het zou juist voor de hand liggen om dit moment aan te grijpen om tot vereenvoudiging van de beroepenstructuur en opleiding over te gaan.’ MARC VERBRAAK & PETER VAN DRUNEN, Vereniging voor de Gezondheidspsychologie en haar specialismen, NVGzP: ‘Vrijwel iedereen is het erover eens dat het naast elkaar bestaan van aan de ene kant de gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog) en haar specialismen en aan de andere kant de psychotherapeut als afzonderlijke beroepen een historische weeffout is in de Wet BIG.’ SJOERD COLIJN, E.A., hoofdopleiders psychotherapie: ‘Het grote probleem is de timing: een beginnende discussie over dit langetermijntraject rijdt de grote kwestie van dit moment volkomen in de wielen: de discussie over de psychotherapeut als hoofdbehandelaar.’ VERPLEEGKUNDIGEN OPLEIDEN VOOR DE GGZ (KOEKKOEK E.A., MGV NOVEMBER 2013) VOLLEDIGE COMMENTAREN OP OP MGVONLINE.NL. GERARD LOHUIS, docent, SPV, Lentis en Hanzehogeschool: ‘Uit de opsomming van Koekkoek e.a. blijkt dat de verpleegkundige beroepsgroep erin is geslaagd om zich een stevige identiteit aan te meten en de minderwaardigheidsgevoelens van zich af te schudden. Om vervolgens met zichzelf aan de haal te gaan door een op hol geslagen differentiatie.’ AMAR VOOGT, verpleegkundig specialist GGZ: ‘Dat vanuit historische ontwikkelingen de SPV (…) zich met name op het gebied van sociale psychiatrie bekwaamd heeft, is een gegeven, maar voor de toekomst niet houdbaar en voorbehouden aan deze beroepsgroep alleen.’ BERNO VAN MEIJEL, lector GGZ-verpleegkunde Hogeschool Inholland/Parnassia Groep: ‘Ik zou voor het HBO voorstander zijn van een éénjarig algemeen propedeusejaar, gevolgd door een driejarige bachelorfase met differentiatie ggz, agz of mgz (…).’ LEONOOR HERMANIDES-WILLENBORG E.A., opleiders bij Arkin: ‘De uitvoering van de verpleegkundige taken in Nederland rust voor meer dan 72% op MBO-verpleegkundigen versus 28% HBO-verpleegkundigen. (…) Voor efficiëntere inhoud én kosten is een scherpere taakafbakening tussen de SPV, de (ambulant) verpleegkundige, de VS-GGZ en de agogische medewerkers vereist.’ 1414 MGV-KENNIS | KENNIS 24 PAGINA’S DIE JE NIET MAG MISSEN 16 INNOVATIE Otto Dellemann ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ 24 ONDERZOEK Sascha Kwakernaak en anderen HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN 33 ONDERZOEK Stasja Draisma en anderen ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK NU OP MGVONLINE.NL Alle artikelen uit het magazine en het kenniskatern zijn online te lezen voor abonnees. Extra: columns, lopende zaken en debat over opleidingen voor verpleegkundigen in de ggz en over het beroep psychotherapeut. Ook verscheen online een reactie van Moniek Thunnissen op het artikel van Alie Weerman over slachtofferschap van familielieden van verslaafden (MGv 2013: 4; 167-173). Ook is het MGV-archief online te raadplegen. 15 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ* Door: Otto Dellemann * Dit artikel is een bewerking van het hoofdstuk ‘Positieve Geestelijke Gezondheidszorg’ in Bohlmeijer E, Bolier L e.a. De ggz doet er goed aan om naast klachtgericht ook ‘krachtgericht’ te behandelen. Principes uit de positieve psychologie en het hersteldenken Handboek positieve psychologie. Theorie, onderzoek, toepassingen. Amsterdam: Boom; 2013. kunnen hierbij helpen. Om te voldoen aan de opdracht om te bezuinigen zoekt de ggz de oplossing onder andere in differentiatie en standaardisering van de behandeling: meer patiënten behandelen binnen een generalistisch aanbod en elke groep wordt behandeld volgens een vooraf uitgeschreven, klachtgericht protocol. De focus komt hiermee te liggen op ‘confectie’, een standaardaanpak voor alle patiënten met een bepaalde aandoening. Een voordeel van deze aanpak is dat ze overzicht en meer controlemogelijkheden biedt voor de zorgverzekeraars en de overheid. Hulpverleners zijn er niet op voorhand van overtuigd dat behandelen hiermee ook automatisch effectiever en kwalitatief beter wordt. Ook ggz-instellingen maken zich zorgen over de tekortkomingen en ‘bijwerkingen’ van een dergelijke benadering. GGNet, een ggz-instelling in Gelderland, koos in mei 2013 daarom voor ‘positieve psychiatrie’ als haar nieuwe visie. ‘Positieve psychiatrie’ neemt het bevorderen van welbevinden als algemene noemer, in plaats van het verminderen van klachten of het wegnemen van ziekte. Positieve psychiatrie staat voor een op de individuele patiënt toegesneden, ‘gepersonaliseerde’ behandeling, waarbij een focus op klachten en problemen gecompleteerd wordt met een focus op eigen kracht en mogelijkheden, met aandacht voor de wisselwerking met de persoonlijke woon-/werkomgeving. De patiënt wordt maximaal bij de behandeling betrokken en waar mogelijk wordt de computer als hulpmiddel ingezet. 16 INNOVATIE | ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ Uit de klinische praktijk en uit onderzoek van de afgelopen decennia zijn er aanwijzingen dat het zin heeft om het bevorderen van welbevinden als algemene noemer te nemen, te focussen op krachten naast klachten, en de patiënt te betrekken bij de behandeling. Dit mondde uit in drie bronnen van kennis waaruit de ‘positieve psychiatrie’ kan putten: de positieve psychologie, het hersteldenken en de kennis van aspecifieke factoren. Ik licht eerst deze drie bronnen verder toe. Daarna laat ik zien hoe belangrijk het is om een klachtgerichte benadering te combineren met een krachtgerichte benadering, en hoe de netwerkbenadering als conceptueel frame hierbij behulpzaam kan zijn. Vervolgens geef ik een korte schets van hoe diagnostiek, behandeling en evaluatie van de behandeling vanuit deze visie eruit kunnen zien. WELBEVINDEN BEVORDEREN: DRIE KENNISBRONNEN POSITIEVE PSYCHOLOGIE Onder de noemer positieve psychologie worden volgens Westerhof & Bohlmeijer1 positieve ervaringen, karaktertrekken, relaties en instituties bestudeerd, om een goed leven mogelijk te maken. Positieve psychologie is de wetenschap van welbevinden en optimaal functioneren.2 Volgens Seligman, die positieve psychologie samen met Csikszentmihalyi als wetenschappelijke discipline op de kaart heeft gezet, zijn er verschillende types van een goed leven. Hij onderscheidt een plezierig, betrokken en zinvol leven. Welbevinden staat centraal, termen als ‘flourishing’ en ‘flow’ worden hierbij gehanteerd. Een goed leven gaat dus niet altijd samen met zich prettig voelen; zo wordt flow niet gedefinieerd door gevoelens maar door het opgaan in activiteiten, waardoor gevoelens en gedachten tijdelijk geblokkeerd zijn.3 Positieve psychologie heeft het afgelopen decennium academisch sterk aan de weg getimmerd: er zijn in tien jaar tijd meer dan tweeduizend wetenschappelijke publicaties verschenen die expliciet het begrip positieve psychologie gebruiken. Het doel van positieve psychologie was en is expliciet om tegenwicht te bieden aan de preoccupaties van klinische psychologie met pathologie, beschadiging en zwakte. De meeste studies op het terrein van de positieve psychologie betroffen mensen zonder psychiatrische 1 Westerhof GJ, Bohlmeijer ET. Psychologie van de levenskunst. Amsterdam: Boom; 2011 stoornissen of met stoornissen van milde tot matige ernst. In het domein van de ggz is positieve 2 psychologie als eerste geland in de eerste lijn maar maakt het een opmars naar de tweede en Bohlmeijer E, Bolier L, et al. derde lijn, omdat de voordelen van een dergelijk focus voor mensen met ernstige aandoeningen Handboek positieve psychologie. wel eens groter zouden kunnen zijn dan voor gezonde mensen. Theorie, onderzoek, toepassingen. Amsterdam: Boom; 2013. Een belangrijk focus van de positieve psychologie om een goed leven te bewerkstelligen is het bevorderen van geestelijke veerkracht. Veerkracht komt tot uiting in het vermogen om flexibel te zijn en positieve adaptatie te ervaren, zelfs als de levensomstandigheden belast zijn met stressoren, psychiatrische klachten of handicaps. 3 Slade BMC. Mental illness and well-being: the central importance of positive psychology and recovery approaches. Health Services Research 2010: 10; 26. HERSTELDENKEN 4 De herstelbeweging heeft het karakter van een emancipatiebeweging, ontstaan in de jaren Boevink W, Plooy A. negentig van de vorige eeuw doordat individuele patiënten verhalen opschreven over de manier Herstel, empowerment en ervaringsdes- waarop hun herstel verliep.3 Boevink verbindt herstel daarom met concepten als ‘empowerment’ en ervaringsdeskundigheid.4 Volgens de wijd geciteerde definitie van Anthony gaat het 17 kundigheid van mensen met psychische aandoeningen. Amsterdam: SWP; 2006. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 bij persoonlijk herstel om ‘een zeer persoonlijk en uniek proces waarin iemands opvattingen, waarden, gevoelens, doelen en rollen veranderen. Het leidt tot een leven met meer voldoening, waarin hoop een plaats heeft en men kan geven en nemen ondanks de beperkingen die veroorzaakt worden door de aandoening. Herstel heeft te maken met het ontstaan van een nieuwe betekenis en zin in het leven, terwijl men over de rampzalige gevolgen van een psychiatrische aandoening heen groeit’.5 Hoewel herstel voor Anthony primair een innerlijk proces is waarbij de persoonlijke zingeving centraal staat, moet dit proces eveneens in de buitenwereld tot uiting komen en uitmonden in een zinvolle vervulling van maatschappelijke rollen.5 Persoonlijk herstel houdt verbetering van geestelijke gezondheid in, ondanks de aanwezigheid van een psychiatrische aandoening. Het betreft het verbeteren van welbevinden van de patiënt, meer dan het behandelen van ziekte.3 Hulp bij herstel gaat over iemand helpen een volledig en betekenisvol leven te vinden, alles wat daarbij in de weg staat dient aangepakt te worden − inclusief psychiatrische symptomen. Werken met herstelprogramma’s vereist een mentaliteitsverandering van hulpverleners. Hun rol is niet langer die van regelaar en planner, maar die van ‘bondgenoot, partner, ondersteuner en vangnet in crisissituaties’.6 De patiënt moet daarbij bij iedere sessie de mogelijkheid geboden krijgen om directe feedback te geven over het beloop van de behandeling. Een benadering vanuit het herstelperspectief is vooral ingeburgerd aan de ‘achterdeur’ van de ggz, bij de behandeling van patiënten met langdurige en hardnekkige psychiatrische klachten. Hersteldenken heeft echter net zo goed relevantie voor behandeling in de tweede en eerste lijn. Behalve in extreme situaties van crisis, acute psychose of ernstige gedragsontregeling, hoort aandacht voor herstel volgens Van Tilburg thuis in de behandeling van alle patiënten en niet alleen in de behandeling van patiënten met chronische problematiek.6 5 Anthony WA. Recovery from mental illness: the guid- KENNIS VAN ASPECIFIEKE FACTOREN ing vision of the mental health system Al sinds decennia stellen behandelaren zich de vraag hoe de door hen gegeven psychotherapieën in the 1990s. Innovations and Research 1993: 2; 17-24. nu precies werkzaam zijn. Wat is hierbij de bijdrage van specifieke factoren? Welke aspecifieke factoren spelen een rol? Volgens Frank en Frank is psychotherapie vooral effectief doordat de 6 patiënt een emotioneel geladen en vertrouwenwekkende relatie heeft met iemand die erkend Tilburg W van. wordt als genezer.7 Er is een speciaal vormgegeven genezende omgeving die een geloofwaardige Het hart van de psychiatrie. Afscheidscollege. Vrije Universiteit, Amsterdam; 2007. 7 Frank JD, Frank JB. verklaring voor de symptomen biedt en er is een procedure om ze op te lossen. Van Tilburg haalt onderzoek aan naar de verbetering gedurende een psychotherapeutische behandeling waaruit blijkt dat 40% wordt verklaard door externe factoren, zoals bepaalde kenmerken van de persoon en sociale steun die hij of zij heeft. Aspecifieke factoren verklaren 45% Persuasion and healing. en slechts 15% van het herstel komt op rekening van specifieke therapeutische technieken.6 Baltimore: Johns Hopkins University Press; Bij aspecifieke factoren gaat het om placebo-effecten, een duidelijk verklarend kader, de werkre- 1991. latie en over de patiënt actief aanspreken. Placebo-effecten zijn gebaseerd op conditionering en 8 (onbewuste) verwachtingen. Verwachting kan berusten op de eigen ervaring die iemand heeft Dellemann ORJ, Bohlmeijer ET, met ziekte en behandeling, maar ook op individuele voorstellingen en beelden die iemand zich Westerhof GJ. hierover heeft gevormd. Een goede werkrelatie is van groot belang, kan gezien worden als een mid- Zorgpaden en e-health- kansen voor del om iets te bereiken, als mechanisme om vertrouwen te laten groeien, verlangens en aspiraties creatieve zorgvernieuwing. Maandblad Geestelijke volksgezondheid te identificeren en talenten en krachten te herkennen. Bij het de patiënt actief aanspreken gaat 2012: 7; 380-386. het erover hem of haar een belangrijke rol te geven als medevormgever van de behandeling.8 18 INNOVATIE | ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ Deze aspecifieke effecten spelen niet alleen een rol in de psychotherapie maar in alle vormen van behandeling in de ggz. Aspecifieke effecten kunnen op vele manieren versterkt worden, en het ligt voor de hand om in deze tijd van ggz 2.0 gebruik te maken van ICT.9 Het inzetten van de computer betekent dat zaken die van belang zijn expliciet gemaakt moeten worden; verder kan de computer helpen om datgene wat van belang is overzichtelijk bij elkaar te zetten in het voor patiënten toegankelijk gedeelte van het elektronisch patiëntendossier (epd). De computer is daarnaast een prima hulpmiddel om patiënten actief bij hun behandeling te betrekken. MEER WELBEVINDEN KAN VOORSPELLEND ZIJN VOOR MINDER PSYCHOPATHOLOGIE VERHOUDING KLACHTGERICHT EN KRACHTGERICHT Hoe verhoudt zich nu een klachtgerichte aanpak tot een krachtgerichte? Behandelaren in de psychiatrie hebben doorgaans verstand van het behandelen van ziekte maar zijn minder goed of niet thuis in het promoten van welbevinden. Bovendien zien ze het belang van dit laatste niet altijd in. Waarom is dat een probleem? Uit onderzoek blijkt dat je geestelijk gezond voelen, beschikken over een grote mate van welbevinden, een ander domein is dan geen last hebben van psychiatrische klachten; zij het dat de domeinen wel enige samenhang vertonen.1,3,10 Zo zijn er mensen met uitgesproken psychiatrische klachten die een redelijk mate van welbevinden ervaren. Hiermee wordt duidelijk dat wanneer we in de ggz streven naar het bewerkstelligen van geestelijke gezondheid, het niet volstaat om te werken aan het wegnemen van psychiatrische 9 klachten. Er moet tevens aandacht gegeven worden aan het bevorderen van emotioneel, Dellemann ORJ. psychologisch en sociaal welbevinden. In de relatie tussen beide domeinen blijken positieve GGZ 2.0. MGV 2014 geaccepteerd. veranderingen in geestelijke gezondheid in de loop van de tijd ‘voorspellend voor de mate van psychopathologie op een later moment’.10 Meer welbevinden kan dus voorspellend zijn voor 10 minder psychopathologie. Het bevorderen van geestelijke gezondheid heeft daarmee gunstige Lamers SMA. invloed op het beloop van psychiatrische stoornissen. Dit vormt een extra reden om dit als focus in de behandeling in de ggz mee te nemen, en te kiezen voor een integrale benadering Positive mental health. Measurement, relevance and implications. Enschede: University Press; 2012. van het bevorderen van geestelijke gezondheid.11,12 Een klachtgerichte aanpak dient ingebed te zijn in een krachtgerichte, met als algemene noemer het vergroten van welbevinden. De aanname van patiënten en hulpverleners dat klach- 11 Dellemann ORJ. Naar een integrale psychiatrie. De psy- ten eerst over dienen te zijn voordat een patiënt de draad van het leven weer kan oppakken is chiater als specialist van gemankeerde riskant. Als je ondanks de klachten kijkt naar datgene wat je eigen leven zin geeft, wordt het zingeving en de patiënt als vormgever negatieve minder belangrijk omdat het relatief minder gewicht krijgt. Soms verdwijnt het hiermee daadwerkelijk naar de achtergrond. Daarnaast is het een gegeven in de psychiatrie van het herstelproces. Academisch Proefschrift Universiteit Utrecht; 2008. dat klachten hardnekkig zijn of weer kunnen terugkeren. Een puur klachtgerichte focus voedt de illusie dat een leven zonder klachten de norm is en tot de mogelijkheden behoort. Tenslotte maakt een focus op het negatieve de patiënt in de interactie met de hulpverlener gemakkelijk passief; het heil moet komen van de ander, de eigen bijdrage verdwijnt uit het beeld. 19 12 Huber M, et al. How should we define health? British Medical Journal 2011: 343; d4163. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 NETWERKBENADERING ALS FRAME Hoe kunnen we ruimte maken voor een individuele, op de persoon toegesneden benadering, met niet alleen aandacht voor klachten en problemen maar met een focus op welbevinden en kracht? Hier kan de netwerkbenadering ons goede diensten bewijzen. In de hulpverlening wordt onder netwerk doorgaans de kring van mensen om de patiënt heen bedoeld, maar in dit betoog hanteer ik dit begrip in een andere betekenis. De netwerkbenadering, zoals conceptueel uitgewerkt door onder anderen Cramer13 en praktisch vertaald door Wichers14 en Van Os e.a.15 kijkt anders tegen ziekte aan. Symptomen worden niet elk voor zich veroorzaakt door een oorzakelijke factor ergens in iemands binnenste. Ze zijn aan elkaar gerelateerd, vormen samen een netwerk. Ieder symptoom is een knoop in dit netwerk en onderling zijn ze met elkaar verbonden. Symptomen beïnvloeden elkaar, een symptoom kan via een feedback-lus ook zichzelf versterken. Verder zijn er symptomen die centraal staan als je dit netwerk in kaart brengt, terwijl andere een perifere positie innemen. Ieder symptoom apart heeft een eigen relatie met de context waarin de patiënt leeft. De impact van stressvolle levensgebeurtenissen binnen deze context kan dus per symptoom verschillen. In de netwerkbenadering is er daarnaast ruimte voor positieve factoren, zoals positief affect of beloningservaringen en belangrijke waarden voor de patiënt. Of je deze positieve factoren moet zien als onderdelen van het netwerk naast de genoemde symptomen, of als een soort eigen netwerk van positieve factoren, eveneens in interactie met de context, blijft een punt van discussie. In het eerste geval is hun relatie tot de symptomen in het netwerk direct; in het tweede geval is er sprake van invloed van het ene netwerk op het andere. In ieder geval is duidelijk dat positieve factoren een duidelijke impact hebben op de status van het symptomennetwerk. In een behandeling is het dus van belang om niet alleen te focussen op centrale symptomen en op de onderlinge relaties tussen symptomen, maar ook op positieve factoren. Een manier om symptomen, positieve factoren en de onderlinge relaties in interactie met 13 een specifieke context in kaart te brengen is via de psymate. Dit is een digitaal apparaatje dat men- Cramer AOJ. sen bij zich dragen, of als een app op hun telefoon kunnen installeren. De psymate geeft tien keer The glue of abnormal mental life. Networks of interacting thoughts, per dag op een willekeurig moment een signaal af. Hierop scoort de patiënt ernst van de symp- feelings and behaviors. tomen en de omstandigheden waarin hij zich bevindt. Dit kost per keer ongeveer 1-2 minuten. Academisch Proefschrift Universiteit Als de patiënt dit gedurende een week doet, worden er patronen zichtbaar in hoe de symptomen Amsterdam: 2013. toenemen dan wel afnemen in de stroom van het dagelijks leven, in respons op de omstandighe- 14 den. De in kaart gebrachte symptomen, de onderlinge relaties in interactie met de context, vormen Wichers M. samen een netwerk voor de patiënt, een persoonlijke diagnose. The dynamic nature of depression: a new micro-level perspective of mental disorder that meets current Zoals er in de klachtgerichte benadering veel tijd en energie wordt gestoken in het expliciteren van de behandelaanpak en in het vertalen van de aanpak in richtlijnen en in zorgpaden, challenges. moet de optiek vanuit de positieve psychiatrie eveneens naar de praktijk vertaald worden. Psychological Medicine 2013, Available on Hier valt nog veel werk in te verzetten. CJO 2013 doi: 10. 1017/S0033291713001979 15 Hieronder geef ik een summiere aanzet voor een concretisering van de diagnostiek, de behandeling en de evaluatie van de behandeling vanuit een positief psychiatrisch uitgangspunt. Os J van, Myin-Germeys I, et al. (Een schematisch overzicht met literatuurverwijzingen staat bij de digitale versie van dit artikel Diagnose 2.0: Een nieuw systeem op mgvonline.nl.) Deze uitwerking zal verschillen voor de verschillende settingen in een ggz-in- van Diagnose en Behandeling voor de stelling. Zo is bijvoorbeeld de vormgeving aan de voordeur binnen een generalistisch aanbod Psychiatrie. Afdeling Psychiatrie en Psychologie voor volwassen een andere dan die op een klinische afdeling voor ouderenpsychiatrie. Het voert Maastricht UMC+; 2013. echter te ver om dat hier nader uit te werken. 20 INNOVATIE | ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ DIAGNOSTIEK VANUIT DE ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ Vanuit de bron van de positieve psychologie vertrekkend, kan welbevinden in kaart gebracht worden met behulp van de Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF), een zelfinvulvragenlijst van 14 items gericht op het meten van de drie componenten van positieve geestelijke gezondheid: emotioneel, psychologisch en sociaal. Psychologische flexibiliteit, het vermogen om in contact te blijven met negatieve ervaringen (emoties, gevoelens en gedachten) in plaats van deze te controleren, te vermijden of te onderdrukken, kan gemeten worden met de Acceptance and Action Questionnaire (AAQ-II). Veranderingen in psychische klachten op lange termijn zijn gerelateerd aan veranderingen in psychologische flexibiliteit. Mindfulness, het vermogen om ervaringen in het hier en nu op te merken op een accepterende wijze, kan onderzocht worden met de Five Facet Mindfulness Questionnaire (FFMQ). Vanuit het herstelperspectief dienen ook interesses, verlangens en aspiraties, talenten en vaardigheden geïnventariseerd te worden. Daarnaast is het van belang om met de patiënt op een rijtje te zetten welke interne en externe hulpbronnen hem kunnen helpen bij het realiseren van zijn doelen. Een hulpmiddel daarbij is het zogenaamde ’strengths assesment’16, een overzicht van de krachtbronnen van de patiënt, geschreven in diens eigen woorden. De inventarisatie strekt zich uit over zeven levensdomeinen: dagelijks leven, financiële situatie, opleiding en werk, steunende relaties, lichamelijke gezondheid, vrije tijd en spiritualiteit. Ieder domein is opgedeeld in drie tijdcategorieën: vroegere krachtbronnen, huidige krachtbronnen, en wensen en aspiraties voor de toekomst. Vroegere verworvenheden kunnen sleutels verschaffen voor toegevoegde doelen of kunnen bronnen of verworvenheden representeren die men opnieuw wil realiseren. Vertrekkend vanuit de aspecifieke factoren kunnen de verwachtingen over hulp en de kwaliteit en het karakter van de werkrelatie verkend worden met behulp van de flow chart uit de oplossingsgerichte positieve therapie.17 Zoals gezegd kan de psymate helpen om inzicht te verschaffen in klachten en krachten in relatie tot iemands omgeving, waardoor er een specifieke diagnose tot stand komt die van toepassing is op deze persoon in zijn of haar context. 16 Rapp CA, Goscha RJ. BEHANDELING VOLGENS ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ Een belangrijk aandachtspunt van de positieve psychologie om een goed leven te bewerkstelligen, is het bevorderen van geestelijke veerkracht. Veerkracht komt tot uiting in het vermogen The strengths model. A recovery-oriented approach to mental health services. Oxford: University Press; 2012. om flexibel te zijn en positieve adaptatie te ervaren, zelfs als iemands levensomstandigheden belast zijn met stressoren en psychiatrische klachten of handicaps. Technieken die helpen om veerkracht te versterken zijn mindfulness, als losse techniek of als onderdeel van Acceptance 17 Caufman L. Simpel. Oplossingsgerichte positieve psycho- and Commitment Therapy (ACT). Bij deze therapie staat acceptatie centraal, gekoppeld aan therapie in actie. het zich verbinden aan waarden die er in het leven van de patiënt echt toe doen. Den Haag: Boom Lemna Uitgevers; 2010. Met behulp van de psymate kan de patiënt specifieke feedback gegeven worden op patronen in positief affect. Onderzoek toonde aan dat dit effectief is in de behandeling van depressieve patiënten. 18 Onderzocht gaat worden of de psymate geschikt is voor grote en heterogene groepen in de ggz. GGNet heeft toegezegd te willen deelnemen aan een pilot die Van Os en anderen15 in 2014 willen uitvoeren met depressieve patiënten in de ggz. Een andere manier om een positieve psychiatrie vorm te geven is via implementatie van de 21 18 Kramer I, Simons CJP, et al. A therapeutic application of the expience sampling method in the treatment of depression: a randomized controlled trial. Research report; 2013. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 welbevindentherapie.19 Deze therapie is door Fava en collega’s ontwikkeld als een vervolgbehandeling op reguliere klachtgerichte behandelingen. De rationale achter dit therapieaanbod ligt in de bevinding dat een laag welbevinden samengaat met een verhoogde kans op terugval. Nadat een maximale klachtreductie is bereikt, wordt er met behulp van een welbevindenvragenlijst zoals de genoemde MHC-SF gekeken naar de mate van welbevinden en naar een focus binnen de therapie. Als dit onder een acceptabel niveau is, wordt de welbevindentherapie aangeboden in vijf tot acht sessies. Christenhusz en Meulenbeek veronderstellen dat de welbevindentherapie breed in de ggz toegepast zou kunnen worden, onafhankelijk van de aandoening. Ze bepleiten als eerste stap een gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek naar de effectiviteit. Binnen GGNet wordt de haalbaarheid van een dergelijke pilot onderzocht. Nog een andere optie is de compassietraining, bijvoorbeeld geschikt voor patiënten met cluster C- en/of B-persoonlijkheidsproblematiek, die na een regulier behandelaanbod verhoogd kwetsbaar blijven voor emotioneel of relationeel lijden en ‘bij wie hardnekkige patronen bestaan van overmatige zelfkritiek, zelfisolatie, rigiditeit, perfectionisme, afhankelijkheid en/of zelfverwaarlozing’.20 Vanuit het perspectief van de aspecifieke factoren, in concreto het betrekken van de patiënt bij de behandeling, kan ‘my health online’ beschikbaar gemaakt worden, een portal waarmee een deel van het elektronisch patiëntendossier voor patiënten zelf toegankelijk is. Daar zijn documenten als het intakeverslag en het behandelplan ter inzage en kunnen specifieke informatie en huiswerkopdrachten worden aangeboden. Daarnaast kan via dit portal online contact gelegd worden met lotgenoten en met behandelaren. Vanuit het herstelperspectief kan er gewerkt worden met Illness Management and Recovery (IMR) modules. Deze modules zijn bedoeld voor patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening om persoonlijke strategieën te ontwikkelen om hun psychiatrische klachten te beheersen en hun dagelijks leven weer op te pakken.21 Vanuit dit perspectief kan men ook gaan werken met een persoonlijk herstelplan. Het bijbehorende formulier is opgebouwd in kolommen: wat zullen we vandaag doen/ of voor onze 19 Christenhusz L, Meulenbeek P. volgende ontmoeting; wie is verantwoordelijk; op welke datum moet het gehaald zijn; op welke Welbevindentherapie in de geestelijke datum is het daadwerkelijk behaald; en een kolom voor commentaar. Een goed langetermijn- gezondheidszorg. In Bohlmeijer E, Bolier doel is daarbij essentieel, dit is een doel waarvoor de persoon passie heeft. Het doel is gebaseerd L. e.a. Handboek positieve psychologie. op de verlangens en aspiraties die geïnventariseerd zijn met behulp van de van de strengths Theorie, onderzoek, toepassingen. assement, en is geschreven in de eigen woorden van de patiënt. Het wordt niet door de behan- Amsterdam: Boom; 2013. delaar ter discussie gesteld maar samen met de patiënt verder geëxploreerd en geconcretiseerd. 20 Ditzelfde geldt voor de door de patiënt genoemde aspiraties en krachtbronnen, vanuit het uit- Brink E van den, Koster F. ganspunt dat hij zelf de expert is. Het gaat immers om zijn eigen waarden, behandelvoorkeuren Compassie. In Bohlmeijer E, Bolier L, et al. Handboek positieve psychologie. en behandeldoelen. Hij is de directeur of regisseur van het proces richting welbevinden. Werk Theorie, onderzoek, toepassingen. is een belangrijk doel van en motor voor herstel.16 Het gaan werken met IMR-modules of met Amsterdam: Boom; 2013. een persoonlijk herstelplan krijgt o.a. vorm binnen de FACT. 21 Mauritz M. Naar een zorgprogramma voor mensen EVALUATIE VAN HET BEHANDELPROCES met ernstige psychiatrische aandoenin- Een goede manier om een op de individuele patiënt toegesneden benadering te versterken gen: een literatuurstudie in het kader en om de werkrelatie te bevorderen, is het systematisch invoeren van regelmatige tussentijd- van de opleiding Master of Advanced Nursing Practice. se evaluaties van het behandelproces en de werkrelatie. Dit kan met behulp van de Session Nijmegen: Radboud Universiteit; 2012. Rating Scale (SRS) en de Outcome Rating Scale (ORS), online beschikbare korte vragenlijstjes 22 INNOVATIE | ‘POSITIEVE PSYCHIATRIE’ ALS VISIE VOOR DE PRAKTIJK VAN DE GGZ die aan het begin en eind van een sessie in een paar minuten door de patiënt kunnen worden ingevuld.22 Het kan ook met behulp van Quality Improvement in Therapy (QIT-online), een gebruikersvriendelijke combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve meetinstrumenten.23 Op dit moment wordt onderzocht of er een pilot met QIT-online kan gaan draaien op de polikliniek volwassenen van GGNet. De ziektekostenverzekeraars kennen veel waarde toe aan de uitkomsten van effectmeting van de behandeling via Routine Outcome Monitoring (ROM). De focus ligt nu vooral op het meten van het effect van de behandeling. Een procesgerichte oriëntatie, waarbij de manier waarop de behandeling loopt en de kwaliteit van de werkrelatie tussen patiënt en hulpverlener centraal staat, is een waardevolle aanvulling.24 Met de feedback van de patiënt kan de behandeling zo nodig tussentijds worden bijgestuurd. 22 Hafkenscheid A. Routine Process Monitoring: ervaringen uit de praktijk. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie PRAKTIJK VORMGEVEN 2008: 46 (4); 327-345 Uit het bovenstaande is hopelijk duidelijk geworden dat er inmiddels een behoorlijk assorti- 23 ment aan instrumenten is om de diagnostiek, behandeling en behandelevaluatie vanuit een Stinckens D, Smits P, Claes L. positief psychiatrische benadering gestalte te geven. Verder onderzoek naar het effect van de Vinger aan de pols in psychotherapie. implementatie van de genoemde opties en naar nieuwe mogelijkheden blijft noodzakelijk. Het vormgeven van de dagelijkse praktijk van de ggz met behulp van een positief Monitoring als therapeutische methodiek. Leuven/Den Haag: Acco; 2012. psychiatrische visie in een tijd van standaardisatie van een vooral klachtgerichte benadering, van confectie in plaats van maatwerk, zien wij als de beste manier om de kwaliteit en effectiviteit van behandelen te bevorderen en daarmee als een van de grootste uitdagingen voor de ggz voor de komende jaren. 24 Hafkenscheid A, Os J van. Naar een deugdelijke ROM. MGV 2014: 1; 20-28. SAMENVATTING GGNet kiest voor ‘positieve psychiatrie’ als visie voor de praktijk van de ggz. Binnen deze visie beoogt men het vergroten van welbevinden in plaats van het enkel behandelen van ziekte. Daarom wordt een klachtgerichte benadering gecombineerd met een focus op kracht en mogelijkheden. ‘Positieve psychiatrie’ is een verzamelbegrip, houdt in de praktijk een benadering in die gevoed wordt uit drie bronnen: de positieve psychologie, het hersteldenken en de kennis van aspecifieke Dr. O. Dellemann is psychiater bij GGNet en voor een dag per twee factoren. Er is inmiddels een behoorlijk assortiment aan instrumenten weken verbonden aan de vakgroep Psychologie, Gezondheid & is om de diagnostiek, behandeling en behandelevaluatie vanuit een Technologie aan de Universiteit Twente. positief psychiatrische benadering gestalte te geven. [email protected] 23 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPAZORGPADEN BEHANDELING EN REHABILITATIE COMBINEREN De somatische gezondheidszorg werkt al enige tijd met zorgpaden. Hebt u een liesbreuk, dan volgen hulpverleners in het ziekenhuis vaste procedures en weet u wanneer u de marathon weer kunt lopen. Ook de ggz legt zorgpaden aan. Bij patiënten met ernstige psychische aandoeningen (EPA) moet dat vooral gebeuren op geleide van de zorgbehoeften. Zorgpaden verbeteren de zorg, werken aantoonbaar kostenbesparend, en patiënten weten beter waar ze aan toe zijn.1 Omdat Altrecht dit in de ggz ook wel wilde, begon men in 2010 zorgpaden voor ambulante patiënten met EPA te ontwikkelen. Zijn er sindsdien zorgpaden tot stand 1 Vanhaecht K, Panella M, Van Zelm R, gekomen die bij de zorgbehoeften passen? We legden gegevens uit de jaarlijkse Routine Outcome et al. Monitoring (ROM) naast de zorgpaden. Deze check leverde een iets andere indeling op, die Is there a future for pathways? gebruikt zou kunnen worden om het ontwerp bij te stellen. Five pieces of the future pathway puzzle. International Journal of Care Pathways, 2009; 13: 82-86. 2 ZORGPADEN GEBASEERD OP ZORGBEHOEFTE Huiskes N, Schrijvers G. Een zorgpad houdt in dat voor een bepaalde patiëntengroep de organisatie van zorgprocessen Het zorgpadenboek. van te voren is vastgesteld.1 Een zorgpad heeft vijf kwaliteitskenmerken: is aandoeningsgericht, Amsterdam: Thoeris; 2011. 3 Barbieri A, Vanhaecht K, Herck van P, et al. Effects of clinical pathways in the joint levert evidence-based zorg, hanteert vaste richtlijnen, betrekt patiënten bij besluiten, en controleert in welke mate professionals zich aan de richtlijnen houden.2 Eind vorige eeuw deden de somatische zorgpaden hun intrede − vooral in algemene ziekenhuizen. Uit een meta-analyse blijkt dat het volgen van een zorgpad kortere ziekenhuisopnames replacement: a meta-analysis. oplevert.3 Patiënten hebben meer overzicht over de behandeling, hulpverleners passen meer BMC Medicine 2009; 7: 32. evidence-based interventies toe, werken beter samen en zijn meer tevreden over hun werk. 24 ONDERZOEK | HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN - BEHANDELING EN REHABILITATIE COMBINEREN Nadelen van zorgpaden zijn er ook, zoals hoge implementatiekosten en minder oog voor juist in de ggz zo vaak voorkomende individuele uitzonderingen. En als zorgpaden snel en ondoordacht worden ingevoerd, moet er onder grotere tijdsdruk worden gewerkt en kan de bezieling bij de hulpverleners afnemen. We bespreken zorgpaden zoals die door behandelaren (onder begeleiding van KPMG-Plexus) zijn ontworpen voor patiënten met EPA. Dit zijn patiënten met (vaak een combinatie van) schizofrenie en aanverwante psychotische aandoeningen, affectieve stoornissen, angststoornissen, persoonlijkheidsproblemen en verslavingsproblemen, die langdurig (langer dan twee jaar) matig tot slecht functioneren.4,5 De professionals waren, zoals ook Van Os in zijn recente boek weergeeft,6 het erover eens dat een indeling op basis van de DSM tekortschiet. EPA-patiënten hebben naast psychische problemen ook ernstige problemen op andere levensdomeinen, bijvoorbeeld lichamelijke gezondheid, wonen, sociale relaties, dagbesteding, financiën en contact met politie en justitie. De zorgpaden van Altrecht voor de EPA-patiënten voldoen dan ook niet aan alle eerdergenoemde kwaliteitskenmerken. Niet de specifieke aandoening of diagnose van patiënten is als uitgangspunt genomen, maar hun zorgbehoefte.7 De reden voor deze keuze is dat voor EPA-patiënten de zorgbehoefte relevanter is dan de diagnose voor het vaststellen van het gewenste zorgaanbod.6 In 2010 heeft de werkgroep van professionals (overwegend bestaand uit behandelaren) vier zorgpaden ontworpen. Wij hebben aansluitend onderzocht in hoeverre deze vier zorgpaden terug te vinden waren in de dagelijkse praktijk. Het ontwerp toetsten we aan de hand van gegevens uit de ROM over de beperkingen en zorgbehoeften van patiënten. Per patiënt zijn hiervoor eenmalige metingen uit de ROM gebruikt die qua afnamedatum binnen een half jaar na de datum van 4 toekenning aan het zorgpad lagen. Mulder CL, Gaag M van der, Bruggeman R, et al. Routine Outcome Monitoring voor ZORGPADEN VOLGENS DE ONTWERPERS patiënten met ernstige psychiatrische De werkgroep van behandelaren stelde twee hoofdgroepen van zorgbehoeften vast: enerzijds op Tijdschrift voor Psychiatrie 2010; 52: 169-179. grond van psychiatrische symptomen en anderzijds op grond van maatschappelijke participatie. Beide waren onder te verdelen in veel of weinig zorgbehoeften. Dit leidde tot een beslisboom om stoornissen; een consensusdocument. 5 Ruggeri M, Leese M, Thornicroft G, et al. individuele patiënten in te delen in een van vier zorgpaden, te weten onderhoud en preventie, Definition and prevalence of severe and behandeling, rehabilitatie, en rehabilitatie en behandeling (zie tabel 1). persistent mental illness. Elk van de zorgpaden – behoudens onderhoud en preventie – bestaat uit een basismodule en een plusmodule die wordt ingezet in een (tijdelijke) instabiele situatie die extra aandacht vereist. Tussen juli 2010 en juli 2011 werden alle patiënten bij de FACT-teams van Altrecht door hun hulpverleners aan een van de zorgpaden toegewezen. Hieronder enkele voorbeelden ter illustratie. ONDERHOUD EN PREVENTIE. A (vrouw, 21) bezoekt maandelijks haar behandelaar met British Journal of Psychiatry 2000; 177: 149-155. 6 Os J van. De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe GGZ. Leusden: Diagnosis Uitgevers; 2014. het doel om haar evenwicht te behouden en een nieuwe psychose te voorkomen. Ze zorgt goed voor zichzelf, gebruikt haar medicatie en probeert iets te doen aan haar overgewicht dat mede veroorzaakt wordt door de medicatie (clozapine) die zij gebruikt. Ze doet een HBO-opleiding. 7 KPMG. Vijf tips voor zorgprogrammering EPA, Ze is ontevreden over haar sociale contacten, heeft tijdens haar psychose veel van haar sociale net- 29-01-2013 (gezien op 27-08-2013). werk verloren, en bespreekt dit met haar trajectbegeleider, met het oog op haar toekomstplannen Verkrijgbaar op: http://www.kpmg.com/nl/ voor werk en studie. nl/issuesandinsights/articlespublications/ pages/ vijf-tips-voor-zorgprogrammeringepa.aspx. 25 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 (TABEL 1) DE TWEE HOOFDGROEPEN VAN ZORGBEHOEFTEN EN HUN VIER ZORGPADEN PROBLEMEN BIJ: MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE weinig PSYCHIATRISCHE SYMPTOMEN weinig ONDERHOUD EN PREVENTIE veel BEHANDELING veel REHABILITATIE BEHANDELING EN REHABILITATIE BEHANDELING (PLUSMODULE). B (vrouw, 25) heeft psychotische symptomen en is bang voor verergering van haar klachten en de terugkeer van hallucinaties. Ze is somber, uit zich regelmatig suïcidaal uit wanhoop en is vaak futloos. Ze heeft veel lichamelijke klachten en komt overdag tot niets. Wekelijks heeft ze gesprekken met de psychiater en de casemanager over haar visuele hallucinaties en somberheid. Daarnaast wordt er gezocht naar daginvulling of werk. REHABILITATIE (BASISMODULE). C (man, 22) heeft recidiverende psychotische klachten en is waarschijnlijk zwakbegaafd. Heeft een moeizaam contact met zijn vader, hij woont deels thuis maar logeert veel elders. Hij heeft geen daginvulling en wil minder last krijgen van psychotische klachten door rehabilitatie (‘ik heb niks te doen en wil graag iets ondernemen’). De hulpverlening richt zich vooral op de woonsituatie en dagbesteding. BEHANDELING EN REHABILITATIE (PLUSMODULE). D (vrouw, 26) was eerder een jaar opgenomen vanwege problemen met zelfverzorging, dagstructuur en ernstige psychiatrische symptomen. Naast een obsessieve-compulsieve stoornis heeft ze een psychose. Ze krijgt cognitieve gedragstherapie voor ernstige dwangklachten. Ze woont zelfstandig, maar haar (zelf)zorg is minimaal. Ze wil beschermd gaan wonen. Ze heeft overgewicht en diabetes, wat extra risico’s voor haar gezondheid meebrengt. Ze voelt zich vaak eenzaam en heeft geen sociaal netwerk. Ze heeft begeleiding bij het kiezen en behouden van haar studie. Wekelijks helpt iemand haar bij haar financiën en administratie omdat ze anders haar post niet opent en haar rekeningen niet betaalt. 8 Deze casuïstiek (die verzameld is bij een FACT-afdeling) illustreert dat de keuzes voor het ene of Mulder CL, Staring ABP, Loos J, et al. het andere zorgpad soms arbitrair lijken; reden om dit nader tegen het licht te houden. De Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS) als instrument voor ‘routine outcome assessment’. Tijdschrift voor Psychiatrie, 2004; 46: 273- 284. ZORGPADEN VOLGENS ROM-GEGEVENS De indeling van patiënten in de zorgpaden op basis van de klinische blik van behandelaren 9 legden we naast de beschikbare ROM-data. Deze gegevens omvatten beoordelingen van het Slade M, Beck A, Bindman J, et al. functioneren van patiënten (op basis van de HoNOS) en beoordelingen van het aantal vervulde Routine clinical outcome measures for en onvervulde zorgbehoeften (op basis van de CANSAS hulpverlenersversie).8,9 De CANSAS patients with severe mental illness: CANSAS and HoNOS. vanuit patiëntenperspectief en de kwaliteit van levenlijst (MANSA) die tevens met de EPA- British Journal of Psychiatry 1999; 174: ROM Utrechtse zorgmonitor worden verzameld, zijn voor dit onderzoek niet gebruikt omdat 404-408. deze slechts over een selectie van de patiënten (60%) beschikbaar zijn. 26 ONDERZOEK | HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN BEHANDELING EN REHABILITATIE COMBINEREN De hulpverleners die de beoordelingsschalen invulden, beslisten mee over de toewijzing aan de zorgpaden. De zorgpad-toewijzing en de ROM zijn onafhankelijk van elkaar en gemiddeld drie maanden na elkaar uitgevoerd. Wanneer de ROM-meting buiten een tijdsbestek viel van minimaal zes maanden voorafgaand aan tot maximaal zes maanden na de zorgpad-toewijzing, zijn de casussen buiten de analyse gehouden. We onderzochten in hoeverre de patiënten in de vier zorgpaden verschilden in functioneren en zorgbehoeften, zoals gemeten met de ROM. In een extra analyse werd uitgesplitst naar de basis- en plusmodule, maar hieronder presenteren we alleen de uitkomsten op de vier zorgpaden. De opsplitsing bleek namelijk geen significante verschillen op te leveren (data bij de auteurs opvraagbaar). Daarna onderzochten we of clustering op basis van ROM-data de indeling door hulpverleners ondersteunt, of dat die een alternatieve indeling aannemelijk maakt. In de clusteranalyse betrokken we zowel de scores op de CANSAS (met name uitgesplitst naar zorgbehoeften op rehabilitatie-items en op behandel-items10,11) als de HoNOS-totaalscore. De clusteranalyse werd getrapt uitgevoerd met een hiërarchische clusteranalyse (methode Ward) waarmee eerst het aantal zorgpaden werd bepaald, gevolgd door K-means, om te kijken welke groepen te onderscheiden zijn op basis van de ROM-data. 10 Volledige data waren beschikbaar van 716 patiënten bij FACT-teams (multidisciplinaire Swildens W, Keijzerswaard AJ van, Wel behandeling bij EPA12), hetgeen ongeveer een kwart is van de patiënten die tussen juli 2010 TF, et al. en juli 2011 aan een zorgpad werden toegewezen. Dit komt doordat de ROM nog niet ingevoerd Individuele rehabilitatie voor chronische was op alle afdelingen waar de zorgpaden werden gebruikt en omdat er in deze periode nog niet jaarlijks, maar om de 18 maanden werd gemeten. Hierdoor pasten niet alle ROM-data binnen de door ons gestelde marge: zes maanden voor of na het moment van zorgpadtoekenning. Bijna alle 716 patiënten kregen op het moment van de meting met de ROM hulp in een van psychiatrische patiënten: een open onderzoek. Tijdschrift voor Psychiatrie 2003; 45(1): 5-26 11 Busschbach J van, Wiersma D. de FACT-teams. Bij deze teams was de ROM goed geïmplementeerd. Er deden geen patiënten Does Rehabilitation Meet the Needs of mee uit ACT-teams omdat hier onvoldoende meetgegevens over beschikbaar waren. Care and Improve the Quality of Life of De kenmerken van de onderzoeksgroep staan in tabel 2. Patiënten in het gecombineerde zorgpad van behandeling en rehabilitatie hadden significant vaker een juridische maatregel (RM of IBS) dan patiënten in het zorgpad onderhoud en preventie en het zorgpad behandeling. Patients with Schizophrenia or Other Chronic Mental Disorders? Community Mental Health Journal 2002; 1: 61-70. TOELICHTING OP DE INSTRUMENTEN HONOS EN CANSAS De CANSAS is een beoordelingslijst waarmee zorgbehoeften op diverse levensgebieden in kaart gebracht worden. We hebben de 25 items-versie gebruikt (originele CANSAS plus een addendum met drie items over betaald werk, nevenwerkingen van medicatie en herstel & rehabilitatie) en er is gescoord vanuit het hulpverlenersperspectief. Onder op behandeling gerichte zorgitems rekenen we in dit onderzoek: lichamelijke gezondheid, psychotische symptomen, informatiebehoefte, psychisch onwelbevinden, veiligheid persoon zelf, veiligheid anderen, alcohol, drugs, nevenwerkingen medicatie. Onder rehabilitatiebehoeften vallen de items: huisvesting, dagbesteding, sociale contacten, intimiteit, seksualiteit, zorg voor kinderen, arbeid, herstel/ rehabilitatie (scores 0= geen zorgbehoefte, 1= vervulde zorgbehoefte, 2= onvervulde zorgbehoefte). De CANSAS levert drie totaalscores op: het aantal levensgebieden met een zorgbehoefte (vervuld of onvervuld); het aantal levensgebieden met een onvervulde zorgbehoefte en het aantal gebieden met een vervulde zorgbehoefte. De HoNOS meet beperkingen in het functioneren. Dit is een 12 items-beoordelingslijst voor hulpverleners. Onder de symptoomdimensie van de HoNOS vallen de volgende items: hallucinaties en waanvoorstellingen, depressieve stemming, overige psychische en gedragsproblemen (score range 0 = geen probleem tot 4= zeer ernstig probleem). In een addendum zijn drie items toegevoegd over problemen op het gebied van maniforme ontremming, motivatie voor behandeling en compliance met de medicatie. 27 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 ONDERSCHEID NAAR FUNCTIONEREN Hoe patiënten functioneren is gemeten met de HoNOS, waarbij op een 0-48 puntsschaal hogere scores meer beperkingen uitdrukken. De gemiddelde HoNOS-totaalscore was 8,2 (SD=5,9). Omdat de ACT-patiënten niet meetelden, is dit gemiddelde enigszins lager dan van andere ambulante langdurige zorgpopulaties, aangezien ACT gericht is op patiënten met de ernstigste beperkingen.12,13 (TABEL 2) SOCIODEMOGRAFIE EN PSYCHIATRISCHE DIAGNOSE (INFORMATIE VAN ROM IN JAAR VAN ZORGPADTOEKENNING) (N=716) Onderhoud en preventie N=175 REHABILITATIE (PLUS) N=134 BEHANDELING (PLUS) N=153 BEHANDELING EN REHABILITATIE (PLUS) N=254 TOTAAL N=716 % % % % % MAN 65 69 63 61 64 Chi= 2,54 n.s. Geboren in NL 70 75 75 84 75 Chi= 0,33 n.s. Hoofddiagnose Psychotische stoornis 88 86 86 84 86 Chi= 1,10 n.s. Maatregel RM/IBS 4 12 8 17 11 Chi=20,60* BR > B, OP Leeftijd in jaren M(SD) M(SD) M(SD) M(SD) M(SD) 44 (11,07) 40 (11,60) 40 (11,66) 41(10,15) 43 (10,81) TOETS SIGNIFICANTIE F F= 2,31 n.s. OP = Onderhoud en Preventie, BR = Behandeling en Rehabilitatie, B= Behandeling, R=Rehabilitatie *p<,05 (TABEL 3) TOTAALSCORE EN SYMPTOOMDIMENSIE OP DE HONOS, PER ZORGPAD (N=716; ANOVA) ZORGPADEN a ONDERHOUD EN PREVENTIE N=175 REHABILITATIE (PLUS) N=134 BEHANDELING (PLUS) N=153 BEHANDELING & REHABILITATIE (PLUS) N=254 DF; F-WAARDE SIGNIFICANTIE Gem. (SD) Gem. (SD) Gem. (SD) Gem. (SD) HoNOS Totaalscore 5,4 (4,8) 7,1 (5,1) 7,8 (4,8) 11,1 (6,4) 3; 40,51 p<,05c HoNOS Totaalscore Symptoomdimensieb 1,8 (1,9) 2,2 (2,0) 3,1 (2,3) 4,1 (2,5) 3; 40,56 p<,05d a OP = Onderhoud en Preventie; R=Rehabilitatie; B= Behandeling; BR=Behandeling en Rehabilitatie b Onder de symptoomdimensie van de HoNOS vallen de volgende items: Hallucinaties en waanvoorstellingen, depressieve stemming en overige psychische en gedragsproblemen c BR > R, B, OP; R, B > OP d BR > R, B, OP; B > R, OP 28 ONDERZOEK | HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN BEHANDELING EN REHABILITATIE COMBINEREN Patiënten in het zorgpad onderhoud en preventie hadden, zoals te zien valt in tabel 3, gemiddeld weinig beperkingen gemeten met de HoNOS (5,4; SD=4,8). 34% had zelfs minder dan drie beperkingen, wat een indicatie kan vormen voor herstel van functioneren.14 De patiënten in het zorgpad rehabilitatie en het zorgpad behandeling hadden vergelijkbare HoNOS-scores, respectievelijk 7,1 (SD=5,1) en 7,8 (SD=4,8). Ze onderscheidden zich vooral in de mate van symptomatologie. De patiënten in het zorgpad behandeling hadden meer symptomen dan die in het zorgpad rehabilitatie (items 6-8 van de HoNOS). Patiënten in het zorgpad rehabilitatie en behandeling scoorden totaal gemiddeld 11 (SD=6,4) op de HoNOS; waarvan 35% met in totaal 13 of meer beperkingen. Volgens Nugter en anderen zou bij een waarde hoger dan 13 een intensievere zorg in de vorm van ACT overwogen moeten worden.15 12 Veldhuizen R van, Bähler M, Polhuis D, Concluderend blijkt de HoNOS goed te differentiëren tussen de zorgpaden. Patiënten in het zorgpad onderhoud en preventie hebben significant minder beperkingen dan andere patiëntengroepen. Patiënten in het zorgpad rehabilitatie en behandeling hebben significant meer beperkin- Os J van (red). Handboek FACT. Utrecht: De Tijdstroom; 2008. gen dan andere groepen. De patiënten in het zorgpad behandeling en in het zorgpad rehabilitatie 13 hebben weliswaar ongeveer gelijke totale HoNOS-scores, maar in het zorgpad behandeling hebben Drukker M, Visser E, Kortrijk H, et al. ze meer beperkingen op de symptoomdimensie dan in het zorgpad rehabilitatie. Zorggebruik van patienten in ACT of FACT – Cijfers uit vier psychiatrische casusregisters. MGv 2012; 6: 319-327. AANSLUITING BIJ ZORGBEHOEFTEN Gemiddeld hadden de patiënten op ongeveer een derde van de levensdomeinen (acht van de 25 items) een zorgbehoefte. Dit is vergelijkbaar met ander onderzoek bij ambulante patiënten met EPA. 16,17 Patiënten in het zorgpad onderhoud en preventie hadden gemiddeld de minste (vervulde of onvervulde) zorgbehoeften (6,1; SD=4,0; tabel 4). Patiënten in het zorgpad rehabilitatie en behandeling hadden de meeste zorgbehoeften (9,3; SD=4,3). De patiënten in 14 Keppich AS. Can HoNOS be used as a case load management tool? Presentatie vanuit het Caulfield Aged Psychiatry Service: 2005. het zorgpad rehabilitatie en in het zorgpad behandeling hadden, zoals verwacht, gemiddeld 15 meer zorgbehoeften dan die in het zorgpad onderhoud en preventie. Het onderscheid tussen Nugter MA, Buwalda VJA, Dhondt ADF, rehabilitatie en behandeling is ook getoetst. Daarvoor is de CANSAS opgedeeld in enerzijds op behandeling gerichte items (bijvoorbeeld hulp bij psychotische symptomen) en anderzijds op rehabilitatie gerichte items (bijvoorbeeld hulp bij dagbesteding). De ROM-data laten zien dat patiënten in het zorgpad gericht op rehabilitatie niet significant meer rehabilitatiezorgbehoeften hadden dan patiënten in de zorgpaden gericht op behandeling et al. Gebruik van de HoNOS bij de behandeling van patiënten. Tijdschrift voor Psychiatrie 2012; 54: 153-159. 16 Swildens W, Theunissen J, Delespaul P, (tabel 4). Alleen in het zorgpad onderhoud en preventie hadden patiënten significant minder et al. rehabilitatiebehoeften. Tevens hadden patiënten van het zorgpad behandeling niet significant Op weg naar een vergelijkbare ROM bij meer zorgbehoeften op behandelgebied dan patiënten in de andere zorgpaden, uitgezonderd patiënten met ernstige psychiatrische onderhoud en preventie. Patiënten in het gecombineerde zorgpad van rehabilitatie en behande- aandoeningen. In: S. van Hees, P. van der Vlist en N. Mulder: ling hadden op beide terreinen de meeste zorgbehoeften. De data ondersteunen de indeling in Van meten naar weten. ROM in de GGZ. zorgpaden met alleen een accent op behandeling of alleen een accent op rehabilitatie dus niet. Amsterdam: Boom; 2011, 71-81. Dit impliceert onder meer dat patiënten in alle zorggroepen een multidisciplinair team behoeven waarbinnen kennis van behandeling en kennis van rehabilitatie een gelijkwaardige plaats innemen. 17 Wennström E, Wiesel FA. The Camberwell assessment of need as an outcome measure in routine mental health care. Social Psychiatry Epidemiol 2006; 41: 728-733. 29 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 (TABEL 4) VERSCHILLEN IN GEMIDDELDE SCORES OP DE CANSAS, PER ZORGPAD (N=716; ANOVA) ZORGPADEN a ONDERHOUD EN PREVENTIE N=175 REHABILITATIE (PLUS) N=134 BEHANDELING (PLUS) N=153 REHABILITATIE EN BEHANDELING (PLUS) N=254 DF; F-WAARDE SIGNIFICANTIE Gem. (SD) Gem. (SD) Gem. (SD) Gem. (SD) CANSAS (25) Aantal zorgbehoeften 6,1 (4,0) 7,8 (4,3) 7,6 (4,1) 9,3 (4,3) 3; 21,29 P<,05c Behandeling itemsb 2,7 (1,5) 3,2 (1,4) 3,6 (1,4) 4,0 (1,6) 3; 28,96 P<,05d Rehabilitatie itemsb 2,1 (1,8) 3,1 (1,8) 3,0 (1,8) 3,5 (1,7) 3; 22,04 P<,05e a OP = Onderhoud en Preventie; R=Rehabilitatie; B= Behandeling; BR=Behandeling en Rehabilitatie b Onder behandeling-items rekenen we in dit onderzoek: lichamelijke gezondheid, psychotische symptomen, informatiebehoefte, psychisch onwelbevinden, veiligheid persoon zelf, veiligheid anderen, alcohol, drugs, nevenwerkingen medicatie; onder Rehabilitatie-items: huisvesting, dagbesteding, sociale contacten, intimiteit, seksualiteit, zorg voor kinderen, arbeid, herstel/rehabilitatie. c BR > R, B, OP; R, B > OP d BR > R, B, OP; R, B > OP e BR > B, OP; R, B > OP ONDERSTEUNING VOOR DE ZORGPAD-INDELING We onderzochten in welke mate clusteranalyse van de ROM-data het zorgpadenontwerp dan wel de feitelijke toewijzing door hulpverleners ondersteunt. In de clusteranalyse betrokken we zowel de scores op de CANSAS (onderverdeeld in behandel-items en in rehabilitatie-items) en de HoNOStotaalwaarde. De getrapte clusteranalyse leverde vier groepen op (figuur 1): een groep met relatief weinig zorgbehoeften en weinig beperkingen in het functioneren; een met een gemiddeld aantal zorgbehoeften en een gemiddeld aantal beperkingen in het functioneren; een met een bovengemiddeld aantal zorgbehoeften en veel beperkingen in het functioneren; een met een bovengemiddeld aantal zorgbehoeften en zeer veel beperkingen in het functioneren. Op basis van de gemiddelden kunnen we de profielen (zie figuur 1) typeren als laag intensieve, gematigd intensieve, intensieve en hoog intensieve zorggroepen. Deze indeling heeft middelmatige samenhang met de feitelijke indeling door hulpverleners (Cramer’s phi: 0.24; p>0,001). Daarbij is het wel van belang er nota van te nemen dat de analyse een eenmalige ROM-meting betreft en niet een omvattender klinisch oordeel van professionals over een langere periode. Informatie over het feitelijke zorggebruik van de patiënten in het meetjaar (geregistreerd door de zorgadministratie) laat zien dat de groepen die we typeren als laag en gematigd intensief de minst intensieve zorg kregen: gemiddeld 1,1 uur (SD=2,3) direct patiëntgerichte zorg per week, tegenover 1,6 (SD=1,8) en 2 uur (SD=2,6) bij de intensieve en zeer intensieve groepen. Deze als intensief gelabelde groepen hadden vaker een juridische maatregel (respectievelijk 16% en 20%) dan gematigd intensieve en laag intensieve zorggroepen (beide 9%). 30 ONDERZOEK | HOE ROM ONDERSTEUNT BIJ KEUZE VOOR EPA-ZORGPADEN BEHANDELING EN REHABILITATIE COMBINEREN (FIGUUR 1) VIER GROEPEN UIT CLUSTERANALYSE (N=716) LAAG INTENSIEF: HoNOS : 1,9 (1,2) CANSAS a : 4,6 (2,6) CANSAS B b: 2,3 (1,2) CANSAS R c : 1,5 (1,4) N=190 INTENSIEF: HoNOS: 12,3 (2,1) CANSAS: 10,5 (3,7) CANSAS B: 4,3 (1,4) CANSAS R: 4,1 (1,6) N=189 FACT EPA HoNOS: 8,2 CANSAS: 7,9 (4,3) CANSAS B: 3,6 (1,6) CANSAS R: 2,9 (1,8) N=716 a CANSAS = versie plus addendum m.b.t. HOOG INTENSIEF HoNOS: 20,2 (3,6) CANSAS: 12,4 (4,0) CANSAS B: 5,0 (1,5) CANSAS R: 4,2 (1,5) N=76 GEMATIGD INTENSIEF: HoNOS: 6,5(1,5) CANSAS: 7,1 (3,5) CANSAS B: 3,2 (1,3) CANSAS R: 2,9 (1,4) N=261 betaald werk, nevenwerking medicatie, herstel&rehabilitatie (25 items) b CANSAS B= behandeling-items van de CANSAS in dit onderzoek (9) c CANSAS R= rehabilitatie-items van de CANSAS in dit onderzoek (8) CONCLUSIE: DANKZIJ ROM EENVOUDIGERE ZORGPADEN De onderzoeksvraag was in hoeverre de indeling door professionals in zorgpaden van 716 patiënten met EPA, ondersteund wordt met ROM-gegevens over functioneren en zorgbehoeften. Het blijkt dat de HoNOS-scores over de patiënten goed samenhangen met de door hulpverleners toegekende vier zorgpaden. Daarnaast zijn de zorgbehoeften van belang. Een opvallende bevinding was dat de patiënten in het door de hulpverleners toegekende zorgpad onderhoud en preventie, met relatief lage HoNOS-scores, toch nog op zes van de 25 levensgebieden van de CANSAS een zorgbehoefte rapporteren. Mogelijk is deze zorg nodig om stabiel te blijven functioneren. Verder blijkt dat in alle zorgpaden zowel rehabilitatie als behandeling van belang is. Ook de aanvullende clusteranalyse ondersteunt een indeling in vier zorgintensiteiten waarbij steeds behandel- en rehabilitatiebehoeften gecombineerd worden. Drukker M, Dillen K van, Bak MLFJ, et al. De bevinding dat voor alle patiënten een combinatie van rehabilitatie en behandeling gewenst is, komt overeen met andere studies naar patiënten met EPA. 17,18 18 Het komende jaar zal uitwijzen of hulpverleners bij de zorgpad-indeling uit de voeten kunnen met de vereenvoudigde vierdeling naar zorgintensiteit die dankzij de ROM-data is verkregen. The use of the Camberwell Assesment of Need in treatment; what unmet needs can be met? Soc Psychiatry Psychiatr epidemiol, 2008; 43: 410-417 SAMENVATTING Zorgpaden bewijzen hun waarde in de somatische gezondheidszorg. Bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) hebben Sascha Kwakernaak, onderzoeker Altrecht Willem Arntsz Utrecht. professionals geprobeerd zorgpaden te vormen op geleide van zorg- Wilma Swildens, senior onderzoeker Altrecht Willem Arntsz Utrecht. behoeften. Ze ontwierpen zorgpaden die verschilden in veel of weinig [email protected]. behandeling en veel of weinig rehabilitatie. Hulpverleners kenden Tom van Wel, beleidspsycholoog / onderzoeker Altrecht Willem Arntsz hun patiënten aan een van vier zorgpaden toe. Daarna is met Routine Utrecht. Outcome Monitoring-data van 716 ambulante patiënten onderzocht in Fred Marquenie, afdelingsmanager ABC Altrecht Willem Arntsz Utrecht. hoeverre deze zorgpaden terug te vinden waren in de dagelijkse praktijk. Liesje van Neerbos, stafmedewerker Beleid en Kwaliteit Altrecht Willem Per zorgpad onderscheidden de patiëntengroepen zich in beperkingen in Arntsz Utrecht. functioneren en zorgbehoeften. In alle zorgpaden bleek het van belang Laura van Goor, afdelingspsychiater FACT Altrecht Willem Arntsz behandeling en rehabilitatie te combineren. Utrecht. 31 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK: EEN GEPASSEERD STATION? Door: Stasja Draisma, Lise Kemmeren & Jan Theunissen Lang is gedacht dat patiënten alleen anoniem kon worden gevraagd of ze tevreden waren over hun behandeling. Maar is dat wel zo? Zijn mensen niet juist blij als ze hun mening mogen geven? Wanneer ervaringen van cliënten (= ‘cliëntenfeedback’) gemeten worden, krijgen respondenten over het algemeen de garantie dat de door hen verstrekte informatie vertrouwelijk en anoniem wordt behandeld. Bij het meten van behandeleffecten (denk aan Routine Outcome Measurement) is dat meestal juist niet het geval. Deze twee soorten metingen worden veelal gescheiden gehouden en op verschillende momenten georganiseerd. Cliënten zouden niet het gevoel mogen krijgen dat hun cliëntenfeedback bij de individuele behandelaar terecht kan komen: zij zouden zich dan minder vrij voelen om eerlijk hun mening over de kwaliteit van de behandelaar en behandeling te geven. Onder vertrouwelijk verstaan we hier: ‘antwoorden zijn niet ter inzage aan derden, alleen voor gebruik in het voorliggende onderzoek’ en onder anoniem: ‘namen of andere identificatiefactoren, zoals mailadressen, worden alleen gebruikt bij aanschrijving, niet bij verslaglegging.’ Wij gebruiken bij voorkeur de term ‘anonimiteit’, waarmee we bedoelen dat door respondenten verstrekte informatie niet op naam wordt doorgegeven aan derden, zoals behandelaars. De tegenpool van anonimiteit bij dit type onderzoek is dat de antwoorden worden doorgegeven aan de behandelaar, zodat die kan leren van de ervaringen van de patiënt. Dit staat dan in de uitnodiging. 32 ONDERZOEK | ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK: EEN GEPASSEERD STATION? In de kwaliteitsnorm ISO 20252 voor marktonderzoek in Nederland staan in een aantal regels vertrouwelijkheid en anonimiteit bij survey-onderzoek omschreven. Gegevens van respondenten mogen niet ongeoorloofd toegankelijk zijn voor derden, moeten beveiligd getransporteerd worden en mogen niet zomaar voor andere doeleinden gebruikt worden dan waar respondenten toestemming voor hebben gegeven. Bij GGZinGeest hebben we onderzocht of er verschil zit in de cliëntenfeedback wanneer aan de respondenten al dan niet anonimiteit wordt gegarandeerd. ANONIMITEIT EN ONDERZOEK NAAR CLIËNTERVARINGEN In zorgorganisaties gaat men ervan uit dat de garantie van anonimiteit en vertrouwelijkheid 1 Dillman DA, Smyth JD, Christian LM. Internet, mail and mixed-mode surveys. van gegeven antwoorden de beste manier is om bezorgdheid bij respondenten tegen te gaan: The tailored design method. anonimiteit zou ervoor zorgen dat respondenten vragen over gevoelige onderwerpen eerder Hoboken: Wiley; 2009, 28. beantwoorden. Respondenten zouden bezorgd zijn over hoe door hen verstrekte informatie gebruikt wordt en welke personen er toegang toe hebben.1 In het kader van anonimiteit werd 2 2 Jobe JJ, Pratt WF, et al. onderzoek verricht naar de afnamemodus: schriftelijk, web-based, telefonisch of face-to-face.2 Effects of interview mode on sensitive Bij zelfrapportage wordt sociaal onwenselijk gedrag zoals alcohol- of drugsgebruik bijvoorbeeld questions in fertility surveys. In: Lybert vaker gemeld dan bij face-to-face of telefonische interviews. Het schaarse onderzoek naar het effect van het garanderen van anonimiteit en vertrouwe- et al. Survey Measurement and Process Quality. New York: Wiley; 1997, 311-329 lijkheid van gegevens bij gevoelige onderwerpen, zoals zelfrapportage van alcohol- en drugsgebruik, laat weinig verschil zien in respons en antwoordverdelingen tussen garanderen van anonimiteit dan wel vertrouwelijkheid.3 Ook onderzoek naar patiënttevredenheid en anonimi- 3 Moore RS, Ames GM. Survey confidentiality vs. anonymity: teit4 met gebruik van de CSQ (Consumer Satisfaction Questionnaire) bij alcoholisten laat geen Young men’s self-reported substance verschil zien tussen het aanbieden van vragenlijsten als volledig anoniem (geen mogelijkheid use. tot identificatie van de respondent) of vertrouwelijk (antwoorden niet terugkoppelen naar de Journal of Alcohol and Drug Education 2003; 47(2): 32-41. behandelaar) noch in respons, noch in antwoordverdelingen. Er is in de context van psychiatrie nog geen onderzoek uitgevoerd waarbij als conditie expliciet werd gemeld dat de behandelaar inzage heeft in gegeven antwoorden. Binnenkort zullen ggz-instellingen cliëntenfeedback-vragenlijsten inbedden in de digitale 4 Leonhard C, Gastfriend DR, et al. The Effect of Anonymous Vs. Nonanonymous Rating Conditions on patiënt ROM-omgeving. De scores van cliënten op de ROM-vragenlijsten zijn voor de behandelaars Satisfaction and Motivation Ratings in a direct zichtbaar. Die inbedding van cliëntenfeedback in ROM is efficiënter en levert wellicht Population of Substance Abuse patiënts. betere respons op. Het is onduidelijk welk effect het afschaffen van de vertrouwelijkheid heeft. Alcoholism: Clinical and Experimental Research 1997; 21(4): 627-630. Is het zo dat cliënten zich minder vrij zullen voelen om hun mening te geven, met een lagere respons als gevolg, eventueel meer item non-respons, of zelfs antwoordvertekening (bijvoor- 5 beeld sociaal wenselijke antwoorden)? Kolar T, Kolar I. Of kan het ook andersom zijn, dat juist het feit dat de cliënt verwacht dat zijn mening wordt teruggekoppeld aan de behandelaar, de motivatie verhoogt om de lijst zorgvuldig in te vullen? What respondents expect from researchers. Evaluation Review 2008; 32(4): 363-391. De cliënt vindt dan dat feedback aan de behandelaar nuttig is, dat zo zijn eigen mening meer meetelt en meegewogen wordt in de behandeling en dat hij als partner in het behandelproces wordt gezien. In dit ‘shared decision making model’5,6 staat de relatie tussen behandelaar en 6 Goossensen A, Zijlstra P, Koopmanschap M. patiënt centraal, en die dicteert ook ‘common interest’, de gedeelde belangen om het behan- Measuring shared decision making in deldoel te bereiken. De behandelaar neemt dan kennis van de voorkeuren van de cliënt, diens psychiatry: skills versus patiënt satis- wensen over informatievoorzieningen en meedenken over behandeldoelen. Als de behandelaar inzage krijgt in individuele antwoorden in cliëntenfeedback, kan dat juist de motivatie tot 33 faction. Patiënt Education and Counseling 2007; 67: 50-56. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 samenwerking verhogen en de ‘patient empowerment’ vergroten. Het effect van anonimiteit in deze context is echter tot op heden niet eerder onderzocht. De vraag is dus welke effecten het niet-anoniem of vertrouwelijk aanbieden van een cliëntenfeedback-vragenlijst aan cliënten van ggz-instellingen heeft op respons en gegeven antwoorden. DE INBEDDING VAN CLIËNTENFEEDBACK IN ROM IS EFFICIËNTER EN LEVERT WELLICHT BETERE RESPONS OP RESPONS BIJ CLIËNTERVARINGENONDERZOEK De response rates in survey-onderzoek daalden de afgelopen decennia7 en die respons is in psychiatrisch onderzoek ook nog extra laag. In een pilot met de veelgebruikte Consumer Quality Index voor cliëntenfeedback per post werd een netto respons gevonden van gemiddeld 31% bij verschillende ggz-instellingen.8 In 2008 werden nogmaals bij twintig ggz- en verslavingszorgaanbieders steekproeven getrokken en CQI’s verstuurd.9 De gemiddelde bruto respons in dit onderzoek was 40% (range 21-57%). Bij een hoge non-respons rijst altijd de vraag in hoeverre 7 er systematische vertekening in de antwoordverdelingen voorkomt. Zo’n non-responsbias kan Johnson TP, Wislar JS. de kwaliteit van resultaten van ervaringsonderzoek in de psychiatrie dusdanig aantasten, dat de Response rates and nonrespons in uitkomsten niet eenduidig te generaliseren zijn naar de gehele cliëntenpopulatie. Ook bemoei- surveys. JAMA 2012; 307(17): 1805-1806. 8 lijkt het de vergelijkbaarheid van gegevens verkregen bij populaties van verschillende instellingen (het zogeheten benchmarken). Het is daarom van belang te streven naar een zo hoog mogelijk responspercentage. Wijngaarden B van, Kok I, et al. Een Consumer Quality Index voor kortdurende ambulante ggz. De ontwikkeling en psychometrische kwaliteiten van een HET EXPERIMENT: ANONIEM VERSUS NIET-ANONIEM vragenlijst voor het meten van cliënt- Bij de instelling GGZinGeest wordt cliëntenfeedback georganiseerd met schriftelijke vragen- ervaringen: verslag van een pilotstudie. lijsten bij verschillende deelpopulaties (klinisch/ambulant, volwassenen/jongeren/ouderen). Utrecht: Trimbos-instituut; 2007. Recentelijk is men er overgegaan op het digitaal invullen van vragenlijsten. Om het effect van 9 wel of niet anoniem aanbieden van de vragenlijsten te meten, deden we een experiment met Wijngaarden B van, Meije D, Kok I. behulp van deze reguliere dataverzameling. Achthonderd cliënten van de zeven poliklinieken Het onderscheidend vermogen van een Consumer Quality Index voor kortdurende ambulante geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Utrecht: Trimbos-instituut; 2008. van GGZinGeest kregen bij uitschrijving per e-mail een uitnodiging om mee te doen met de cliëntenfeedback over ambulante zorg door de vragenlijst in te vullen. De populatie zojuist uitgeschreven volwassen ambulante cliënten van wie een e-mailadres beschikbaar was (50% van alle uitgeschreven cliënten), werd vanaf december 2012 tot en met 10 maart 2013 benaderd om mee te doen in één van twee condities, anoniem of niet-anoniem, Krosnick JA, Fabrigar LR. met een op de CQI gelijkende vragenlijst. Designing rating scales for effective measurement in surveys. In: Lyberg L, Biemer P, Collins M, et al. Survey meas- De vragenlijst die door GGZinGeest wordt gebruikt bij de niet-verplichte cliëntenfeedback is goeddeels gebaseerd op de Consumer Quality Index (CQI) met één verschil: de ja-nee ant- urement and process quality. woordalternatieven zijn vervangen door 7-puntsschalen. Zulke antwoordschalen zijn gevoeliger, New York: Wiley; 1997, 141-164. betrouwbaarder en informatiever.10 34 ONDERZOEK | ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK: EEN GEPASSEERD STATION? De digitale uitnodigingsbrief maakte het verschil tussen de twee condities van aanbieden. In de anonieme conditie was de volgende formulering opgenomen: ‘Alle gegevens zullen vertrouwelijk worden verwerkt. Uw hulpverleners weten niet of u wel of niet meegedaan heeft en wat u heeft geantwoord: Uw behandelaar krijgt geen inzage in uw antwoorden.’ In de aanbiedingsmail van de niet-anonieme conditie stond: ‘Uw behandelaar krijgt inzage in de antwoorden die u geeft, zodat uw behandelaar kan leren van uw ervaringen. Op deze manier hopen wij in de toekomst de kwaliteit van onze zorg te kunnen behouden of verbeteren.’ Na ongeveer een week werd een eerste reminder gestuurd aan mensen die nog niet hadden gereageerd en een tweede na ongeveer drie weken. Ook in de reminders werden de desbetreffende formuleringen opgenomen. Benaderde cliënten konden in de uitnodigingsmail een link aanklikken die hen naar de elektronische vragenlijst leidde. In de mail was ook een zogenoemde ‘weigerknop’ opgenomen. Dit om zogenaamde ‘harde weigeraars’ de kans te geven onmiddellijk aan te geven dat zij niet meer benaderd wilden worden voor dit onderzoek. Dan werd vervolgens alleen nog de vraag gesteld waarom men niet aan het onderzoek wilde meedoen. Vervolgens werden effecten op respons en antwoordverdelingen onderzocht. (FIGUUR 1) RESPONS IN DE ANONIEME EN NIET-ANONIEME CONDITIE uitgeschreven cliënten van augustus 2012 t/m 22 februari 2013: n=1536 anoniem verstuurd n=401 respons anoniem n=111 (27,7%) niet anoniem verstuurd n=399 respons niet-anoniem n=101 (25,3%) cliënten met e-mailadres n=800 (52%) RESPONS EN SCORES Anoniem dan wel niet-anoniem benaderen van cliënten voor cliëntenfeedback heeft geen effect op het responspercentage. In figuur 1 is te zien dat de percentages ingevulde vragenlijsten, 28 in de anonieme conditie tegen 25 in de niet-anonieme conditie, elkaar niet ontlopen. Toetsing leverde geen significant verschil op: χ2=0,58, p>0,1. Overigens is een respons van 26% bij GGZ inGeest normaal voor cliëntenfeedback in de afgelopen tien jaar. Ook bij onderzoek met schriftelijke vragenlijsten werden vergelijkbare percentages gevonden. Er is tevens geen verschil tussen het aantal weigeraars per conditie. Er waren in totaal 60 harde weigeringen, 29 in de anonieme en 31 in de niet-anonieme conditie: χ2=0,08, p>0,1. 35 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 In tabel 1 zijn de resultaten van de gegevensverzameling weergegeven. Er zijn schaalscores berekend door het gemiddelde te nemen van een set vragen die per thema samen een schaal vormen. Hierbij lopen de antwoordschalen veelal van 1 tot en met 7, waarbij een hoger gemiddelde gunstiger is. Ook de gemiddelden en spreiding van de zogenoemde ‘ultimate questions’ (de rapportcijfers voor behandeling en instelling en de vraag of de instelling zou worden aanbevolen door de respondent) zijn in de tabel opgenomen. (TABEL 1) RESULTATEN SCHAALSCORES EN 'ULTIMATE QUESTIONS' SCHAALSCORE BEREIKBAARHEID BEHANDELAAR SCHAALSCORE INFORMATIE OVER BEHANDELING SCHAALSCORE INFORMATIE OVER MEDICATIE SCHAALSCORE INFORMATIE OVER CLIËNTENRECHTEN SCHAALSCORE KEUZEMOGELIJKHEDEN SCHAALSCORE BEJEGENING DOOR BEHANDELAAR SCHAALSCORE AFSTEMMING ZORG VERSCHILLENDE BEHANDELAARS SCHAALSCORE INFORMATIE UITWISSELING BEHANDELAARS* SCHAALSCORE VERVULLING HULPWENSEN SCHAALSCORE AFRONDING BEHANDELING SCHAALSCORE VERANDERING IN KLACHTEN EN FUNCTIONEREN RAPPORTCIJFER BEHANDELING RAPPORTCIJFER INSTELLING INSTELLING AANBEVELEN 36 AANTAL GEMIDDELDE STAND. MINIMUM MAXIMUM DEVIATIE ANONIEM 110 3,6 1,1 1 7 NIET - ANONIEM 98 3,4 1,2 1 7 ANONIEM 111 4,5 1,2 1 7 NIET - ANONIEM 101 4,6 1,6 1 7 ANONIEM 61 4,6 1,1 2 7 NIET - ANONIEM 64 4,4 1,5 1 7 ANONIEM 110 3,6 1,4 1 7 NIET - ANONIEM 101 3,7 1,2 1 6,3 ANONIEM 111 3,8 1,1 1 7 NIET - ANONIEM 101 4,0 1,2 1 7 ANONIEM 111 5,0 1,1 1 7 NIET - ANONIEM 100 5,3 1,3 2 7 ANONIEM 41 4,2 1,6 1 6 NIET - ANONIEM 34 4,1 1,5 1 5,3 ANONIEM 28 1,4 0,5 1 2 NIET - ANONIEM 22 1,4 0,5 1 2 ANONIEM 107 4,5 1,3 1 7 NIET - ANONIEM 100 4,8 1,5 1 7 ANONIEM 78 4,2 1,3 1 7 NIET - ANONIEM 70 4,6 1,7 1 7 ANONIEM 107 4,4 1,4 1 7 NIET - ANONIEM 100 4,6 1,5 1 7 ANONIEM 107 6,7 1,9 1 10 NIET - ANONIEM 97 6,8 2,2 1 10 ANONIEM 106 6,8 1,9 1 10 NIET - ANONIEM 98 6,6 2,2 1 10 ANONIEM 106 4,5 1,5 1 7 NIET - ANONIEM 100 4,6 1,8 1 7 F SIGNIFICANTIE 1,0 P=0,3 0,6 P=0,4 0,6 P=0,4 0,1 P=0,8 0,6 P=0,4 1,7 P=0,1 0,1 P=0,8 0,6 P=0,4 2,1 P=0,1 2,0 P=0,2 1,8 P=0,2 0,1 P=0,8 0,2 P=0,6 0,6 P=0,4 ONDERZOEK | ANONIMITEIT GARANDEREN IN VRAGENLIJSTONDERZOEK: EEN GEPASSEERD STATION? Bij toetsing zien we geen significante verschillen in gemiddelde schaalscores tussen de anonieme en niet-anonieme condities, uitgedrukt in flink hoge p-waarden. Ook als we een coulante p-waarde kiezen van 0.05 zien we geen significante verschillen. Ook voor de ‘ultimate questions’ − de rapportcijfers en de aanbevelingsvraag − zien we geen enkel significant verschil in gevonden gemiddelde waarden tussen de condities. De resultaten van de afzonderlijke vragen geven hetzelfde beeld: geen significante verschillen tussen condities. Het gemiddeld aantal ontbrekende antwoorden van respondenten voor 53 ervaringsvragen is 1,5 (SD 2,6). De range loopt van 0 tot 14. Er is wederom geen verschil tussen de condities: voor de anoniem benaderden is het gemiddelde 1,6 (SD 2,9) en voor de niet-anoniem benaderden 1,4 (SD 2,1), F=0,4, p=0,5. Als laatste is bekeken of er verschillen in demografische kenmerken bestonden tussen de condities: Ook hier zijn geen verschillen gevonden. De gemiddelde leeftijd in de anonieme conditie was 42, in de niet-anonieme 40 (F=1,9, p=0,2). In de anonieme conditie was 64% vrouw, versus 57% in de niet-anonieme conditie (χ2=1,0, p=0,2). Een van de eerste vragen uit de CQI betreft de klachten waarvoor men hulp heeft gezocht, een probleemdefinitie door de cliënt, een benadering van diagnose. Er zijn twaalf klachten, lopend van depressie, angst, eetproblemen tot aan rouw uitgevraagd. Bij geen enkele klacht werd een verschil aangetroffen in verdeling over de condities van het experiment. RESPONDENTEN WILLEN NIET BEHANDELD WORDEN ALS PASSIEVE INSCHIKKERS, MAAR ALS EISENDE INDIVIDUEN DIE PERSOONLIJK, RESPECTVOL EN EFFICIËNT WORDEN BEHANDELD CONCLUSIES: RUIL EN RESPECT Het toevoegen van cliëntenfeedback-vragenlijsten aan een ROM-pakket, waarbij de antwoorden ter inzage zijn voor behandelaars, zal geen groot probleem vormen wat betreft anonimiteit. We hebben in dit onderzoek geen verschillen gevonden in respons of ervaringen die toe te wijzen zijn aan één van de condities: het garanderen van de anonimiteit van de respondenten of niet bij onderzoek naar cliëntenfeedback. Misschien vinden ggz-cliënten het ook belangrijk dat hun antwoorden juist behandelaars bereiken, zodat er werkelijk wat mee gebeurt. Het feit dat de antwoorden worden gebruikt ter verbetering van de behandelrelatie kan doorgaan voor een feedbackloop in een sociale ruil. De respondent kan intrinsieke winst behalen als zijn antwoorden gebruikt worden door de behandelaar(s). Kolar5 stelt dat deelname aan onderzoek enerzijds kan berusten op sociale motivaties, algemeen belang en praktische verbeteringen. Anderzijds kunnen individuele nutoverwegingen of het verwachte individuele nut van groter belang zijn bij deelname. Wellicht kan het directe individuele gebruik van antwoorden voor shared decision making juist een beroep doen op deze individuele nutmotivatie tot deelname. Kolar concludeert ook dat in de laatste decennia 37 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 motivaties veranderen van ‘bijdrage aan sociaal-maatschappelijk nut’ naar ‘individuele winst’; respondenten willen niet behandeld worden als passieve inschikkers, maar als eisende individuen die persoonlijk, respectvol en efficiënt worden behandeld. Als men respondenten belooft hun antwoorden te gebruiken om het behandelproces te verbeteren, moet men zich echter wel kunnen houden aan die belofte. Dit impliceert gerichte inspanningen, namelijk dat behandelaars ook actief kennis moeten nemen van de antwoorden van hun cliënten en er consequenties aan verbinden. Bovendien kunnen leidinggevenden de feedback van de cliënt over de behandelaar, werkprocessen of kenmerken van de organisatie gebruiken. Een kanttekening bij dit onderzoek is dat de respons bij cliëntenfeedback in de psychiatrie erg laag is. Wellicht zal deze respons – op den duur – stijgen bij opname in het ROM-pakket meetinstrumenten. Het blijft echter onduidelijk of non-respondenten wezenlijk verschillen van respondenten wat betreft kenmerken, ervaringen en tevredenheid. Beperking aan dit onderzoek is dat het inzicht ontbreekt of behandelaars de ROM- of cliëntenfeedbackresultaten daadwerkelijk bespreken met hun cliënten. Daarnaast vond dit onderzoek uitsluitend plaats bij ambulant behandelde volwassenen. Het verdient aanbeveling ook bij andere doelgroepen, vooral klinisch opgenomen cliënten, te bezien welke invloed anonimiteit heeft bij cliëntenfeedback. SAMENVATTING In een veldexperiment met vragenlijsten voor cliëntenfeedback werd het effect van het wel of niet garanderen van anonimiteit onderzocht. De ene conditie bevatte de uitnodigingstekst waarin benadrukt werd dat de behandelaar geen inzage had in de antwoorden. In de andere conditie werd juist benadrukt dat de behandelaar inzage kreeg, om aldus de behandeling te kunnen verbeteren. Bij cliëntenfeedback is er op de respons geen verschil te constateren tussen de twee condities. Er is geen effect van wel of niet anoniem benaderen op de verkregen gegevens qua schaalscores en antwoordverdelingen. De benaderingswijze van respondenten voor cliëntenfeedback waarbij vertrouwelijkheid en anonimiteit wordt gegarandeerd, is dus niet nodig. In een ROM-pakket kunnen cliëntenfeedback-vragenlijsten zonder probleem samengevoegd worden. 38 Dr. S. Draisma is senior onderzoeker/methodoloog bij GGZinGeest. [email protected] Drs. L. Kemmeren is junior onderzoeker/psycholoog bij GGZinGeest. Dr. J. Theunissen is senior onderzoeker/psycholoog bij GGZinGeest. GEZIEN EN GELEZEN | RECENSIES GEZIEN EN GELEZEN FILM MOEDERS SPRINGEN NIET VAN FLATS Documentaire van Elena Lindemans, door de VARA uitgezonden op 24 februari 2014. (Te zien via http://docu.vara.nl) DOOR: Rob Houtepen Ethicus, Universiteit Maastricht Documentairemaker Elena Lindemans was voormalige behandelaren alsnog een soort 26 jaar toen haar moeder in Heerenveen van ‘diagnose’ stelt, iets met een ernstige de twaalfde verdieping van een flat sprong. stressstoornis met niet nader gespecificeerde Zij zag haar van origine vrolijke en vrijge- neurobiologische achtergrond. ‘Ik vind het wel vochten moeder door een destructief fijn te horen dat het dan toch een klein beetje huwelijk wegzakken in jaren van diepe een stempel heeft gekregen. Het leek nu te ellende: ‘Angsten, paniekaanvallen en lang of het haar karakter was en ze het zichzelf niet helpen.’ Het herhaaldelijke verzoek leidde daarbij voortdurende pijnlijke verkrampin- een beetje aandeed, maar het is dus echt een ook tot een eenmalig en kennelijk vruchteloos gen slopen op den duur iedereen.’ Uiteinde- ziekte geweest.’ gesprek met psychiater Fons Tholen, lijk legden moeders toenmalige levenspart- Lindemans analyseert mooi dat haar actuele voorzitter van de commissie die de ner en haar dochters zich neer bij haar behoefte aan actieve verwerking wordt NVvP-richtlijn over hulp bij zelfdoding zelfdoding als iets onvermijdelijks, iets dat getriggerd door haar eigen verse moeder- opstelde. Lindemans stelt hem nu de simpele door moeder alleen als een verlossing kon schap. Haar onderzoek in en rond de fatale flat vraag: ‘Waarom kreeg mijn moeder geen worden ervaren. helpt haar om ook oog te krijgen voor het euthanasie?’ Hij zag toen nog behandelper- trauma van degenen die haar moeder destijds spectieven en nu pas hoorde hij van haar VERLANGEN NAAR DE DOOD vonden. Andersom helpt het hen om het dochter dat het toch fataal was afgelopen. Haar moeders doodswens wordt indringend achtergrondverhaal van deze vrouw te horen De toenmalige huisarts komt nu met de geciteerd: ‘Mijn wil is weg, ik heb geen wil uit de mond van haar uiteindelijk accepteren- ruiterlijke erkenning dat hij toen te bang was meer. … Ik kan niet meer stilzitten. Ik kan niet de dochter. voor de rompslomp, en betuigt op indrukwek- meer voor mezelf zorgen. Ik word hartstikke kende wijze zijn spijt. ‘Zij is alleen weggegaan gek, ik ben het eigenlijk al. Ik wilde dood, ze AANKLACHT TEGEN DE GGZ en jullie bleven alleen achter. Ik was nog niet moeten me dood maken. … Laat me gaan, laat Het wantrouwen tegen de ggz werd eerst al zover.’ Zo beklijft bij Lindemans het beeld van me gaan.’ gevoed toen haar moeder te horen kreeg: haar moeder als slachtoffer van falende De dochter vertolkt het blijvende gevoel van ‘Mevrouw, u wilt gewoon niet beter worden. U hulpverlening. Volgens de introductie schuld en zelfs medeplichtigheid, ondanks wilt ziek zijn, u wilt aandacht.’ En later werd behandelt de documentaire ‘op wat voor jaren van intensieve persoonlijke hulp. Het haar euthanasieverzoek kennelijk niet serieus manier mijn moeder gedwongen werd haar helpt al een beetje als een van de vele genoeg in behandeling genomen: ‘Wij gaan u leven te beëindigen.’ 39 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 BOEK E. BOHLMEIJER, L. BOLIER, G. WESTERHOF, & J.A. WALBURG (2013) HANDBOEK POSITIEVE PSYCHOLOGIE THEORIE, ONDERZOEK, TOEPASSINGEN Amsterdam: Boom, 416 p., € 39,50 DOOR: Annemarie Huiberts Psycholoog, Arnhem Als geboren pessimist voelde ik aanvankelijk welbevinden kunnen realiseren. Daaruit blijkt sche status consistent samen met een lager de nodige weerstand tegenover de positieve dat floreren loont. Competenties als optimis- psychologisch en sociaal welbevinden. Ook psychologie. Het leek me een gekunstelde, me, en vergevingsgezindheid hebben gunstige besteedt het handboek weinig aandacht aan naïeve en bij voorbaat tot mislukken effecten op de lichamelijke en geestelijke die andere factor: onze genen. Hierdoor bestaat gedoemde onderneming om altijd maar gezondheid. Bovendien is het mogelijk om deze het gevaar dat de positieve psychologie het gelukkig te willen zijn en de wereld door competenties te vergroten; zelfs minimale omgekeerde bereikt van wat zij beoogt. een roze bril te bekijken. Gelukkig wordt in oefeningen, zoals iedere avond stilstaan bij Wanneer mensen niet gelukkig, succesvol of dit handboek meteen al korte metten drie positieve gebeurtenissen, hebben al een gezond zijn, gaan ze dat vooral aan zichzelf gemaakt met de definitie van gezondheid klein effect. wijten. van de WHO als ‘een staat van compleet Deel 3 van het handboek behandelt vier settings fysiek, sociaal en mentaal welzijn’. Wij waarbinnen de positieve psychologie actief is: SOM DER DELEN mensen moeten ons juist leren verzoenen de ggz, de forensische zorg, organisaties en In Deel 4, over implementatie, ligt het accent met voortdurende verandering en met onze school. In beide laatste settings wordt niet op het bereiken van de einddoelgroep via het eigen vergankelijkheid. En daarbij kan de alleen gewerkt met individuele interventies, internet met hulp van positieve technologie. positieve psychologie helpen. Bohlmeijer maar ook met interventies op mesoniveau, die Daarna eindigt het boek nogal abrupt. De noemt als doel van de positieve psychologie een optimale school- of werkomgeving moeten redactie blikt terug, noch vooruit. Hierdoor om mensen te helpen floreren, om niet bewerkstelligen. Een hoofdstuk over het blijft dit eerste Nederlandstalige handboek alleen een plezierig, maar ook een beteke- macroniveau, over politiek beleid dat gericht is voor mij gelijk aan, en niet meer dan, de som nisvol en betrokken leven te leiden. Floreren op het creëren van gunstige levensomstandig- der delen. Maar dat is al heel wat. Want het zijn kent daarmee dezelfde dimensies als heden, ontbreekt. zonder uitzondering inspirerende en goed welbevinden: een emotionele, een psycholo- Dit speelt critici wellicht in de kaart. Een doortimmerde delen, die zelfs mij als pessimist gische en een sociale dimensie. veelgehoord verwijt aan positieve psychologie hoopvol stemmen over de mogelijkheden om is immers dat zij er te makkelijk aan voorbijgaat als mens te groeien: enerzijds door het nemen MACRONIVEAU ONDERBELICHT dat sommige omstandigheden (bijv. armoede) van verantwoordelijkheid voor onze schaduw- Na deze opmaat worden in Deel 2 de compe- mensen beduidend minder kans geven om te zijden en anderzijds door het cultiveren van tenties beschreven waarmee mensen een hoger floreren. Zo hangt een lagere sociaal-economi- onze goede kanten. 40 GEZIEN EN GELEZEN | RECENSIES BOEK M.G. CRASKE & D.H. BARLOW (2013) DOOR: BEHANDELGIDS ANGST EN PANIEK. Willemijn Scholten Psychotherapeut/GZ-psycholoog/onderzoeker, GGzinGeest, Amsterdam (MET THERAPEUTENHANDLEIDING) Dit heeft mijns inziens echt een toegevoegde Amsterdam Nieuwezijds, 214 p., € 34,95 waarde in de behandeling. Oefenen met het oproepen van de klachten in de angstopwekkende situaties en interoceptieve exposureoefeningen volgen pas hierna. ADEMHALINGSOEFENINGEN LATE BLOOTSTELLING Nieuwe boeken van grootheden als Craske Vervolgens wordt de stap gezet naar exposure De volgorde van de interventies vind ik niet en Barlow maken meteen nieuwsgierig. Ik in vivo, waarbij de nadruk niet meer ligt, zoals logisch. Ik zou eerst de cognitieve interventies had er zin in, maar raakte licht ontmoedigd voorheen, op uitdoving van de angst, maar op aanbieden en pas daarna werken aan exposure toen ik de therapeutenhandleiding en het disconfirmatie van de catastrofale gedachten en in vivo: de patiënt daadwerkelijk blootstellen aan cliëntenwerkboek ontving, wat een lijvige het leren verdragen van angst. Daarna volgen angstopwekkende situaties. Het slothoofdstuk werken! Zowel therapeuten als cliënten ademhalingsvaardigheden, een interventie waar over terugvalpreventie is belangrijk en nuttig. betalen € 34,95 voor de boeken, iets wat ik in niet alle therapeuten achter staan. De auteurs De medicatieafbouw volgt na de behandeling. ieder geval niet aan mijn cliënten zou durven vinden dat de ademhalingsoefeningen kunnen De motivatie hiervoor is merkwaardig. De vragen om aan te schaffen. De behandelgid- helpen om de angst de baas te blijven, maar dat auteurs beschrijven zelf de hoge terugvalper- sen zijn bedoeld voor de behandeling van ze niet gebruikt mogen worden om rustiger te centages na het afbouwen van antidepressiva mensen met een paniekstoornis met of worden. Dit lijkt mij een verwarrende bood- en het gevaar van contextafhankelijk leren zonder agorafobie. schap voor de patiënt. Je leert namelijk een wanneer medicatiegebruik gecombineerd vorm van veiligheidsgedrag aan (‘als je de wordt met CGT. Dat zou dus eerder pleiten Er bestaan al aardig wat boeken over deze ademhalingsoefening gebruikt zul je de angst voor afbouw van medicatie voorafgaand aan behandeling, maar de therapeutenhand- aankunnen), terwijl je dat aan de andere kant of eerder in de behandeling. leiding belooft nieuwe technieken en nieuw juist probeert af te bouwen (‘je hebt niets materiaal voor supervisoren. De methode bijzonders nodig om een paniekaanval aan te NASLAGWERK omvat een individuele behandeling van kunnen’). Nieuwe technieken heb ik niet ontdekt, maar ongeveer twaalf sessies die ook in een groep Hierna volgen de denkvaardigheden, cognitieve de boeken zijn zeer bruikbaar, vooral als naslag- gegeven kan worden. Een grote kracht van het interventies. Naast de standaard uitdaagtech- werk en bij supervisie. Een goede service van de protocol is de uitgebreide aandacht voor nieken wordt hier aandacht besteed aan de uitgever is het gemakkelijk kunnen downloaden psycho-educatie in het begin van de behande- ergste paniekaanval die iemand ooit heeft van de registratieformulieren die bij de behande- ling, een stap die vaak te weinig aandacht gehad. Die wordt opnieuw geanalyseerd om er ling gebruikt worden. Voor de behandeling van krijgt maar juist heel belangrijk is om patiënten inzicht in te krijgen en zodoende minder tegen cliënten ga ik vooral de formulieren gebruiken, te motiveren. toekomstige paniekaanvallen op te hoeven zien. maar dan in een andere volgorde. 41 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 BOEK P. EMMELKAMP & C.A.L. HOOGDUIN (2013) DOOR: Hester den Hartog VAN MISLUKKING NAAR SUCCES IN DE PSYCHOTHERAPIE Klinisch psycholoog/psychotherapeut, Riagg Rijnmond, Schiedamtevens eigen praktijk in Gouda Amsterdam: Boom, 652 p., € 74,50 Het ziet eruit als een bijbel, voelt als een bijbel en het wijst ons de weg van mislukking naar succes in de psychotherapie. Nee, op bescheidenheid kan men het nieuwe boekuit de ‘Hoogduinstal’ niet betrappen. VOORAL AS I alleen ter sprake onder de noemers comorbidi- Het is bedoeld als aanvulling op het even In deel II worden van twintig min of meer teit, lastige interactiestijlen en het motiveren lijvige ‘Protocollaire behandelingen in de protocollaire behandelingen de valkuilen, van patiënten. Alleen de borderline persoon- ambulante geestelijke gezondheidszorg’ mislukkingen en oplossingen besproken door lijkheidsstoornis wordt apart besproken, en (Amsterdam, 2004) en besteedt ruim diverse auteurs, allen specialist in de desbetref- daarvan ook maar één behandeling, de aandacht aan mislukkingen in psychothera- fende therapie. Nadeel is dat de hoofdstukken dialectische gedragstherapie. Heel jammer dat peutische behandelingen. Dat is natuurlijk nogal verschillen qua opzet, diepgang en niveau. er geen aandacht is voor de cluster A en cluster prijzenswaardig, helemaal als je bedenkt Wat opvalt, is dat er ruime aandacht is voor de C persoonlijkheidsstoornissen en de moeilijk- dat gemiddeld een op de drie behandelingen zogenaamde as I-stoornissen, met name de heden in de behandeling daarvan. Ik had het niet succesvol wordt afgesloten. angststoornissen. Verder worden maar liefst logisch gevonden als andere evidence-based twee hoofdstukken gewijd aan de depressieve behandelingen, zoals schematherapie, TERUGVALPREVENTIE stoornis, namelijk een hoofdstuk over cognitieve mentalization based treatment en transference Het boek opent met een aantal algemene therapie en een over interpersoonlijke therapie. focused therapy hier ook een plek hadden hoofdstukken: over het belang van motiveren De keuzes van de auteurs neigen behalve naar gekregen. van patiënten, over het gebruik van Routine de as I-stoornissen ook naar de meer ‘exotische’ Outcome Monitoring, over het gebruik van stoornissen, zoals conversie, tics en primair ACCEPTEREN socratisch motiveren. Verder gaat het over vaginisme. Natuurlijk zijn deze stoornissen De voorkant van het boek toont een mooi et management van een behandeling en het relevant, moeilijk te behandelen en daarom schilderij: ‘De Messiaansche verwachting’. gebruik van evaluaties, waarbij naast het verdienen zij aandacht in een boek als dit. Vraag is wat de auteurs hiermee bedoelen. intaketeam ook een outtaketeam aanbevolen Hopelijk dat we als hulpverleners, nadat we wordt. Ook wordt een hoofdstuk gewijd aan DIALECTISCHE GEDRAGSTHERAPIE de behandeling zo goed mogelijk hebben de rol van etnische invloeden in mislukte Het hele spectrum van de as II-stoornissen uitgevoerd, ook moeten accepteren dat niet behandelingen. Afgesloten wordt met een komt er echter zeer bekaaid vanaf. Deze toch iedereen beter wordt. We zijn tenslotte de pleidooi voor terugvalpreventie. veel voorkomende stoornissen komen eigenlijk Messias niet. 42 WETTEN | AAN DE SLAG MET DE JEUGDWET WETTEN NIEUWE WET- EN REGELGEVING VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. DEZE SERIE STAAT ONDER REDACTIE VAN ADGER HONDIUS EN REMBRANDT ZUIJDERHOUDT. Alice Broersma, jurist bij Accare [email protected] AAN DE SLAG MET DE JEUGDWET Op 1 januari 2015 gaan de regels in de jeugd-ggz flink veranderen. Dan treedt de Jeugdwet in werking. Het huidige jeugdzorgstelsel gaat over de kop. De colleges van B&W van de 403 gemeenten worden straks verantwoordelijk voor alle jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringmaatregelen voor de jeugdigen en gezinnen in hun gemeente. Dit omvat de huidige jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking en de jeugd-ggz. - 43 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 van zorgverzekeraar is “ Switchen gemakkelijk, maar verhuizen voor de gewenste zorg gaat ver ” JEUGDHULPPLICHT De Zorgverzekeringwet en de AWBZ zijn straks niet meer van kracht van de jeugdige, het gezin en het netwerk het beste kan toepassing op minderjarigen. Het recht van kinderen op zorg worden ingezet. De gemeente neemt een 'verleningsbeslissing' wordt vervangen door een jeugdhulpplicht voor de gemeente. nadat een deskundige heeft beoordeeld dat de jeugdige en het De gemeente moet zorg dragen voor de noodzakelijke jeugd- gezin er op eigen kracht niet uitkomen en dat daadwerkelijk hulp, ongeacht of het budget nu op is of niet. Maar in de jeugdhulp nodig is. Deze beoordeling kan bijvoorbeeld praktijk zal het niet nakomen van deze plicht door de gemeente plaatsvinden in een sociaal wijkteam. Ook de gecertificeerde alleen via bezwaar- en beroepsprocedures aan te vechten zijn instelling kan bepalen welke jeugdhulp nodig is in het kader en niet iedereen is daartoe in staat of bereid. van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering- De opmerking ‘Bij de jeugdzorg worden jongeren niet meer maatregel. naar de psychiater gestuurd, maar naar de voetbalclub’ van Als jeugdigen en ouders het niet eens zijn met de verleningsbe- burgemeester Jorritsma van Almere zorgde voor grote onrust. slissing dan kunnen ze een bezwaarprocedure starten bij de Staatssecretaris Van Rijn van VWS haastte zich te benadrukken gemeente, zo nodig een beroepsprocedure bij de kinderrechter dat iedereen die dat nodig heeft via de huisarts of de gemeente en hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. recht op de juiste zorg heeft. Of een cliënt recht op een second De status van de wijkteams moet goed worden bekeken.1 Veel opinion heeft en hoe ruim de keuzevrijheid van de cliënt zal teams bestaan uit zorgverleners die in dienst blijven bij hun zijn, behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeente. Verschillen eigen werkgever. Bij wie ligt dan de verantwoordelijkheid? Bij tussen gemeenten en daarmee rechtsongelijkheid is een wie kunnen cliënten een klacht indienen? Wie is aansprakelijk? mogelijk risico. Switchen van zorgverzekeraar is gemakkelijk, Wie meldt bij het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en maar verhuizen voor de gewenste zorg gaat ver. De jeugd-ggz Kindermishandeling? En wie hakt de knopen door bij verschil- krijgt straks te maken met eisen en regels die per gemeente len van inzicht? Hoe is de privacy van cliënten gewaarborgd? (voor de zorg aan minderjarigen) én per zorgverzekeraar (voor Welke eisen worden er gesteld aan de deskundigheid van de zorg aan cliënten vanaf 18 jaar) kunnen verschillen. Dit kan degene die de beoordeling doet? leiden tot een toename van bestuurlijke drukte en regeldruk, terwijl dat juist niet de bedoeling is van de Jeugdwet. VERWIJSMOGELIJKHEID De verwijsmogelijkheid van artsen en medisch specialisten TOEGANG blijft behouden. Huisartsen, medisch specialisten en jeugd- De gemeente is alleen gehouden een voorziening voor artsen mogen straks verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp te treffen als de jeugdige en zijn ouders er op eigen jeugdhulp. De gemeente moet deze verwijzing accepteren kracht niet uitkomen en jeugdhulp nodig is. In een ‘keukenta- en de jeugdhulp vervolgens ook toegankelijk maken. Wel zijn felgesprek’ wordt eerst in beeld gebracht wat de hulpvraag is, er drempels. De jeugdhulp wordt namelijk alleen vergoed als hoe de persoonlijke situatie is en op welke manier de eigen de arts verwijst naar een door de gemeente gecontracteerde 44 WETTEN | AAN DE SLAG MET DE JEUGDWET jeugdhulpaanbieder. Als de noodzakelijke zorg daar niet kan behandeling van het wetsvoorstel Verplichte GGZ worden geboden kan de gemeente alsnog een ander contrac- afgewacht (dat overigens nog nauwelijks lijkt aan te sluiten bij teren of een PGB geven. De jeugdhulp moet bovendien de Jeugdwet). Dit wetsvoorstel ligt op dit moment bij binnen de kaders blijven van de gemeentelijke verordening de Tweede Kamer. en het contract tussen de gemeente en jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld over de vorm van jeugdhulp, de frequentie en PRIVACY de termijn). De artsenverwijzing is verankerd in de Jeugdwet Gemeenten krijgen straks ontzettend veel gegevens over als het gaat om individuele gevallen, maar gemeenten hebben burgers en veel ouders zijn bang dat gemeenteambtenaren wel mogelijkheden om verwijsgedrag te beïnvloeden. straks toegang krijgen tot medische dossiers of gegevens van verschillende domeinen aan elkaar zullen koppelen. Het be- SAMENHANG MET ANDERE WETGEVING roepsgeheim blijft echter in de volle omvang bestaan. Het Sommige wetten gelden straks niet meer voor de jeugd-ggz, beroepsgeheim uit de WGBO en de BIG kan echter botsen met zoals de Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen (WKCZ), andere doelen en invulling van de Jeugdwet, zoals verdergaan- de Kwaliteitswet Zorginstellingen, de Wet Medezeggenschap de samenwerking en inrichting van sociale wijkteams. Daar- Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) en de Wet op de Jeugd- naast worden de verplichtingen en mogelijkheden voor zorg. De inhoud van deze wetten is weliswaar grotendeels gegevensuitwisseling uitgebreid. Er staat een informatiever- overgezet in de Jeugdwet, maar door het gebruik van andere plichting aan de gezinsvoogd in het wetvoorstel herziening terminologie en de plaatsing van het kwaliteitskader in kinderbeschermingsmaatregelen (verwachte inwerkingtreding een andere context krijgen sommige regels een andere ook op 1 januari 2015). In de Jeugdwet wordt de Verwijsindex uitwerking in de praktijk. De Wet Beroepen in de Individuele Risicojongeren uitgebreid met een gezinsfunctionaliteit, dit Gezondheidszorg (BIG) en de Wet Geneeskundige Behande- houdt in dat bij een melding ook de kinderen van dezelfde lingsovereenkomst (WGBO) blijven wel van toepassing op ouders of kinderen die op hetzelfde adres wonen getoond de jeugd-ggz. Daar waar sprake is van geneeskundige worden. Persoonsgegevens moeten aan de gemeente worden behandeling geldt de WGBO in plaats van § 7.3 van de verstrekt in plaats van aan de zorgverzekeraar, ten behoeve Jeugdwet, de paragraaf over toestemming, dossier en van de facturering en ten behoeve van beleidsinformatie. Er privacy. Jeugd-ggz is geneeskundige behandeling in de zin rust een belangrijke taak bij behandelaars in de jeugd-ggz om van de WGBO, ook als deze behandeling wordt uitgevoerd niet alleen het beroepsgeheim goed te bewaken maar ook door niet-artsen. vooral de waarde van het beroepsgeheim steeds te benadruk- De Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen ken in de contacten met gemeenten en collega-zorgaanbieders. (BOPZ) blijft van toepassing op gedwongen jeugd-ggz, ook Het beroepsgeheim is niet alleen een last maar kan juist in het al valt deze straks onder de verantwoordelijkheid van de belang zijn van kinderen om hun ouders te helpen om de gemeente. Het is de bedoeling dat de wetgeving voor de veiligheid voor hun kinderen te vergroten. 2 gesloten jeugdzorg en de gedwongen jeugd-ggz later wordt Aan de slag met de Jeugdwet zal een spannende zoektocht geharmoniseerd. Daarvoor wordt eerst de parlementaire worden. NOTEN 1 Zie http://kennisnetjeugd.nl/blog/69-juridische-aansprakelijkheid-in-wijkteams-onderbelicht 2 Broersma A. (blog van Cecile van Houdt). Kind en Adolescent Praktijk 2013; (3): 99-100. 45 De waarde van het beroepsgeheim. MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 DE MEESTERPROEF DE MEESTERPROEF VAN AD APPELS WAT BLIJFT ER IN HET LICHT VAN DE GESCHIEDENIS OVER VAN EEN PROMOTIEONDERZOEK? Ad Appels herleest zijn proefschrift uit 1975: Screenen als methode voor preventie in de geestelijke gezondheidszorg. Amsterdam: Swets & Zeitlinger; 1975. Universiteit van Rotterdam. Promotor: prof. Dr. C.J.B.J. Trimbos. I In 1968 werd psychiater Kees Trimbos aan de zojuist opgerichte medische faculteit van Rotterdam benoemd tot hoogleraar Preventieve en Sociale Psychiatrie. In januari 1969 mocht ik lid worden van zijn staf. Op mijn eerste werkdag gaf hij mij het boek van L. Srole et al. ‘Mental Health in the Metropolis’ te lezen, een groot onderzoek naar de prevalentie van psychische klachten in een grote stad.1 Hij wilde een soortgelijk onderzoek in Rotterdam gaan doen. Dit plan stuitte op drie problemen. Er was geen gestandaardiseerd en gevalideerd instrument beschikbaar, de kosten voor het laten uitvoeren van interviews door ervaren psychiaters leken onbetaalbaar, en er was noch in de medische faculteit noch op de economische hogeschool (die even later zouden fuseren tot de Erasmus Universiteit) een computer beschikbaar waarmee kwantitatieve analyses uitgevoerd konden worden. 46 DE MEESTERPROEF | AD APPELS HET DELFTSE ONDERZOEK De DV bleek positief samen te hangen met de door studenten Niets is zo belangrijk voor een goed onderzoek als een heldere subjectief ervaren wenselijkheid van hulp door een arts of vraagstelling. De concrete vraag van de studentenartsen psycholoog, het oordeel van de studentenarts, en met het maakte het niet moeilijk om de opdracht helder te omschrijven oordeel van een psychiater. Dit bevestigde de validiteit van de als: ‘Maak een handzaam instrument om studenten op te vragenlijst. Het optimale cutting-point bleek te liggen tussen sporen die vanwege psychische problemen gebaat zijn met een het 92e en 93e percentiel. Dit houdt in dat acht procent van gesprek met de studentenarts. Het instrument hoeft niet aan de studenten voor een gesprek werd uitgenodigd. te geven wat er aan de hand is, maar moet wel een valide Evaluatiestudies van de gesprekken die de studentenartsen met indicator zijn dat er wat aan de hand is.’ de hoogscoorders hadden, lieten zien dat er geen syste- Gestart werd met het samenstellen van een brede itempool. matische negatieve bij-effecten aan het programma verbonden Na verwijdering van items met een zeer scheve verdeling werd waren en dat de studenten en de artsen overwegend positief met behulp van een hiërarchische clusteranalyse een homo- in hun oordeel waren. De belangrijkste winst lag in de hulp of geen cluster gedistilleerd van 41 items. Deze werden later steun die na het gesprek gegeven kon worden en in de anticipe- gereduceerd tot 33 items waaraan de naam ‘Delftse Vragenlijst’ rende begeleiding. Veel studenten kwamen in de latere jaren (DV) gegeven werd. terug op het gesprek. - 47 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 NA DE PROMOTIE De bevinding dat de emotionele problematiek van de Delftse studenten tijdens de studie toenam, veroorzaakte enige beroering. Was de TH een neurotiserende omgeving? Zo ja, moest daar niet wat aan gebeuren? De voorzitter van het college van bestuur van de TH was ook lid van de Eerste Kamer en vroeg de minister van Onderwijs wat hij van mijn proefschrift vond. Enige weken later antwoordde de minister dat hij het proefschrift gelezen had en dat hij het goed vond. Ook de COTAN, een commissie van het Nederlands instituut van Psychologen die alle nieuwe testen beoordeelde, gaf een zeer gunstige beoordeling van de DV. Kort na de promotie kreeg ik een telefoontje van het ministerie van Defensie. Of de DV ook geschikt zou zijn voor het selecteren van rekruten die wegens emotionele instabiliteit niet geschikt waren voor de militaire dienst. Na enig overleg besloot het ministerie de DV voor dat doel te gaan gebruiken. VOORSPELLENDE WAARDE VAN SCREENING Men heeft dat volgehouden tot het moment waarop de Belangrijk was de bevinding dat de DV voorspellende waarde dienstplicht werd afgeschaft. had: studenten die in de eerste drie jaar de studie staakten of Het eerste grootschalig onderzoek met de DV werd uitgevoerd achter raakten op het officiële studieprogramma, hadden bij door Gerard Nijhof, een collega van het instituut voor preven- aankomst een hogere score op de DV dan zij die hun studie met tieve en sociale psychiatrie. In zijn onderzoek naar sociale succes vervolgden. Niet minder belangrijk was de bevinding dat ongelijkheid en geestelijke gezondheid constateerde hij dat de de studenten die in 1969 aankwamen in hun derde jaar signifi- groep met de meeste klachten gevormd werd door de groep cant hogere scores op de DV hadden. Daarover later meer. met de laagste sociaaleconomische status. Zijn onderzoek was Omdat het onderzoek ook gericht was op het ontwikkelen van een van de eerste, zo niet het eerste, van een lange nog steeds een vragenlijst die in bevolkingsonderzoek bruikbaar was, werd doorgaande reeks van studies over morbiditeit en mortaliteit in het uitgebreid met een onderzoek in een huisartsenpraktijk te relatie tot sociaaleconomische status. Rotterdam. Om de validiteit van de DV in deze groep te bepalen maakte de huisarts een lijst met de namen van die mensen waar- PREVENTIE OF MEDICALISERING? van hij vermoedde dat zij een hogere score op de DV zouden Na vijf jaar werd het stiller rond de DV. De idee van screenen behalen. De door hem aangewezen groep bestond uit mensen als methode voor preventie in de geestelijke gezondheidszorg die a) vanwege emotionele problemen op het spreekuur komen, sloeg niet aan. De eerste twijfels aan het nut van screenen b) vaak op het spreekuur komen zonder dat er somatisch waren wij al tegengekomen tijdens het onderzoek in de aantoonbare klachten zijn, of c) vaker komen dan met hun kwaal huisartsenpraktijk. De vragenlijst had enkele gevallen van te verwachten is. De DV werd toegezonden aan alle personen ernstige psychische problematiek aangewezen die aan de van 17 jaar en ouder die in de praktijk stonden ingeschreven. huisarts onbekend waren. Dat bleken vooral jongere personen Een vergelijking van de door de huisarts geselecteerde groep te zijn. De huisarts had echter tijd noch middelen om iets met met de andere respondenten toonde aan dat de huisarts geen deze informatie te doen. Ook de studenten van de TH reageer- toevallige selectie gemaakt had. Hun gemiddelde score was den steeds lauwer. Vanwege de toenemende non-respons significant hoger. De DV bleek dus ook valide te zijn wanneer staakten de studentenartsen het screeningsprogramma. die in andere groepen dan studenten gebruikt werd. 48 DE MEESTERPROEF | AD APPELS Voor bevolkingsonderzoek zijn inmiddels betere instrumenten beschikbaar; beter omdat zij meer informatie geven over de aard van de aandoening. Blijft de vraag of screenen als methode voor preventie in de geestelijke gezondheidszorg een bruikbaar idee is. Al voor mijn promotie zeiden tegenstanders dat deze methode mensen AD APPELS (1938) studeerde cultuurpsychologie bij H. Fortmann in Nijmegen. In 1969 werd hij lid van de staf van het instituut voor preventieve en sociale psychiatrie te Rotterdam, geleid door prof. die tobben over hoe de wereld in elkaar zit, tot patiënt maakt; Trimbos, bij wie hij in 1975 promoveerde. dat sociale problemen tot medische problemen gemaakt In 1976 werd hij hoofdmedewerker en in worden; dat zij die voor een gesprek worden uitgenodigd, 1980 hoogleraar aan de afdeling Medische zichzelf gaan etiketteren als zwak en labiel; dat de top-down- Psychologie van de Universiteit Maastricht. benadering het systeem van machteloosheid versterkt; dat de Te Maastricht richtte hij zijn onderzoek op neurose het zout in de pap is en deze methode mensen van de relatie tussen stress en hartziekten. hun creativiteit berooft; dat de eenvoudige vraag ‘Zou U een gesprek willen?’ effectiever en respectvoller is dan een vragenlijst. Wij zijn in de inmiddels uitvoerige database zo goed als mogelijk nagegaan of een of meerdere van deze bezwaren empirisch ondersteund konden worden. Dat bleek niet het geval. Maar dat kon het gevoel van onbehagen niet wegnemen, zoals tegenwoordig ondanks alle onderzoeken bij velen gevoelens van onbehagen blijven bestaan over screenen voor borst- of darmkanker. Ik blijf voorstander van onderzoek dat een helpende hand uitsteekt. DAT DE EMOTIONELE PROBLEMATIEK VAN DE DELFTSE STUDENTEN TIJDENS DE STUDIE TOENAM VEROORZAAKTE ENIGE BEROERING LITERATUUR 1. Strole L, Lagner T, Michael S, et al. Mental Health in the Metropolis. New York: Mc Graw-Hill; 1962. 49 MGV | JAARGANG 69 | NUMMER 03 | MEI 2014 BIJBLIJVEN VERZINT U UW SYMPTOMEN OF OVERDRIJFT U ZE? DE LEESSUGGESTIE VAN MICHIEL HENGEVELD: Allen Frances. Psychiatrische diagnostiek – de essentie. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds, 2013, 253p., ¤ 39,95. En hij heeft zeker gelijk als hij stelt dat de DSM geen ‘diagnostische bijbel’ is voor de psychiatrie. Alleen beweert de DSM-5 dat D ook niet. De DSM-5 is een zo betrouwbaar en evidence-based mogelijk classificatiesysteem, geen diagnostisch systeem. Psychiatrische diagnostiek omvat immers meer dan het afvinken De lezer heeft wellicht het televisieprogramma Labyrint van classificatiecriteria, namelijk het op individueel niveau van 7 april 2013 gezien waarin Allen Frances optrad vaststellen van een etiopathogenetische reconstructie en de (uitzendinggemist.nl/afleveringen/1336179). Hij was de behandelindicatie. voorzitter van de Task Force voor de DSM-IV, maar nu Nog voor de DSM-5 uitkwam heeft Frances zijn eigen ‘Essentials vooral bekend als de felste tegenstander van de DSM-5. of Psychiatric Diagnosis’ geschreven, in het Nederlands vertaald Ik vond zijn optreden een tikje gênant, omdat het iets met een even pretentieuze titel. Het bevat geen classificatiecri- deerniswekkends heeft als iemand openlijk kritiek heeft teria, maar prototypische beschrijvingen van overigens wel op het werk van zijn opvolgers, maar vooral omdat hij zich vrijwel alle psychiatrische stoornissen uit de DSM-5, telkens liet filmen, gebruind in zijn zwembroek, op zijn home- voorafgegaan door een screeningsvraag en gevolgd door trainer en in het zwembad bij zijn appartement in Florida. differentiële diagnoses die moeten worden uitgesloten. Hij beweerde zelf een paar DSM-5-stoornissen te hebben, Het idee om een diagnose te formuleren in de vorm van een bijvoorbeeld een ernstige depressie. Daarmee wilde hij narratieve beschrijving sluit aan bij hoe we in de praktijk werken. onderstrepen dat de DSM-5 te lage drempels heeft voor Bij mijn geregelde kritiek op het DSM-systeem heb ik hier ook het stellen van psychiatrische diagnoses. vaak voor gepleit. Het maakt onze diagnoses meer valide (dus meer aansluitend bij de werkelijkheid van de patiënt), maar Intussen heb ik de DSM-5 goed kunnen bestuderen, en ben natuurlijk wel minder betrouwbaar. Het is alleen al om dit laatste ik het niet met hem eens. De drempel om een psychiatrische geen echt alternatief voor de DSM-5, die in mijn ogen altijd voor- stoornis aan iemand toe te kennen is niet verlaagd, in tegen- al bedoeld is voor wetenschappelijk onderzoek op groepsniveau deel. Ik weet zeker dat Frances geen classificatie ‘depressieve en ten onrechte ‘pervasief’ is doorgedrongen in de klinische stoornis’ zal krijgen, omdat hij duidelijk geen lijdensdruk of praktijk (en de DBC’s!). functionele beperkingen ervaart. Dat laatste is een voorwaar- De screenvragen, ten slotte, die Frances suggereert, zijn soms de voor alle stoornissen in de DSM-5. wel erg lachwekkend: ‘Hebt u angstsymptomen die gerelateerd Toch deel ik zijn kritiek tot op zekere hoogte. Ook ik heb zo mijn zijn aan een somatische aandoening?’; ‘Sticht u brand?’; ‘Verzint twijfels over de validiteit van de nieuwe 'stoornissen’. u uw symptomen of overdrijft u ze?’ 50 next level publishing UW MERK IN DE SPOTLIGHT? ADVERTEREN? VOOR MEER INFORMATIE OVER ADVERTEREN IN MGV KUNT U CONTACT OPNEMEN MET GEERT JANUS VAN PERFORMIS BV DOOR 073 689 5889 TE BELLEN OF TE MAILEN NAAR [email protected] MGV is een crossmediale uitgave voor professionals in de ggz en verslavingszorg. Het is een forum waar professionals uit alle ggz-disciplines onderling of met bestuurders, cliënten of zorgverzekeraars het debat aangaan over de inhoud van hun vak en 51 over de taken van de ggz in de samenleving. MGV verschijnt 6 x per jaar in print in een oplage van 1.650 exemplaren.